AANTEKENINGEN/OPDRACHTEN (ONLINE) PRACTICA
BIG PRACTICUM A EN B
Voor beide practica: zie de fysieke readers. Hierin staan ook afbeeldingen waardoor het namen leren
makkelijker wordt.
PRACTICUM PRIKKELGELEIDING
PRINCIPE ACTIEPOTENTIAAL METING
Bij de intracellulaire actiepotentiaal wordt gemeten met een meet elektrode die zich binnen de cel
bevindt en de andere die zich buiten de cel bevindt. Bij deze meetmethode wordt de
spanningsverandering gemeten zoals die over de celmembraan optreedt. De actiepotentiaal kenmerkt
zich door een sterke depolarisatie fase en een zwakke hyperpolarisatie fase.
Bij het experiment die wij hebben gedaan wordt niet de potentiaalverschil over de celmembraan
gemeten, maar de potentiaalverschillen aan de buitenkant van de cellen.
Cellulaire actiepotentialen die over de membraan lopen kenmerken zich als een negatieve lading die zich
aan de buitenkant langs het axon voortplant. Deze situatie komt over- een met de depolarisatie-fase
van de cellulaire actiepotentiaal;
tijdens deze fase is er een sterke
influx van (positief geladen) Na+-
ionen, waardoor de buitenkant
van het axon negatief geladen zal
zijn. Tijdens de hierna
optredende hyperpolarisatie-fase
van de cellulaire actiepotentiaal
treedt er een efflux van K+ op. In
vergelijking met de Na+-influx is
de K+-efflux echter veel trager,
zwakker en langduriger en leidt
niet of nauwelijks tot een
(meetbaar) positief
ladingsoverschot aan de
buitenkant van het axon
Indien de eerste elektrode de min elektrode is, resulteert dit in een positieve spanning aan de uitgang van
de differentiaal versterker ( -*- = +). Wanneer de impuls zich precies tussen beide elektroden bevindt,
heeft het weefsel onder de beide elektroden het zelfde potentiaal en is er dus geen spanningsverschil
gemeten. Als de negatieve impuls de tweede elektrode (+) bereikt, meten we dezelfde spanning, alleen
tegengesteld, omdat nu de plus elektrode wordt gemeten.
De gemeten actiepotentiaal in de figuur kenmerkt zich door een bifasisch golfvorm. Zowel de lengte van
de zenuwimpuls als de afstand tussen beide elektroden is van invloed op de uiteindelijk te meten
golfvorm. Daarnaast is de afstand tussen de elektroden tot het axon bepalend voor de amplitude van het
actiepotentiaal; hoe dichter de elektroden zich bevinden bij het axon, hoe groter de amplitude.
,NEURALE INNERVATIE VAN DE ARMSPIEREN BIJ DE MENS
Door middel van elektrische stimulatie van motorneuronen in de nervus ulnaris in de onderarm is het
mogelijk de vingerspieren in de hand te activeren en de hierin optredende spierpotentialen te meten. Een
actiepotentiaal in een motorneuron voert naar het uiteinde van de axon die uitkomt op een groep
spiervezels (motorunit); deze overgang heet de neuromusculaire overgang. Wanneer deze actiepotentiaal
wordt overgedragen aan de geïnnerveerde spiervezels treedt contractie op. De over de spiervezels
lopende actiepotentialen kunnen op de huid worden gemeten als spierpotentialen. De spinale zenuw die
de vinger- en pinkspieren innerveert is de nervus ulnaris. Deze zenuw loopt op een paar plaatsen vrij dicht
onder de huid: 1) ter plaatse van het elleboog gewricht in de bovenarm bij het ‘telefoonbotje’, en 2) vlak
bij het polsgewricht in de onderarm waar de pezen van de pinkspieren liggen. Op deze twee plaatsen is
het vrij eenvoudig mogelijk via elektrische stimulatie de motorneuronen in de n. ulnaris te activeren, en zo
vervolgens in de pinkspieren optredende spierpotentialen te meten.
OPDRACHTEN
Berekenen van de voorgeleidingssnelheid
Op de registraties van stimulatie bij de elleboog en bij de pols ziet u dat het enige tijd duurt voordat de
actiepotentiaal bij de afleid-elektrodes aankomt, ten opzichte van het moment waarop gestimuleerd
wordt. Deze tijd, tm, bevat twee componenten:
- de latentietijd (tl): de tijd die nodig is voor de puls om bij de zenuw te komen en daar ter plekke
een actiepotentiaal in de zenuw te genereren, en:
- de voortgeleidingstijd (tv): de tijd die de actiepotentiaal langs de zenuw nodig heeft om de afleid
elektroden te bereiken
Dus: tm = tl + tv
De tv is afhankelijk van de voortgeleidingssnelheid: indien x = afstand tussen stimulatie-elektroden en
afleid-elektroden, en v = voortplantingssnelheid van de actiepotentiaal, dan geldt dat tv = x/v.
Dus: tm = tl + tv = tl + x/v
tl en tv kunnen niet afzonderlijk gemeten worden, maar kunnen wel berekend worden door twee
metingen van tm te doen met verschillende x, zoals u ook gedaan heeft (namelijk pols en elleboog).
Hierbij nemen we aan dat de tl in beide metingen gelijk is. Invullen van bovenstaande vergelijking voor
beide metingen levert dan 2 vergelijkingen op met 2 onbekenden (tl en v), welke is op te lossen.
2. Bereken aan de hand van de meetresultaten de voortplantingssnelheid van de actiepotentiaal langs de
armzenuw.
Antwoord: 11,5 m/s (Maaike vragen voor foto berekening).
4. Elektrische stimulatie van de onderarmzenuw induceert in het motorneuron een actiepotentiaal die
zowel richting pink als richting ruggenmerg zal lopen. Wat voor effect heeft de aankomende
actiepotentiaal in het ruggenmerg?
Antwoord: niks
5. in de spinale zenuw lopen ook sensorische vezels. Stimuleert u deze ook, en hoe merkt u dat? Geef een
verklaring.
Antwoord: je voelt dit als pijn.
, PRACTICUM SCHAAPHART EN -LONGEN
OPDRACHTEN
Vraag 1. Waarom kost het zoveel moeite om ingeklapte longen van een dood dier op te blazen? Vergelijk
dit met het opblazen van een ballon.
Antwoord: een ingeklapte long heeft een zeer hoge weerstand. Daarom is het moeilijk om ze op te blazen.
Vraag 2: Is er een verschil in het aantal longhili van het schaap en de mens in fig 1? Verklaar een eventueel
verschil.
Antwoord: Schapen hebben drie longhili en mensen hebben er twee. Mensen hebben een sleutelbeen en
die houdt ons schouderblad vast in onze romp. Schapen zijn viervoeters en die hebben dat dus niet. Er ligt
daar dus wat extra ruimte aan de rechterkant, waardoor er daar ruimte is voor een extra stukje long en
dus een extra longhili.
Vraag 3: wat is de functie van het BALT-weefsel rond de luchtgeleidingsboom?
Het zorgt ervoor dat er geen ziekteverwekkers in je longen en longweefsel komen. Omdat lucht niet
steriel is.
Vraag 4: wat is de functie van de kraakbeenringen in de trachea? Waarom is de ring niet gesloten?
Kraakbeenringen beschermen je trachea, zodat ze niet dichtklappen en ze uitwendige druk kunnen
weerstand. Ze zijn niet helemaal gesloten zodat je trachea iets kan uitbreiden, zodat je meer volume in
een keer binnen kan krijgen.
Vraag 5: wat is de functie van de atrium enerzijds en de ventrikel anderzijds?
Atrium hebben een bloedopslag functie en je ventrikels pompen het bloed rond naar je longen en naar de
rest van het hart.
Vraag 6: het schaap heeft 3 longhili. Komen er in het linker atrium ook die longvenen binnen?
Ja. Bij elke longhili komt er ook een slagader langs.
Vraag 7: hoe werken de valvulae actief en/of passief tussen atrium en ventrikel?
Maaike om antwoord vragen!!!!!
Vraag 8: In het hart bevinden zich valvulae tussen atria en ventrikels en er zijn halve maanvormige kleppen
in de overgang naar de aorta en de a. pulmonalis. Wat is de functie van deze kleppen en hoeveel kleppen
zijn er in totaal?
We hebben elf kleppen. Het is een passief proces, het gaat namelijk door de bloeddruk open en dicht. De
spieren die er doorheen lopen zijn er om de kleppen op hun plaats te houden.
Vraag 9: De atria en ventrikels worden van elkaar gescheiden door de annulus fibrosus, een plaat van
stevig bindweefsel. Wat is de functie van deze plaat? Welk systeem doorboort deze plaat?
Het is een isolator die elektrische geleiding tussen atria en ventrikels scheidt en uberhaupt de atria en
ventrikels scheiden.
Vraag 10: welk verschil is er in aftakkingswijze van de grote vaten van de aortaboog tussen schaap en
mens?
Zie powerpoint practicum voor alle benamingen.
Vraag 11: wat is de invloed van het parasympatisch en sympatisch zenuwstelsel op de SA knoop?
Met het parasympatisch zenuwstelsel verlaag je de hartslag en met het sympatisch zenuwstelsel verhoog
je de hartslag.