(H1) De Nederlandse verzorgingsstaat
‘een stelsel waarin de overheid zich garant stelt voor noodzakelijk geachte materiële en immateriële
voorzieningen voor alle burgers.’
De verzorgingsstaat begint door de introductie van arbeidswetgeving (Kinderwetje van houten, 1874)
en de sociale wetgeving (Ongevallenwet, 1901).
De ontwikkelingslogica van de verzorgingsstaat is in 4 fase te verdelen:
Fase 1:
De eerste aanzet. Ziekte, ongevallen en invaliditeit vormen in de industrie grote risico’s. Hiertegen
werden de eerste sociale wetten en verzekeringen geïntroduceerd.
Fase 2:
Doelgroep verbreding. Verbreding in de wet- en regelgeving tot niet-industriële arbeiders en zelfs tot
mensen die niet in loondienst werken.
Fase 3:
De sociale regelingen krijgen een nog algemener karakter het is een vangnet geworden voor
iedereen die om welke reden dan ook in financiële nood verkeerd. Uitkeringen werden gekoppeld
aan lonen, waardoor ze met de lonen meestegen of daalden.
Fase 4:
Crisis. Het stelsel van sociale zekerheid kwam onder druk te staan doordat veel mensen er beroep op
deden. Zo kwamen er problemen rondom betaalbaarheid en beheersbaarheid van het stelsel.
De WMO, wet maatschappelijke ondersteuning, kwam in 2007. In deze wet staat dat mensen in
eerste instantie moeten proberen om problemen zelf op te lossen (met hulp van mensen in de naaste
omgeving). Beroep op de overheid kan pas worden gedaan als dat niet lukt.
Doelstellingen en functies van de verzorgingsstaat
Doelstellingen
1. Een garantie van sociale zekerheid voor alle leden van de samenleving.
- Sociale zekerheid is van belang voor degenen die een uitkering ontvangen, het stelt ze in staat om
in
hun levensbehoeften de voorzien.
- Sociale zekerheid leidt ook tot een zekere sociale rust, want de dreiging van onlusten of zelfs een
revolutie wordt door het stelsel beperkt
2. Iedereen is gelijk
3. De wenselijkheid van maatschappelijke integratie van alle leden van de samenleving
,Functies
- Verzorgen
Hulp aan zieken, zwakken, gehandicapten, ouderen en kinderen. D.m.v. (financiële) ondersteuning,
aandacht, begeleiding (medische zorg).
- Verheffen
De mogelijkheden die de verzorgingsstaat mensen biedt om te ontplooien.
- Verbinden
creëren van onderlinge verbondenheid tussen mensen en groepen mensen (sociale cohesie).
- Verzekeren
stelsel van sociale zekerheid dat hieruit voorkomt. Mensen beschikken over een minimuminkomen
wanneer hun gewone inkomen wegvalt als gevolg van werkloosheid of ziekte.
De verzorgingsstaat in internationaal perspectief
Epsing heeft op basis van decommodificatie 3 type verzorgingsstaten:
De liberale verzorgingsstaat
Er is veel ruimte voor de markt, en dus weinig sprake van decommodificatie. De voorzieningen zijn er
minimaal. Mensen krijgen weinig steun, maar de steun die er is is meer gericht op het individu en niet
op het gezin. De VS, UK, Canada en Australië zijn voorbeelden
van een liberale verzorgingsstaat.
De corporatistische verzorgingsstaat
Hier is de ruimte voor de markt beperkter. Sociale rechten van
mensen zijn gekoppeld aan klasse en status. Bescherming van
het gezin is belangrijk, dus sociale zekerheid is niet alleen
gericht op het individu.
Het kostwinnersbeginsel vormt daarbij de grondslag dit
heeft weer als gevolg dat de arbeidsparticipatie van vrouwen
vaak laag is. Er zijn sociale verzekeringen, maar deze zijn niet
gericht op het bevorderen van gelijkheid. Wel zijn ze gericht op
een garantie van sociale zekerheid.
Belgie, Duitsland, Oostenrijk, Italië en Frankrijk zijn
voorbeelden van de corporatistische verzorgingsstaat.
De sociaal-democratische verzorgingsstaat
Heeft het meest uitgebreide stelsel van sociale rechten. Gelijkheid en sociale rechten staan centraal,
niet de markt of het gezin. Deze vorm stelt het individu centraal en bevordert onafhankelijkheid van
inviduen.
er is een streven naar volledige werkgelegenheid voor man en vrouw. Er is een uitgebreid stelsel van
sociale voorzieningen. De arbeidsparticipatie van vrouwen is er hoog dit komt door de uitgebreide
, voorzieningen voor opvang van kinderen en ouderen. Zweden, Noorwegen en Denemarken zijn
voorbeelden van een sociaal-democratische verzorgingsstaat.
Van verzorgingsstaat naar netwerksamenleving
De overheid deed vanaf de jaren ’90 een stapje terug. Hierdoor kregen de provincies en gemeenten
een belangrijke rol in de regie over het welzijnsbeleid. In 2007 werd de WMO opgericht.
Uitgangspunten van de WMO:
- Mensen moeten zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk zijn. Burgers moeten, naar hun vermogen,
verantwoordelijkheid gaan dragen voor zichzelf en hun omgeving.
- De gemeente moet de wettelijke plicht krijgen om mensen te compenseren voor hun beperking,
zodat ze kunnen deelnemen aan de maatschappij.
De WMO wordt uitgevoerd door de gemeenten. Zij krijgen een deel van het budget dat voor de
AWBZ bestemd is en zij mogen daar via de prestatievelden zelf invulling aan geven. Dit zijn de
prestatievelden:
1. Sociale samenhang en leefbaarheid
2. Preventie, advies en cliëntondersteuning
3. Informatie, advies en cliëntondersteuning
4. Ondersteuning mantelzorger en vrijwilligers
5. Voorzieningen voor mensen met een beperking
6. Individuele voorzieningen
7. Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld
8. Bevordering openbare geestelijke gezondheidszorg
9. Bevordering verslavingsbeleid
PGB
Het persoonsgebonden budget werd in 1995 geïntroduceerd door Erica Terpstra (VVD). Vanaf toen
konden mensen die recht hadden op ‘zorg in natura’ vanuit de AWBZ een budget krijgen waarmee ze
zelf hulp konden inroepen.
WMO
Het bleek al snel dat de WMO niet direct leidde tot de gewenste bezuinigingen. gemeenten wordt
geadviseerd om in plaats van dure, individuele zorg over te stappen naar collectieve vormen.
Er moet meer aandacht komen voor wijkgerichte aanpak en er moet meer samenhang komen tussen
gezondheidsbeleid, preventie beleid, jeugdbeleid, huisarts en zorgverzekeraar. De gemeente moet
actief de burgers benaderen die geen ondersteuning willen of niet weten hoe ze dit moeten
aanpakken.