Samenvatting Overheid en Privaatrecht
Alle hoorcolleges + werkgroepuitwerkingen +
oefententamen + literatuur
Vrije Universiteit Amsterdam
2021
1
,Inhoud
Deze samenvatting bestaat uit de hoorcolleges en werkgroepen van het vak Overheid en
Privaatrecht (R_OvPrivM) aan de VU. Aan het eind van elk college zal een korte samenvatting
van de voor die week relevante literatuur worden gegeven. Het is echter aan te raden de
literatuur zelf ook op te zoeken.
Colleges
College 1: Inleiding: de verhouding tussen publiek- en privaatrecht; soorten bestuurs-
handelingen
College 2: Wanneer mag de overheid privaatrechtelijk handelen?
College 3: Welk recht is op het privaatrechtelijk overheidshandelen van toepassing?
College 4: Openbare zaken
College 5: Overheidsovereenkomsten
College 6: Privaatrechtelijke overheidsrechtspersonen
College 7: De verhouding tussen publiek- en privaatrecht: multifunctioneel en context-
afhankelijk
Oefententamen met antwoorden
Tentamen 2021
2
,College 1
Inleiding: de verhouding tussen publiek- en privaatrecht; soorten
bestuurshandelingen
Literatuur
- P.J. Huisman & F.J. van Ommeren, Hoofdstukken van privaatrechtelijk
overheidshandelen, Hoofdstuk 8 Het onderscheid tussen publiek- en privaatrechtelijke
rechtshandelingen.
Lezen
- P.J. Huisman & F.J. van Ommeren, Hoofdstukken van privaatrechtelijk
overheidshandelen, Paragraaf 2.1 t/m 2.6 De verhouding tussen publiek- en privaatrecht:
geschiedenis en visievorming.
- P.J. Huisman & F.J. van Ommeren, Hoofdstukken van privaatrechtelijk
overheidshandelen, Hoofdstuk 3 De overheid als publiekrechtelijke rechtspersoon.
Inleiding
Onderwerpen dit college:
- De drie kernvragen van dit vak;
- Verdeling van rechtsmacht: besluitbegrip
Als je weet dat je van doen hebt met een publieke of privaatrechtelijke rechtshandeling, dan
schuif je door naar de vraag, ‘stel dat het privaatrechtelijk is, mag dat dan?’ Die vraag gaan we
volgende week behandelen. We vertrekken eerst bij de vraag of het privaat- of publiekrechtelijk
is en de vervolgvraag is dus, ‘mag dat dan wel?’ De derde vraag is dan, ‘welk recht is op die
rechtsbetrekking van toepassing?’
Tegen de achtergrond van die drie vragen kun je allerlei uiteenlopende verschillende
vragen/thema’s aan de orde stellen. Hier gaan we een aantal kernonderwerpen behandelen. In
week 4 komen de openbare zaken. Als je dat beheerst, dan kan je van daaruit goed kijken naar
de contracten die de overheid sluit. Dat doen ze niet alleen op basis van de eigendomstitels,
maar ook andere (later te behandelen) titels. Dat is week 5. Behalve het gebruik van je eigendom
en gebruik van je contractenrecht, kan de overheid ook iets anders doen. De overheid kan ook
andere organisaties oprichten. De overheid kan gebruikmaken van rechtspersoonlijkheid. Dat
is week 6. Het zevende en laatste onderwerp doen we iets korter. Dan kijken we nog naar de
handhaving langs privaatrechtelijke weg. We behandelen dus drie hoofdvragen en vier
instrumenten: (1) eigendom, de openbare zaken, (2) contractenrecht, (3) de rechts-
persoonlijkheid en (4) handhaving. Dat bedden we in, in een wat groter geheel en dat is de meer
abstracte vraag; hoe moet ik die verhouding tussen publiek en privaat nu zien?
De drie kernvragen van dit vak
1. Wat voor soort bestuurshandeling?
2. Is privaatrechtelijke weg toegestaan?
3. Welk recht is erop van toepassing?
Je moet het in samenhang zien. Als je een casus krijgt, dan staat daar niet bij ‘dit is een
privaatrechtelijke/bestuursrechtelijke/strafrechtelijke casus’. Dat moet je zelf traceren. En dat
doen wij niet zo vaak, want in het onderwijs word je ingedeeld in een bepaald vak en als je bij
bijvoorbeeld strafrecht zit, dan weet je dat je casus ook daarover gaat. Hier proberen we dat iets
breder te benaderen. We krijgen gewoon een casus en dan moeten wij ons afvragen of het
3
, publiekrechtelijk of privaatrechtelijk is. Het gaat wel altijd over de overheid. Die speelt altijd
een rol.
Als je weet met wat voor bestuurshandeling je te maken hebt, kan je door naar de tweede vraag
over geoorloofdheid. Als het antwoord op die tweede vraag is, ‘het is publiekrechtelijk’, dan
valt het buiten de kaders van dit vak. Straks gaan we dieper op het onderscheid in. Is het wel
een privaatrechtelijke rechtshandeling, komen we uit bij de tweewegenleer. Dan is het de vraag
in hoeverre je privaatrechtelijk mag handelen en die vraag wordt beantwoord aan de hand van
het criterium van de onaanvaardbare doorkruising. Maar, dat is niet het enige criterium, we
gaan ook wat kijken naar de andere criteria (week 2 e.v.). Dit college is alleen even de harde
kern, een overzicht.
Stel dat het een privaatrechtelijke rechtshandeling is en dat dat ook mag, dus dat hij door de
sluis van de onaanvaardbare doorkruising heen komt, dan is de derde vraag welk recht erop van
toepassing is. Als je dat in Frankrijk zou vragen, zou een Fransman zeggen, ‘je zit in het
privaatrecht dus het burgerlijk recht is van toepassing’ en dat is goed voor hun doen. Maar in
NL doen we het iets anders. We zeggen niet dat uitsluitend het burgerlijk wetboek hierop van
toepassing is. In NL gaan we ervan uit dat ook regels van publiekrechtelijke herkomst erop van
toepassing zijn. Dus we maken niet een hele grote scheiding in twee werelden, waarbij je echt
moet kiezen. We zeggen, ook voor toepasselijk recht is het zo, dat er zowel regels van
publiekrecht en privaatrecht, min of meer tegelijkertijd, ook van toepassing kunnen zijn. Dat
roept weer allerlei eigen vragen op die de zaken compliceren. Dat doen we in week 3.
Soort bestuurshandeling I
Wanneer is een bestuurshandeling publiek- of privaatrechtelijk van aard? Hoe stellen we dat
vast? Daarvan zijn er een aantal vuistregels. In een aantal situaties is dit een heel eenvoudige
vraag. Soms is het heel evident dat je bijvoorbeeld met een publiekrechtelijke rechtshandeling
te maken hebt. In andere situaties is het juist weer evident dat je te maken hebt met een
privaatrechtelijke rechtshandeling van de overheid. In de middencategorie is het weer vaag.
Eerst de hoofdvraag, wanneer is er nou een publiekrechtelijke rechtshandeling? Als je dat nu
snel wil weten. Student: Als die rechtshandeling te definiëren is als een Awb-besluit? Niet fout,
maar, als ik vraag wanneer is een handeling van de overheid publiekrechtelijk? Dan vraag ik
eigenlijk, ‘wanneer is een handeling van de overheid te definiëren als een Awb-besluit? Hoe
kan ik nu heel snel zien of een handeling van de overheid een Awb-besluit is? Dit is even een
snelle regel die in misschien 9 van de 10 gevallen klopt, uitzonderingen daargelaten. Maar het
is goed om eerst even een makkelijk vertrekpunt te hebben. Hoe kan ik dat dus snel zien? In
welke gevallen heb ik te maken met een besluit in de zin van de Awb, oftewel, een
publiekrechtelijke rechtshandeling? Student 2: als die specifiek is? Ja. Als die specifiek is als
het een handeling is die niet door anderen kan worden verricht. Als het een handeling is die
uitsluitend door de overheid kan worden verricht, dan kan je als vuistregel aannemen/dan
is er een goede kans dat dat een publiekrechtelijke rechtshandeling is.
Zie art. 1:3 Awb. We vullen het woordje ‘publiekrechtelijk’ hier dus in. Dus, de eerste
vuistregel is: als de overheid iets doet wat uitsluitend door de overheid kan gebeuren, dan heb
je een hele grote kans dat het publiekrechtelijk is.
Dit is wat anders dan een formeel-juridische redenering, maar het is wel heel handig, het scheelt
veel tijd en werk en als je dan nog twijfelt, kun je meer naar het juridisch-technische gaan.
4