1. VERPLEEGKUNDIG LEIDERSCHAP
“Het initiatief nemen in het voeren van regie over het eigen vakgebied vanuit een ondernemende,
coachende en resultaatgerichte houding” (Lambregts, Grotendonk & van Merwijk, 2020, p. 29).
Dit hoofdstuk is gebaseerd op hoofdstuk 1 uit Leiderschapsontwikkeling van verpleegkundigen
(Adriaansen & Peters, 2018), waarin het leiderschap van de verpleegkundige omschreven wordt.
In het verpleegkundig beroep op Hbo-niveau staat niet alleen de directe zorg voor de patiënten
centraal, maar wordt er ook in toenemende mate verpleegkundig leiderschap verwacht. Het
uitgangspunt van verpleegkundig leiderschap is vakinhoudelijke expertise. Deze expertise zet jij als
verpleegkundige in om de zorg te verbeteren, wanneer dat mogelijk is pas je evidence based practice
toe en behartig je de belangen van de zorgvrager. Hierbij houdt je rekening met zijn/haar wensen en
behoeften en ben je ervan bewust dat de eigen regie van de zorgvragers belangrijke uitgangspunten
vormen voor het kiezen van de juiste interventies. Je werkt samen met de zorgvrager en zijn naasten,
collega’s, disciplines aan waardevolle zorg die bij de situatie past. Je neemt het (multidisciplinaire)
team mee in nieuwe ontwikkelingen.
Een verpleegkundige leider kan zich identificeren met collega’s en is zich bewust van deze rol. Ook
heeft zij passie voor de zorg. Je neemt een innovatieve houding aan, weet een gezamenlijke visie te
formuleren en je bent een rolmodel voor het team. Je kan hierdoor collega’s stimuleren en
ondersteunen in tijden van verandering.
1.1. VERANTWOORDELIJKHEDEN VERPLEEGKUNDIGE OP MICRO-, MESO-
EN MACRONIVEAU
Microniveau:
De verantwoordelijkheden van de verpleegkundige op microniveau zijn gericht op hetgeen de
zorgvrager mag verwachten van de verpleegkundige. De elementen van kwaliteit en veiligheid zijn
belangrijk voor de verzorging/verpleging en in het contact met de zorgvrager (Zorginstituut
Nederland, 2017, p. 8).
Mesoniveau:
De verantwoordelijkheden van de verpleegkundige op mesoniveau zijn gericht op de
randvoorwaarden die de organisatie op orde moet hebben om op microniveau zo optimaal mogelijk
te ondersteunen. Een multidisciplinaire samenwerking binnen de organisatie is hierbij van belang.
(Zorginstituut Nederland, 2018, p. 8). Ook de richtlijnen en protocollen van de organisatie spelen
hierbij een rol (Persoonlijke communicatie, maart 2021).
Macroniveau:
Op macroniveau draagt de verpleegkundige bij aan de verbetering van veilige en verantwoorde
zorg. Dit gebeurd n.a.v. adviezen/eisen van de inspectie gezondheidszorg, Nederlandse
Zorgautoriteit en zorgkantoren (Zorginstituut Nederland, 2018, p. 8). Zo is de verpleegkundige o.a.
0
, betrokken bij het aanvragen van de Wet zorg en dwang (WZD) die een zorgvrager nodig is om in
een WZD-geregistreerde woonvorm als de Paasbergen (unit 2) te wonen.
1.2. BESCHRIJF EEN AUTHENTIEK, ACTUEEL EN RELEVANT VOORBEELD
HOE JE IN EEN PROFESSIONELE SAMENWERKINGSRELATIE DE
EIGENHEID VAN HET VERPLEEGKUNDIG BEROEP HEBT BEWAAKT.
Mw. K., 94 jaar, is gediagnosticeerd met een Schizotypische persoonlijkheid en depressie (Treant
Zorggroep, persoonlijke communicatie, 2021). Momenteel ondervindt mw. een langdurige psychose, is
mw. ernstig vermagerd en gedehydreerd (uitgedroogd). Wegens ernstig emotioneel, psychisch en
lichamelijk lijden is er besloten om te starten met palliatieve sedatie.
Ondanks alle medicatie die mw. kreeg toegediend bleef mw. motorische onrust ondervinden. Na
lichamelijk onderzoek bleek mw. een blaasretentie te hebben van meer dan 999 ml. Daarop werd er
besloten mw. te katheteriseren. Een collega verpleegkundige belde met de vraag of ik wilde komen
helpen bij het katheteriseren omdat dit niet lukte. Bij aankomst bleek een stagiaire bezig te zijn met het
katheteriseren. Mw. ondervond op dat moment zichtbaar veel ongemak en onrust. Nadat collega’s de
situatie hadden uitgelegd heb ik zelf geprobeerd om de katheter te plaatsen. Het bleek dat mw.,
doordat zij erg gespannen was, veel tegendruk gaf. Daarnaast was de ingang van de urethra niet te
zien. De katheter werd zonder problemen geplaatst. Na het plaatsen van de katheter ben ik het
gesprek aangegaan met de collega over de situatie rondom het plaatsen van de katheter.
Aangegeven dat het in dit soort situaties, waarbij de zorgvrager onrustig is en ongemak ondervindt,
het niet handig is om de katheter te laten plaatsen door een onervaren stagiaire of collega. Daarnaast
een aantal tips gegeven over het plaatsen van de katheter.
Na het katheteriseren vond er een gesprek plaats met de specialist ouderengeneeskunde (SOG) over
de palliatieve sedatie. De SOG gaf aan dat zij de medicatie wilde afbouwen om te kijken of de
blaasretentie had bijgedragen aan het explosieve/psychotische gedrag van mw. De collega’s van de
afdeling waren het hier absoluut niet mee eens. Een paar maanden eerder heeft er, tijdens een
gesprek over palliatieve sedatie, een hevige confrontatie/discussie plaatsgevonden tussen de HBO-
verpleegkundige, verpleging en de SOG. Om ervoor te waken dat dit nogmaals zou gebeuren heb ik
tijdens het gesprek een stap teruggedaan en de verpleegkundige en SOG het gesprek laten voeren.
Waar nodig heb ik het gesprek gestuurd en heb ik aanvulling gedaan om onduidelijkheden van beide
partijen op te helderen. Het doel hiervan was confrontatie te vermijden. Zo heb ik o.a. richting de SOG
benoemd dat we ervoor moeten waken dat mw. K. door het stoppen van medicatie opnieuw ernstig
ongemak gaat ondervinden. Abrupt stoppen met morfine en midazolam leek mij niet verstandig.
Samen met de SOG voorgesteld om eerst de midazolam af te bouwen en de morfine i.v.m. lichamelijk
ongemak te laten staan. Die dag laagdrempelig overleg met disciplines om stoppen te evalueren en
indien nodig kon de midazolam direct weer op te starten worden. Om mw. goede nachtrust te bieden
bleef de midazolam voor de nacht wel gehandhaafd. Ook hier waren de collega’s het niet mee eens,
zij gaven duidelijk aan te willen gaan voor comfort van mw. K. benadrukt bij de collega dat de SOG
1
, rondom de palliatieve sedatie te maken heeft met strikte wet-/regelgeving en protocollen, dat zij goed
moet kunnen onderbouwen waarom mw. K. palliatieve sedatie krijgt.
Het gesprek is rustig en goed verlopen. Naderhand nagepraat met de collega, zij gaf aan dat ik het
gesprek goed geleid heb en dat de aanvulling/onderbouwing hielp om zaken te verduidelijken.
2