Hoofdstuk 2
2..1
Opbrengst = toerekening van ontvangsten aan een periode
Kosten = De toerekening van uitgaven aan een periode
Winst = opbrengsten minus de kosten
Voorzichtigheidsprincipe = niet te rijk rekenen en niet de winst op voorhand nemen
- Realisatieconventie = afspraak binnen de branche voor het moment waarop een
transactie is voltooid.
- Toerekening van ontvangsten aan een periode, je kunt opbrengst boeken voordat
er een ontvangst is
Confrontatiebeginsel = matching-principe
- kosten van een periode die tot reeds bekende opbrengsten hebben geleid
- confronteren van de kosten tegenover de opbrengsten
Handelsmarge = opbrengst minus de inkoop
Geen uitgave, wel kosten
Stel dat je iets koopt en een factuur ontvangt, maar nog niet betaald. Op basis van het
factuurstelsel moet je je aankoop al wel boeken in de resultatenrekening, omdat het een
kosten is. Aangezien je nog niet betaald hebt, heb je nog geen uitgave gedaan en heb je
een schuld (balans).
Rentebetalingen zijn wel kosten
Geen kosten, wel uitgave
Vervolgens betaald je de factuur. Deze betaling is een uitgave. Doordat je betaald hebt,
heb je geen schuld (balans) meer. Het afboeken van de schuld gebeurt op de balans en
niet in de resultatenrekening, zodat het geen kosten is.
Geen ontvangst, wel opbrengst
Evenzo kan het voorkomen dat je goederen verkoopt of diensten verleent en een factuur
verstuurt aan je klant, maar het geld nog niet ontvangt. Op basis van het factuurstelsel
moet je je verkopen al wel boeken in de resultatenrekening, omdat het een opbrengst is.
Aangezien je nog geen geld van je klant hebt ontvangen, is er nog geen sprake van een
ontvangst en heb je een vordering (balans).
Geen opbrengst, wel ontvangst
Vervolgens ontvang je het geld van je klant. Hierdoor heb je alles van de klant ontvangen
en heb je geen vordering (balans) meer. Het afboeken van de vordering gebeurt op de
balans en niet in de resultatenrekening, zodat het geen opbrengst is.
Een ontvangst van een lening is nooit een opbrengst
Geen uitgave, wel kosten
Vervolgens wordt de auto ouder, begint te slijten en wordt minder waard. Als je schat dat
de auto 10 jaren mee zal gaan, moet je dus elk jaar 1/10 afschrijven. Afschrijvingen zijn
,geen uitstroom van geld en dus geen uitgave. De afschrijvingen boek je in je
resultatenrekening als kosten. Afschrijvingen zijn dus geen uitgaven, maar wel kosten.
Geen opbrengst, wel ontvangst
Stel dat je € 10.000 leent van een familielid. Je ontvangt dus € 10.000 op je bank (balans)
en je hebt een schuld (balans) van € 10.000 aan dat familielid. Deze handeling verwerk je
dus niet in je resultatenrekening, zodat je geen opbrengst hebt. Wel heb je het geld
ontvangen op je bank, zodat het wel een ontvangst is. Een schuld aangaan is dus geen
opbrengst, maar wel een ontvangst.
Geen kosten, wel uitgave
Vervolgens wil je familielid zijn/haar geld in 10 jaren terug hebben. Je moet dus elk jaar
1/10 terug betalen. Doordat je jaarlijks geld moet terug betalen, neemt zowel je banksaldo
als je schuld af. Beide staan op de balans, zodat er geen sprake is van kosten. Aangezien
er wel geld uit je onderneming stroomt, is er wel sprake van uitgaven.
2.2
Resultatenrekening = worden de kosten en omzet gepresenteerd
Kasstroomoverzicht = of de gepubliceerde omzet ook daadwerkelijk leidt tot geld in de
kassa
Vermogensverschaffer = iemand of een organisatie die het bedrijf een vermogen (eigen
of vreemd ) financiert.
- Wordt vaak gebruik voor een inverstering (bijv. marketingcampagne)
Tijdsvoorkeur van geld = principe achter het bepalen van een vermogenskostenvoet (de
gemiddelde rentepercentage die het bedrijf moet betalen bij een geleend bedrag)
Vermogenskostenvoet = een minimaal bedrag dat je per jaar wilt verdienen
Principe van tijdsvoorkeur = de voorkeur voor eerder beschikbare bedragen in plaats van
op een later moment (vaak om opnieuw een inverstering te doen)
Het principe van tijdsvoorkeur van geld = de voorkeur om een betaling op een later
moment te doen (geld kun je houden kun je nog gebruiken om meer opbrengst te
behalen)
→ 2 manieren om dit te vergelijken
- eindwaarde van een bedrag of reeks bedragen te berekenen en die met elkaar te
vergelijken
- alle bedragen uit de toekomst naar een begintijdstip brengen. Deze vorm is het
berekenen van de contante waarde van een bedrag of reeks bedragen
Voor de berekening van de eindwaarde of de contante waarde is het van belang of je
uitgaat van enkelvoudige interest of samengestelde interest
Enkelvoudige interest (rente) = wil zeggen dat de vergoeder van de rente geen rente
vergoed over de rente
Samengestelde interest (rente) = wordt verondersteld dat er wel rente wordt vergoed
over de te ontvangen rente
,(Voor berekeningen met rentepercentage moet je in principe altijd uitgaan van
samengestelde rente)
Eindwaardeberekening eenmalige storting
, Eindwaardeberekening eenmalige storting over een langere periode
Eindwaardeberekening periodieke storting
De eindwaarde na periodieke stortingen hang af van vooraf storten of achteraf storten
(voornamelijk de eerste storting hangt af)
Vooraf storten = beginnen met storting (t = 0)
Achteraf storten = als de eerste storting aan het eind van het eerste jaar wordt gedaan (t =
1)
(Het is de formule maar dan na elke storting)