Overzicht taal begrippen
Domein 1: mondelingen taalvaardigheid
- Luisterdoelen: iets willen weten, gevoel willen ondergaan, mening willen vormen,
handeling willen uitvoeren, spel willen spelen
- Luisterstrategie: globaal luisteren (grote lijn volgen), intensief luisteren (details ook
belangrijk), gericht (specifiek iets), kritisch (mening vormen)
- Spreekdoelen: amuseren, informeren, instrueren, overtuigen
- Spreekstrategie: oriënteren, reflecteren, monitoren en evalueren
o Hieronder ook kiezen van vorm of type taalgebruik
- Sociale taalfuncties: zelfhandhaving (iets/ zelf verdedigen/ beschermen), zelfsturing
(handelingen ordenen), sturing anderen (beïnvloeden), structurering gesprek
- Cognitieve taalfuncties: rapporteren (verslag doen), redeneren (beschrijving met
extra denkstap), projecteren (verplaatsen in anderen)
- Taalverwerving: creatieve constructietheorie (kinderen taalleermechanisme) en
interactionele benadering (+ taalaanbod van/ en interactie grote rol)
- Taalontwikkelingsfasen:
o Prelinguaal: huilen (0-6 wk), vocaliseren (6-20 wk), vocaal spel (4-6 mnd),
brabbelen (brabbelfase vanf 7 mnd)
o Linguaal: vroeglinguaal (1-2,5 eenwoordzin – tweewoordzin –
meerwoordzin) , differentiatiefase (2,5-5 explosief verworven aspecten
uitgebouwd en nieuwe aspecten), voltooingsfase (5> bezit bouwstenen,
puntjes i)
Moedertaalsprekers op basisschool voltooingsfase. Vrl uitbreiden
woordenschat en pragmatiek, metaling bewustzijn en schriftelijk
- Tweedetaalontwikkeling: verschillen eerste/ tweedetaal (dezelfde manier, geen
vaste tijdsgrenzen), simultane (gelijktijdig, voor 3 jaar) en successieve (na 3 e jaar 2e
taal) tweetaligheid
o Interferentiefout: fouten door het gebruiken van 1e taal in 2e taal (geen
lidwoorden bv in turks dus dan ook niet in nl)
- Communicatieve competentie: grammaticale (fonologische en syntactische
vaardigheden en woordenschat), tekstuele (doorzien opbouw en structureren),
strategische (strategieën hanteren), functionele (taalgebruik aanpassen)
Domein 2: woordenschat
- Woordleerstrategieën: woord analyseren, gebruik maken context, gebruik maken
bron 1e/ 2e taal, letten overeenkomsten 1e/ 2e taal
o Bewust aangeleerd en dus verschil principes spontane verwerving
- Woordbetekenis: label en concept (relatie willekeurig), betekenisaspecten, cruciale
betekenisaspecten (bv op hoofd belangrijker dan hard/ zacht)
- Woordenschatopbouw: betekenisrelaties: synoniem, categorie-exemplaar/
hyponiem, antoniem, context. Vormrelaties: rijmen en homoniem
- Vaktaalwoord (vakterminologie: specifieke begrippen, laagfrequent),
schooltaalwoord (specifiek onderwijs/ formele situatie, vb functie/ tenzij,
desondanks/ gevolg van), signaalwoord (verbanden, redeneringen), inhoudswoorden
(ww, zn, bn, bw), functiewoorden (lw, vnw, vz en voegwoorden)
, - Informatie over woord: akoestisch (hoe klinkt), fonologisch (uitspreekt), morfologisch
, semantisch, syntactisch, orthografisch (hoe schrijft), pragmatisch identiteiten
- Woordenschatverwerving: labelen, categoriseren, netwerkopbouw
Domein 3: beginnende geletterdheid
- Ontluikende geletterdheid: 0-4 kennis maken met geschreven taal, mondelinge
taalvaardigheid als grondslag voor schriftelijke taalvaardigheid (prentenboek, logo)
- Boekoriëntatie en verhaalbegrip: omgang met boeken
- Functies van geschreven taal: kunt ermee communiceren en er is een relatie tussen
geschreven en gesproken taal
- Taalbewustzijn en alfabetische principe: principe = overeenstemming tussen klanken
en weergave lettertekens.
- Auditieve vaardigheden: fonologisch bw (kunnen omgaan met klanken), fonemisch
bw (gevorderde fase, besef woorden opgebouwd uit fonemen)
- Elementaire leeshandeling: verschillende stappen: visuele analyse, grafeem-
foneemkoppeling, temporele ordening, auditieve synthese, betekenis geven
- Ontwikkeling jonge kind: fase ontwikkeling spontane schrijfvaardigheid (tekenen,
krabbelen, ketens letterachtige vormen, 1/ enkele letters gebruiken, invented
spelling)
- Schriftsystemen: pictografisch, logografisch en alfabetisch schrift
- Functionele geletterdheid (kennis en vaardigheden noodzakelijk om te functioneren
in maatschappelijke context) en functioneel analfabetisme
- Thuissituatie en geletterdheid
Domein 4: voortgezet technisch lezen
- Leesstrategieën: elementaire leeshandeling, lezen mbv klankclusters/
spellingpatronen, de visuele woordvorm, morfologische analyse en van context.
- Voordrachtsaspecten: uitspraak, articulatie, klemtoon, zinsmelodie, natuurlijkheid,
emotionaliteit, tempo, volume, lezen woordgroepen en interpunctie.
- Leesteksten en niveaubepaling: woordgebruik, zinsconstructies, tekstsoort en -
inhoud, stijl, vormgeving en lengte
o Indelingscriteria avi (nieuw: woordfrequentie en lengte, oud: woord en
zinslengte), bavi (avi maar met beleving houterige taal) en leeslat (inhoud,
personages, perspectief, tijd, plaats, structuur, spanning, taalgebruik en
beeldtaal)
- Automatisering: (makkelijker inprenten als alzijdig aangeboden)
- Leesproces: bottom up (elementair lezen, eerst letters dan woorden dan zin), top
down (voorspellen en controleren, context en voorkennis), interactieve model
(wisselwerking, herkent sneller als context)
o leesstadia Ehri: voor-alfabetische fase (herkent aan willekeurig visueel
aspect, geen verband letters/ fonemen), gedeeltelijk alfabetische (enkele
letters verklankt, vaak 1e en laatste), volledig alfabetisch (alle grafemen
verklanken en samenvoegen), geconsolideerd alfabetisch (spelling gehele
woord, spreekt uit)
- Dyslexie: definitie en risicofactoren (moeite rijtjes benoemen, opzeggen versjes)
o De commissie spreekt van dyslexie wanneer de automatisering van woordidentificatie (lezen)
en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich niet, dan wel zeer onvolledig of zeer moeizaam
ontwikkelt.