Samenvatting celbiologie: week 1
Hoofdstuk 1.
Microscopie en ontdekken van cellen
Resolutie/oplossend vermogen = de kleinste afstand tussen twee punten waarbij je ze als
individuele punten waarneemt.
- Formule: d = 0,61*λ/n*sin(a)
- λ = golflengte licht.
n = brekingsindex tussen lens en dekglas.
a = halve openingshoek van de lichtbundel die door de lens valt.
Kleurstoffen kunnen het beeldcontrast verhogen.
Als je de brekingsindex verhoogt, kan je het contrast ook verhogen.
Helderveldmicroscoop (lichtmicroscoop) licht wordt geabsorbeerd door delen van het
object waardoor er een nauwkeurige structuur te zien is. Je kan er levende objecten meek
bekijken.
Donkerveldmicroscoop (lichtmicroscoop) werkt hetzelfde als een normale
lichtmicroscoop, alleen met een hogere lichtintensiteit, waardoor je kleinere objecten kan
waarnemen (als een ster in een donkere lucht).
Fluorescentie microscoop een fluorescent molecuul absorbeert fotonen van een
specifieke kleur en produceert fotonen met een hogere golflente en dus kleinere energie.
Licht wordt door twee filters gehaald; een om alleen de desbetreffende golflengte door te
laten, twee om dit licht te blokkeren zodat de desbetreffende golflengten zichtbaar worden.
Transmissie-elektronenmicroscoop gebruikt een elektronenbundel. Hij heeft een veel
lagere golflengte (en dus hogere resolutie). Kan tot wel een miljoen keer vergroten.
- Cellen MOETEN hiervoor in vacuüm zijn. De cellen kun je dus niet levend bekijken.
- Zware metalen gebruik je om een bepaalde structuur meer/minder zichtbaar te
maken, deze weerkaatsen namelijk elektronen.
Scanning elektronenmicroscoop Lagere resolutie dan TEM, maar kan meer een 3d beeld
geven. Ook SEM moet in vacuüm worden gedaan.
Preparatietechnieken:
Fixatietechnieken de structuur van het object zoveel mogelijk behouden.
- Materiaal snel invriezen waarbij bv. eiwit- of vetzuurmoleculen onderling verbonden
worden. Toegevoegde chemicalieen doden de cel en verbinden de eiwitten aan
elkaar stijve structuur
Inbeddingstechnieken de structuur van he object ondersteunen, zodat he tijdens het
snijden niet ingedrukt wordt
- Water wordt uit he preparaat verwijderd (=dehydratie)
Contrasteringstechnieken vergroten van het contrast tussen verschillende onderdelen
van het preparaat, zodat de onderdelen beter te onderscheiden zijn
- Lichtmicroscopie: gebruik van kleurstoffen
- EM: gebruik van zware metalen
Localisatietechnieken aantonen van een bepaald onderdeel in het preparaat
- Indicator toevoegen die zich bindt aan het onderdeel van het preparaat dat
gelokaliseerd moet worden
, Vriesbreekmethode
Een techniek om oppervlaktestructuren te bekijken, van met name membranen. Hierbij
wordt het materiaal ingevroren en opengebroken. ER ontstaat een breukvlak in de unit-
membraan precies tussen de twee lagen fosfolipidemoleculen. De breukvlakken zijn PF en
EF. PF ligt aan de kant van het cytoplasma, EF aan de kant van de celwand.
Fosfolipidemoleculen zijn afzonderlijk niet zichtbaar, maar eiwitten wel, want die breken
vaak niet doormidden. Meestal heeft de PF meer eiwitpartikels dan EF.
Bij vriesetsen wordt materiaal geëtst. Dit betekent dat men na het openbreken het aanwezig
ijs kans geeft om te sublimeren (directe overgang van vast naar damp). Dit vergroot het
reliëf in de afdruk die gemaakt wordt. Na het etsen wordt zeer fijn verdeeld platina
aangebracht en vervolgens wordt koolstof loodreht opgedampt. Zodoende wordt een afdruk
gemaakt van het reliëf en het object.
Organellen
Prokaryoten
Ze bevatten cellen zonder celkern. Het DNA ligt los in de cel, deze plek heet nucleoïde.
Daardoor vindt eiwitsynthese plaats in het cytosol door de ribosomen. Nucleoïde heeft dus
GEEN membraan.
Eukaryoten
In tegenstelling tot prokaryoten bevatten eukaryoten membraan omgeven organellen.
Cytoplasma = alles in de cel, behalve de celkern.
Cytosol = alles in de cel, exclusief de organellen.
Prokaryoot Dierlijke cel Plantaardige cel
Enkele Nee, geen kern, het DNA ligt Ja, kern, cytoplasma met losse Ja, kern, cytoplasma met losse
organellen los in het cytosol, in een ribosomen, mitochondrie, ER, ribosomen, mitochondrie, ER, golgi
regio genaamd nucleoïde golgi apparaat (1 golgi apparaat (meerdere golgi stacks),
samen met ribosomen. Het systeem), lysosoom, lysosoom, peroxiosoom
DNA is circulair peroxiosoom vacuole, plastiden
Enkele overige Celwand, soms een flagel Cytoskelet Celwand, cytoskelet
onderdelen
Celkern
- Bevat kernporiën zorgen voor selectieve export en import.
- Heeft een dubbelmembraan.
- Binnen het dubbelmembraan bevindt zich al het DNA.
o Euchromatine = het lichte deel in DNA dat sterk ontvouwen is en waar dus
veel eiwitten naartoe kunnen voor de eiwitsynthese.
o Heterochromatine = donkere deel in DNA dat sterk is opgevouwen en waar
eiwitten dus niet bijkunnen.
o Nucleolus/kernlichaam er wordt rRNA gemaakt. Dit zijn de bouwstenen
voor ribosomen. rRNA wordt NIET getransleerd.
o In de celkern vindt de transcriptie van DNA tot RNA plaats.
Endoplasmatisch reticulum
, Het is een complex membraansysteem van cisternen (=holtes met een membraan en gevuld
met een waterige oplossing) hiertussen liggen ribosomen.
Functies
- Bevat ribosomen voor het maken van eiwitten (RER).
- Zorgt voor eiwitvorming en -modificatie (RER).
- Synthese van fosfolipiden en steroïdhormonen (SER).
- Opslagplaats voor calcium ionen (SER).
Door afsnoering kunnen uit het ER blaasjes ontstaan, vesikels. Vesikels uit het ER of
Golgiapparaat kunnen versmelten tot grotere blaasjes, vacuoles.
Golgiapparaat
Bestaat uit meerdere dictyosomen, die bestaat uit een aantal ronde, platte membraanzakjes
(cisternen), die in staat zijn aan de rand blaasjes af te scheiden.
Het Golgiapparaat krijgt eiwitten uit het ER die ze verder kunnen modificeren en sorteren.
Ook zorgt het voor transport naar andere organellen, het plasmamembraan en de
extracellulaire ruimte. Vesikels van het ER worden aan de cis-kant afgeleverd, materialen
worden via alle cisternen d.m.v. vesikels naar de trans-kant getransporteerd.
Functie:
- Modificatie van eiwitten uit het ER.
- Sorteren en versturen naar verschillende compartimenten in de cel.
Mitochondrium
Bevat een dubbelmembraan, waarbij het binnen membraan sterk geplooid is (cristae).
- Het buitenmembraan is permeabel voor alle moleculen van 5000 dalton of minder.
- Het binnen membraan is impermeabel voor de meeste moleculen, behalve bij
aanwezigheid van membraan transporteiwitten.
- In de matrix (binnen het binnen membraan) vindt de citroenzuurcyclus plaats.
- Op het binnen membraan zitten ATP synthases die d.m.v. de oxidatieve fosforylering
ATP vormt voor alle activiteiten in de cel.
Mitochondriën hebben ook eigen DNA en ribosomen waarmee ze voor een klein deel hun
eigen eiwitten coderen.
Chloroplasten (alleen in plantencellen)
Doen aan fotosynthese in het thylakoïdmembraan (het derde membraan), wat het chlorofyl
bevat. De thylakoïden zijn opgestapeld in stapels genaamd grana.
De eerste stap in de fotosynthese lijkt enorm op de oxidatieve fosforylering, alleen de
elektronen nodig voor de elektronentransportketen, worden hier verkregen uit zonlicht, via
chlorofyl. Ook de energie arme elektronen gaan ergens anders heen, ze vormen namelijk
NADPH.
In stap twee gaan de ATP en NADPH in de stroma vanuit CO2 de suiker glyceraldehyde 3-
fosfaat maken, waar het in het cytosol gebruikt wordt om vele organische moleculen te
produceren, om de plant te voeden.
Binnen het binnen membraan bevindt zich een ruimte die de stroma heet, waar zich veel
enzymen bevinden. Het komt overeen met het matrix in mitochondria.
Ook chloroplasten hebben eigen DNA en ribosomen waarmee ze deels coderen voor hun
eigen eiwitten.