Beatrijs
Auteur onbekend (1982), Beatrijs, Groningen: Taal & Teken, 47 blz.
Beatrijs, de non, werkte in het klooster en werd verliefd. De jongen kwam naar het klooster toe, en
na een tijdje getwijfeld te hebben, besloot ze uit het klooster met hem mee te gaan. Hij heeft kleding
en sieraden voor haar gekocht, en ze bid op de laatste avond in het klooster. Samen komen ze in de
stad aan. Zeven jaar lang, met twee kinderen leven zij zorgeloos in de stad. Wanneer het geld op is
verlaat de man haar en Beatrijs blijft alleen achter met de kinderen. Beatrijs wordt een prostituee,
om haar kinderen te kunnen onderhouden. Dit houdt zij zeven jaar lang vol, en ze blijft elke dag tot
Maria bidden. Bij het rondtrekken komt ze weer bij de plek waar het klooster staat. Samen met haar
kinderen overnacht ze daar bij een weduwe en ze hoort dat niemand heeft gemerkt dat zij toen
samen met haar geliefde was gevlucht. Ze gelooft dat ze de stem van God hoort, dat ze terug moet
gaan naar het klooster, en dit doet ze ook. In de tijd dat Beatrijs weg was, waren al haar taken door
Maria overgenomen. Ze kon dus meteen weer verder in het klooster. Beatrijs heeft nog steeds erg
veel spijt van haar zonden, ze krijgt een visioen en heeft door dat bidden niets helpt als ze nog niet
heeft gebiecht over haar zonden. Ze krijgt hiervoor vergeving van de abt. De abt belooft aan Beatrijs
dat er voor haar kinderen wordt gezorgd en dat het verhaal van haar wordt doorverteld, maar
niemand komt ooit te weten dat het verhaal over Beatrijs gaat.
Het verhaal speelt zich af in de middeleeuwen, dit is ook de tijd waarin het is geschreven. De
middeleeuwen was van ongeveer 500 – 1500. De tijd tussen de oudheid en de vroegmoderne tijd. In
de middeleeuwen zijn er veel uitvindingen gedaan en was er een groei van de mensenkennis. In de
middeleeuwen zijn er veel nieuwe verhalen geschreven, in verschillende soorten genres zoals epiek,
drama, lyriek en ook geestelijk. Het geestelijke deel kwam veel voor in de middeleeuwen. In het
begin werd er veel in kloosters geschreven door geestelijken.
In de middeleeuwen werden verhalen vaak voorgedragen en niet alleen door de schrijver zelf, maar
vaak door voordrachtskunstenaars. De middeleeuwse teksten werden zo geschreven dat de
voordrachtskunstenaars ze makkelijk uit hun hoofd konden leren en als een monoloog konden
vertellen. De schrijver gebruikt directe en makkelijke taal. Het rijm was ook heel belangrijk om te
gebruiken. Door deze aspecten kon een voordrachtskunstenaar het goed uit zijn hoofd leren om voor
te dragen. Meestal werden de verhalen in het Latijn geschreven 1, omdat de katholieke kerk dit als
internationale taal hanteerde. Later werden de verhalen steeds meer in de volkstalen geschreven.
Teksten uit de middeleeuwen hebben meestal een diepere betekenis. Middeleeuwse teksten zijn
vaak anoniem aan elkaar overgeleverd, en meestal is niet alles oorspronkelijk maar een vertaling of
er is een bewerking gedaan. Het grote deel van middeleeuwse teksten ontstond in kloosters. Dit
komt omdat er veel geestelijken waren die goed waren in schrijven.
De auteur van het verhaal Beatrijs is onbekend gebleven, iets wat normaal is voor teksten uit die tijd.
Het verhaal gaat dus over de non Beatrijs, die in het klooster leeft. Dit kwam veel voor in de
middeleeuwse teksten. In eerste instantie had het verhaal geen titel, de titel kwam pas in 1841 toen
W.J.A Jonckbloet de naam van de hoofdpersoon bij de publicatie toepaste. Beatrijs is gebaseerd op
een Marialegende, maar het verhaal is veel meer dan alleen een Marialegende. Het verhaal is zeer
goed geschreven in dichtvorm. Het werk is typisch middeleeuwse literatuur. Het verhaal is niet
1
G.J van Bork, D. Delabastita, H. van Gorp, P.J. Verkruijsse, G.J. Vis, (2012-..), Algemeen letterkundig lexicon,
https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_02533.php