Formuleren
Dubbelop
1. Onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is dat een onjuiste herhaling.
Voorbeeld:
Onjuist: Op zo’n partij als het Vlaams Blok zou een mensenrechtenactivist niet op moeten stemmen.
Juist: Op zo’n partij als het Vlaams Blok zou een mensenrechtenactivist niet moeten stemmen.
2. Tautologie
Als hetzelfde twee keer wordt gezegd met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen), heet dat
tautologie.
Voorbeeld:
Onjuist: Ik lees graag boeken over de toekomst van de samenleving, zoals bijvoorbeeld… enz.
Juist: Ik lees graag boeken over de toekomst van de samenleving, zoals… enz.
3. Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep, nog eens door een ander
woord uitgedrukt. Dat andere woord is meestal van een andere woordsoort.
Voorbeeld:
1. Onjuist: De aanwezige (bijv. nw) bezoekers (zelfst. nw) kregen de organisatie allemaal een aandenken.
Juist: De bezoekers kregen… enz.
2. Onjuist: In het scheikundelokaal hing altijd een vieze stank.
Juist: In het scheikundelokaal hing altijd een stank/ stonk het eigenlijk altijd.
OF: In het scheikundelokaal hing eigenlijk altijd een vieze lucht.
3. Onjuist: Als je in Zwolle bij De Librije wilt eten, moet je wel van tevoren een tafel reserveren.
Juist: Als je in Zwolle bij De Librije wilt eten, moet je wel van een tafel reserveren.
4. Contaminatie
Als twee woorden of uitdrukkingen worden verward en ten onrechte worden vermengd, heet dat een contaminatie.
Voorbeeld:
Onjuist: overnieuw, uitprinten, nachecken.
Juist: Opnieuw (of over doen), printen, nakijken (of checken).
5. Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat al een ‘ontkennend’ of ‘negatief’ karakter heeft (voorkomen, misbruiken,
verbieden, weerhouden, nalaten) wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.
Voorbeeld:
Onjuist: De examenkandidaten deden veel moeite om te voorkomen dat er in hun profielwerkstuk geen spelfouten
zouden staan.
Juist: ‘Geen’ weglaten.
, Fouten met verwijswoorden
Onjuist verwijswoord
Bij verwijswoorden belangrijk dat:
- juiste verwijswoord
- duidelijk naar welk woord het verwijswoord verwijst
Van eerder genoemde fouten, is ‘onjuiste verwijswoord’ de meest voorkomende fout. Op bepalen welk
verwijswoord te gebruiken, eerst antecedent zoeken. Als antecedent niet één woord, maar woordgroep is, zoek dan
eerst kernwoord van die woordgroep
Voorbeeld:
Het comité (kernwoord; onzijdig) voor de viering van Bevrijdingsdag heeft zijn beslissing over het doorgaan van het
housefestival; een week uitgesteld.
antecedent Persoonlijk Bezittelijk Aanwijzende Betrekkelijk
voornaamwoord voornaamwoord voornaamwoord voornaamwoord
Mannelijk hij, hem zijn, z’n deze, dit die
de-woord
Vrouwelijk zij, ze haar, d’r deze, die die
de-woord Niet personen: ze
Onzijdig het zijn, z’n dit, dat dat
het-woord
Meervoudige ow: zij, ze hun deze, dit die
zelfstandig lv: hen
naamwoorden na vz: hen
mwvw zonder vz:
hun
Hij, zij (ze) of het hem of haar zijn of haar:
hij, hem, zijn zij, ze, haar het, zijn
Mannelijk woord Vrouwelijk woord Onzijdig woord
Landen, steden, clubs
Verkleinwoorden
Let op!
- Landen, steden, clubs = het, zijn
Voorbeeld: Utrecht is trots op zijn Domtoren.
- Veel vrouwelijke woorden mogen ook wel mannelijk gebruikt worden woordenboek: v(m)