Werkcollege 5 – Flexibele arbeidsrelaties
Stelling 1
Artikel 7:668a lid 1 bepaalt dat een opvolgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd onder
omstandigheden converteert in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor de toepassing
van de zogenoemde ketenregeling is dus relevant vast te stellen wanneer sprake is van een
‘opvolgende’ arbeidsovereenkomst. De eerste stelling luidt als volgt:
Elke wijziging van de arbeidsovereenkomst (of het nou de arbeidsomvang, de functie-inhoud of iets
anders betreft) is aan te merken als een nieuwe arbeidsovereenkomst en moet worden beschouwd als
‘opvolgend’ in de zin van de ketenregeling.
Maak aan de hand van een voorbeeld de problematiek duidelijk. Neem vervolgens op basis van de
ratio van de ketenregeling en relevante rechtspraak een gemotiveerd standpunt in.
Het juridische probleem
Stel, partijen sluiten een arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2014, voor de duur van
één jaar. De werknemer gaat de functie van ‘administratief medewerker juridisch’ vervullen
(document 1). Vervolgens komen partijen overeen dat de arbeidsovereenkomst wordt verlengd, van
1 augustus 2015 tot 1 januari 2016. Een en ander wordt vastgelegd in een stuk dat partijen duiden
als ‘aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst’ (document 2). Op 1 september 2015 komen partijen
overeen dat de werknemer vanaf die dag de (hogere) functie van ‘juridisch medewerker’ gaat
verrichten, wat gepaard gaat met een hoger salaris en een hogere contractsomvang. Een en
ander wordt opnieuw vastgelegd in een stuk dat partijen duiden als ‘aanhangsel bij de
arbeidsovereenkomst’ (document 3). Vervolgens komen partijen overeen dat de
arbeidsovereenkomst wordt verlengd van 1 januari 2016 tot 1 april 2016 (document 4).
Tussen partijen ontstaat discussie over de vraag of de arbeidsovereenkomst op 1 april 2016 al dan
niet van rechtswege geëindigd is. De (ex-)werknemer stelt zich op het standpunt dat ieder van de
documenten moet worden aangemerkt als een separate arbeidsovereenkomst voor de
ketenregeling. Op basis van de ketenregeling converteert een vierde arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd van rechtswege in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De (ex-)werknemer
stelt dan ook voor onbepaalde tijd in dienst te zijn. De werkgever stelt zich echter op het standpunt
dat hooguit de documenten 1, 2 en 4 kunnen worden aangemerkt als separate
arbeidsovereenkomsten voor de ketenregeling en dat de arbeidsovereenkomst derhalve niet
geconverteerd is in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Juridische vraag: is er sprake van een nieuwe arbeidsovereenkomst in de keten wanneer partijen
gedurende de looptijd van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeenkomen dat een
medewerker een andere functie gaat verrichten, (daarmee) een hoger salaris krijgt en de
arbeidsomvang wijzigt? Met andere woorden: wanneer is sprake van een ‘opvolgende
arbeidsovereenkomst’ in de zin van artikel 7:668a lid 1 BW?
Probleem: indien elke wijziging van de arbeidsovereenkomst is aan te merken als een nieuwe
arbeidsovereenkomst en moet worden beschouwd als ‘opvolgend’ in de zin van de ketenregeling,
dan kom je eerder aan het maximaal aantal arbeidsovereenkomsten en dan kom je eerder tot de
conclusie dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.
, Voor- en tegenargumenten
Op grond van artikel 7:668a lid 1 BW wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van
rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wanneer meer dan drie
arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd of een periode van 24 maanden wordt
overschreden. Arbeidsovereenkomsten worden als opvolgend aangemerkt, indien daartussen
een tussenpoos van hoogstens zes maanden is gelegen.
Ratio ketenregeling: voorkomen van misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende
arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd. 1 Arbeidsovereenkomst
voor onbepaalde tijd is het uitgangspunt.
Van ‘opvolgen’ in de zin van artikel 7:668a BW is in beginsel slechts sprake, indien de nieuwe
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aanvangt nadat het eerdere bepaalde tijd-contract is
geëindigd. Indien tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een wijziging in de
arbeidsvoorwaarden wordt overeengekomen, bijv. een uitbreiding van uren plaatsvindt of nieuwe
taken worden toegevoegd, zonder dat de einddatum daarbij later wordt gesteld, dan zal het van de
bedoeling van partijen afhangen of het gaat om niet meer dan een wijziging van de inhoud van de
bestaande overeenkomst of om een beëindiging van de oude en het aangaan van een (aansluitende)
nieuwe overeenkomst.2
Het ligt volgens Van der Grinten niet in de rede van een nieuwe arbeidsovereenkomst als onderdeel
van de keten te spreken wanneer, zoals in het onderwijs, een uitbreiding van het aantal uren voor
beperkte tijd geschiedt, bijv. tot afloop van het schooljaar, of indien andere taken, naast of deels in
plaats van de bestaande, worden opgedragen voor de periode totdat een vacature is vervuld. 3
Bij een wijziging van de duur waarvoor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, in
die zin dat partijen het eindtijdstip naar de toekomst verschuiven, moet deze volgens Van der
Grinten wel worden beschouwd als twee afzonderlijke schakels in de keten van art. 7:668a BW. Een
andere opvatting leidt er immers toe dat de ketenregeling op eenvoudige wijze buitenspel zou
kunnen worden gezet.4
Afweging en conclusie
Ik ben tegen de stelling. Niet elke wijziging van de arbeidsovereenkomst (of het nou de
arbeidsomvang, de functie-inhoud of iets anders betreft) is aan te merken als een nieuwe
arbeidsovereenkomst en moet worden beschouwd als ‘opvolgend’ in de zin van de ketenregeling.
Hoewel er omstandigheden denkbaar zijn waaronder een wijziging van de arbeidsovereenkomst wel
moet worden aangemerkt als het ontstaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst, ben ik van mening
dat dit niet bij iedere wijziging heeft te gelden.
Wanneer sprake is van een wijziging in de duur van de arbeidsovereenkomst, zal naar mijn mening
wel een nieuwe arbeidsovereenkomst ontstaan. Door een wijziging in de duur wordt immers
bewerkstelligd dat het eindstip van de arbeidsovereenkomst naar de toekomst wordt verschoven.
1
Richtlijn 1999/70/EG, clausule 5.
2
Vgl. Ktr. Leeuwarden 5 maart 2003, Prg. 2003/6013; Ktr. Maastricht 27 mei 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:4499.
3
W.C.L. van der Grinten, Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer 2018 (26e druk), bewerkt door W.H.A.C.M.
Bouwens en R.A.A. Duk, pagina 354.
4
W.C.L. van der Grinten, Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer 2018 (26e druk), bewerkt door W.H.A.C.M.
Bouwens en R.A.A. Duk, pagina 354.