H1 Geschiedenis van de islam
1.2 De hidjra
In 622 vertrok Mohammed vanuit Mekka naar Medina (Letterlijk: de stad van de profeet). Dit
vertrek is de hidjra, en is begin islamitische jaartelling.
1.3 Vóór de hidjra
De hidjra is voor moslims “het begin”. Maar er ging nog veel aan vooraf.
De profeet: Mohammed geboren in 570 in Mekka. Kort voor zijn geboorte overleed vader. Hij
6 jaar overleed zijn moeder. Opgevoed door opa en oom. Hierdoor contact met neef Ali, een
van zijn opvolgers. Op 25 jarige leeftijd getrouwd met 15 jaar oudere Chadiedja. 7 kinderen,
3 jongens stierven vroeg, 4 meisjes. Een daarvan, Fatima, trouwde met Ali. Mekka beschikte
over heilig eigendom, de kubusvormige Ka’ba.
Openbaring: Mohammed ging vaak alleen naar een grot buiten Mekka. In 610 was daar de
eerste openbaring, die hij ontving van engel Gabriël. Hieruit kwam de Koran, betekent lezen,
voordragen of reciteren. Mohammed onderwees een monotheïsme, dit was niet gebruikelijk.
‘Er is geen andere god dan Allah, en Mohammed is zijn profeet’. In 619 overleden zijn vrouw
en oom, zijn situatie werd steeds moeilijker.
1.4 Ná de hidjra
Ten noorden van Mekka lag Jathrib, nu Medina. Mohammed zocht een toevluchtsoord want
Mohammed werd door verschillende stammen in Mekka gezien als een bedreiging. Hij ging
naar medina omdat daar al volgelingen van hem zaten, en zij hadden nog een
scheidsrechter nodig voor hun conflicten. De openbaringen bleven ook in Medina doorgaan,
in de Koran wordt nog steeds onderscheid gemaakt tussen vóór de hidjra en ná de hidjra.
Mohammed zijn positie was in Medina anders dan in Mekka. In Medina was hij meer
welkom. Hij werd leider van Medina. Daar kwamen conflicten van, de joodse gemeenschap
wilde hem niet als profeet. Hierdoor besloot hij de richting om te bidden te veranderen van
Jeruzalem, naar de Ka’ba in Mekka. Hierdoor moest Mekka wel gewonnen worden, dit
leidde tot de eerste ‘heilige oorlog’. In 630 hadden ze Mekka gewonnen. In 632 overleed
Mohammed in Medina.
1.5 De vier ‘rechtgeleide kaliefen’
Kalief betekent opvolger. Mohammed stierf zonder een kalief aangewezen te hebben. De
eerste 4 hadden een persoonlijke band met Mohammed gehad, ze kwamen door verkiezing
aan de macht en worden daarom rechtgeleid genoemd. De 1e was Aboe Bakr, hij wist de
opstand de kop in te drukken, kalifaat 632-634. De 2e was Oemar, 634-644. Hij veroverde
Perzië, Syrië en Egypte. Hij werd vermoord. De 3e was Oethmaan, 644-656, vermoord
omdat hij aan vriendjespolitiek deed. De 4e was Ali, 656-661. Na zijn moord kreeg Moe’awija
de macht, niet meer gebaseerd op verkiezing maar op erfopvolging, dus einde ‘rechtgeleide
kaliefen’.
1.6 Verschillende dynastieën
Dynastie der Oemaijaden (661-750): Onder de Oemaijaden veranderde het kalifaat van
karakter. Zijn hofhouding werd die van een koning, dit blijkt bv doordat de Oemaijaden de
hoofdstad van Medina naar Damaskus verplaatsten. Daar bouwden ze een moskee. De
islam breidde zich verder uit, bv in India, Noord-Afrika en Spanje.
, Dynastie der Abbasiden (750-1258): De Abbasiden (afstammelingen van een zoon van de
oom van Mohammed) verplaatste de hoofdstad naar Bagdad. De islamitische beschaving
en cultuur kwam tot grote bloei. Arabisch bleef de officiële taal. De islam werd beïnvloed
door de Griekse filosofie, daarnaast ook astronomie, wiskunde, chemie, geschiedenis
wetenschap en medicijnen tot grote bloei. Het rijk was ver gegroeid maar de eenheid ging
steeds meer verloren. In 1258 viel bagdad, dit is ook het vermoedelijke geboortejaar van
Osman, de grondlegger van de Ottomaanse dynastie.
In deze periode vielen ook kruistochten.
Dynastie der Ottomanen (1258-1924): Deze heersers noemde zichzelf Sultan, pas vanaf
1512 lieten ze zich kalief noemen. Süleyman I was een vd belangrijkste sultans. Onder zijn
heerschappij bereikte het rijk een grote bloei. WW-1 was het einde van het Ottomaanse rijk.
1.7 Soenieten en sji’ieten
Sji’ieten: Volgelingen van Ali. Zijn minderheid in islam. Baseren leer en leven op imam. Er
zijn slechts 12 imams.
Soennieten: Baseren leer en leven op Koran en de soenna.
H2 Belangrijke begrippen uit de islam
2.2 Islam
Islam betekent ‘overgave’ en ‘toewijding’. Dus de overgave aan Allah. ‘Er is geen god dan
Allah, en Mohammed is zijn profeet’. Monotheïsme dus. Mohammed is de laatste profeet,
voor hem gaan Abraham, Mozes en Jezus.
2.3 De koran
Alle openbaringen zijn samengevoegd in de Koran. De Koran bevat ‘het voorgedragen
woord’, dat is het woord van god zoals dat aan Mohammed is voorgedragen. Met de
opdracht om het te verspreiden en te reciteren. Dit woord kreeg hij via engel Gabriël. Er mag
niks aan de koran veranderd worden, omdat het woord van god heilig is. De koran bevat 114
hoofdstukken/Soera’s. De koran is niet chronologisch, langste verhaal vooraan. Omdat de
langere soera’s afkomstig zijn van Medina en de korte van Mekka lezen mensen de Koran
van achter naar voren.
2.4 Soenna en hadieth
Soenna betekent traditie. Allereerst waren er de aanwijzingen van Allah in de Koran. Als
men daar niet uit kwam wende men zich tot Mohammed.
Hadieth betekent verhaal. De hadieth zijn dus verhalen waarin de soenna of het voorbeeld
van de profeet bewaard wordt.
Hadiethwetenschap: Bij de hadieth gaat het erom dat je met allemaal bronnen uiteindelijk
uitkomt op iemand die gezien heeft hoe de profeet bad, of hoe hij zijn baard kamde. Om
wildgroei te voorkomen ontstond ‘de hadiethwetenschap’.
2.5 Sjarie’a
De sjarie’a is de goddelijke wet.
Wat allah doet is goed: Voor allah bestaat er geen beperking van iets fout, wat hij doet is
goed. Niet andersom.
Bronnen van de sjarie’a: De koran, soenna en hadieth zijn allemaal bronnen van de sjarie’a.
De voorschriften werden daaruit afgeleid door wetgeleerden, oelama’s. Dit proces heet