Casus 1
Leerdoelen:
1. Wat is obesitas?
Definitie
Bron: https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-obesitas
Waar in deze standaard wordt gesproken over volwassenen met obesitas, wordt tevens bedoeld
volwassenen met overgewicht in combinatie met een ernstig vergrote buikomvang, comorbiditeit of
cardiovasculaire risicofactoren.
Obesitas bij volwassenen geeft een verhoogd risico op comorbiditeit. Deze comorbiditeit bestaat uit
aandoeningen die vooral de levensverwachting beïnvloeden, zoals diabetes mellitus type 2 en
cardiovasculaire aandoeningen en ziekten die vooral de kwaliteit van leven beïnvloeden, zoals
chronische gewrichtsklachten en slaapapneu. Mensen met obesitas hebben ook een groter risico op
kanker en galstenen. De kans op een spontane zwangerschap is kleiner dan bij niet-obese vrouwen.
Tevens blijken zwangerschap en partus vaker gepaard te gaan met complicaties. Bij vrouwen gaat
obesitas gepaard met seksueel disfunctioneren, bij mannen is er een associatie met erectiele disfunctie.
Ook zijn er aanwijzingen dat mensen met obesitas een verminderde kwaliteit van leven hebben, vaker
arbeidsongeschikt zijn en frequenter hun werk verzuimen. Obesitas bij volwassenen gaat samen met
een verlies aan levensverwachting van naar schatting zes tot zeven jaar.
Obesitas gaat ook bij kinderen gepaard met een verhoogd risico op comorbiditeit, die grotendeels
gelijk is aan de comorbiditeit bij volwassenen. Daarnaast spelen bij kinderen andere aspecten een rol,
zoals gepest worden, gewrichtsklachten en een slechtere lichamelijke conditie, waardoor er een
verminderde kwaliteit van leven is. Obese kinderen hebben een verhoogd risico op overlijden op een
relatief jonge leeftijd.
Het effect van de behandeling van obesitas is beperkt. De mens is van nature beter beschermd tegen
gewichtsafname dan gewichtstoename. Bij een caloriebeperking ontstaan in het lichaam
tegenregulatiemechanismen, waardoor gewichtsvermindering bemoeilijkt wordt.
Obesitas wordt vastgesteld met behulp van de Body Mass Index (BMI). Dit is het gewicht (in kg)
gedeeld door het kwadraat van de lengte (in m). De classificatie van de BMI is weergegeven in tabel 1.
Voor kinderen van 2 tot 18 jaar zijn er voor obesitas internationaal geaccepteerde afkapwaarden van
de BMI vastgesteld. Deze zijn leeftijd- en geslachtspecifiek (zie tabel 2). Bij kinderen wordt obesitas
onderverdeeld in 3 graden. De grenswaarden hiervan zijn vergelijkbaar met de volgende waarden voor
volwassenen: BMI 30 tot 34,9 (graad 1), BMI 35 tot 39,9 (graad 2) en BMI ≥ 40 (graad 3).
De buikomvang (zie tabel 1) is een aanvullend criterium om het gezondheidsrisico vast te stellen,
omdat niet alleen de absolute hoeveelheid vet, maar ook de centrale, intra-abdominale en viscerale
vetverdeling belangrijk zijn. Bij volwassenen en kinderen correleert de BMI niet altijd goed met het
vetpercentage. De BMI correleert slecht met de verdeling van het lichaamsvet. De buikomvang is voor
de vetverdeling wel een goede afgeleide maat. Vrouwen, ouderen en mensen uit Azië hebben een
,hoger vetpercentage dan respectievelijk mannen, jongere mensen en Europeanen bij dezelfde BMI. Bij
volwassenen voldoet de BMI in combinatie met de buikomvang goed om de mate van het risico (op
comorbiditeit) aan te geven. Een grote buikomvang is een onafhankelijke risicofactor voor sterfte.
Tevens is de buikomvang een maat om het effect van een interventie te beoordelen. Internationaal zijn
er voor kinderen geen afkappunten van de buikomvang beschikbaar. Daarom wordt de buikomvang bij
kinderen vooralsnog alleen gebruikt voor het meten van het effect van de behandeling.
Epidemiologie, prevalentie, incidentie, etniciteit, man-vrouwverhouding
In 2009 had bijna de helft van de Nederlandse volwassen bevolking overgewicht dan wel obesitas:
41,3% van de mannen en 29,5% van de vrouwen had overgewicht en 11,2% van de mannen en 12,4%
van de vrouwen had obesitas. In de afgelopen decennia trad een duidelijke stijging op. De prevalentie
van morbide obesitas (BMI ≥ 40) is naar schatting 1,0 tot 1,5%.
De prevalentie van overgewicht en obesitas bij volwassenen neemt toe met de leeftijd. Obese patiënten
bezoeken de huisarts zelden voor obesitas zelf. Wel consulteren ze de huisarts vaker dan mensen
zonder obesitas. Naast voor aan obesitas gerelateerde aandoeningen komen patiënten met obesitas ook
wat vaker bij de huisarts voor klachten die niet of minder aan obesitas zijn gerelateerd. Bovendien
schrijft de huisarts hen vaker medicatie voor.
Gedurende de gehele periode 1981-2011 valt op dat, op grond van zelfgerapporteerde gegevens,
overgewicht meer onder mannen voorkwam en obesitas meer onder vrouwen. Het percentage mannen
met overgewicht steeg van 37% in 1981 naar 53% in 2012. Het aandeel mannen met obesitas is meer
dan verdubbeld, van 4% in 1981 tot 11% in 2012. Ook het percentage vrouwen met overgewicht steeg
van 30% in 1981 tot 42% in 2012. In 1981 had 6% van de vrouwen obesitas, in 2012 bijna 13%.
Obesitas komt vaker voor bij mensen van Turkse, Antilliaanse, Marokkaanse en Surinaamse herkomst.
Ook ziet men in lagere sociaaleconomische klassen vaker obesitas.
De prevalentie van obesitas bij kinderen stijgt eveneens: bij jongens van 4 tot en met 15 jaar is de
prevalentie gestegen van 0,2% in 1980 naar 2,6% in 2002 tot 2004. Bij meisjes waren die cijfers 0,5%
(1980) en 3,3% (2002 tot 2004). Bij kinderen van Marokkaanse en Turkse komaf komt obesitas vaker
voor.
, Etiologie
Het ontstaan van obesitas berust op een complex mechanisme in de vetcel dat van invloed is op
hormonale processen in het lichaam. Gewichtstoename ontstaat door een langdurige
onevenwichtigheid in de energiebalans. Enerzijds bevorderen een zittende leefstijl en
hoogenergetische voeding gewichtstoename en obesitas, anderzijds verkleinen regelmatige
lichamelijke activiteit en laagenergetische voeding het risico op overgewicht.
Omgevingsfactoren, individuele en genetische factoren spelen een rol bij het ontstaan van obesitas. De
omgevingsfactoren en individuele gedragsfactoren worden als belangrijkste oorzaken beschouwd voor
de verstoorde energiebalans en daarmee voor de toename van het voorkomen van obesitas. Obesitas
komt vaak familiair voor. Obesitas bij ouders is een sterke risicofactor voor obesitas bij hun kinderen.
Hierbij spelen de gewoonten en de omgeving die familieleden met elkaar delen de belangrijkste rol,
maar ook erfelijke aanleg is van belang. Erfelijke factoren zijn vooral van invloed op de individuele
variatie in de aanleg voor obesitas. Ook culturele verschillen spelen een rol. In sommige culturen
wordt een mager tot slank postuur geassocieerd met ongezond zijn.
Risicogroepen voor gewichtstoename zijn: mensen die stoppen met roken en vrouwen postpartum die
geen borstvoeding geven. Risicogroepen op de kinderleeftijd zijn kinderen met een snelle groei op de
zuigelingenleeftijd, kinderen met een sterke stijging van de BMI voor het zesde jaar en kinderen met
een of twee ouders met obesitas. Een kind met obesitas heeft een verhoogd risico op obesitas op
volwassen leeftijd. Dit risico neemt toe met de leeftijd. Dit geldt des te meer voor kinderen met ouders
die beiden obesitas hebben.
Van een aantal ziektebeelden (hypothyreoïdie, syndroom van Down, syndroom van Cushing) is
bekend dat zij gepaard gaan met gewichtstoename. Het komt slechts zelden voor dat een
onderliggende aandoening de enige oorzaak is van obesitas, omdat de gewichtstoename door een
onderliggende aandoening beperkt is. Geneesmiddelen (antidiabetica, antidepressiva, corticosteroïden)
kunnen gewichtstoename veroorzaken, maar ook geneesmiddelgebruik is zelden de enige oorzaak van
obesitas. De bijdrage van geneesmiddelen tot het ontwikkelen van obesitas is beperkt. De eetstoornis
binge eating disorder (eetbuistoornis) kan van belang zijn voor het ontwikkelen en/of in stand houden
van obesitas. Bij deze eetstoornis is er sprake van herhaalde episodes van eetbuien, die een
onaangename spanning opleveren. De eetbui wordt meestal niet gevolgd door compensatoir gedrag
(bijvoorbeeld braken, laxeren) zoals bij boulimia. Bij de eetstoornis boulimia nervosa is het gewicht
vaak normaal, omdat dit compensatoir gedrag wel optreedt. Psychologische factoren, zoals emotioneel
eten (eten als reactie op negatieve gebeurtenissen), kunnen een rol spelen bij het ontstaan van obesitas.
Seksueel misbruik of andere vormen van geweld en affectieve verwaarlozing bij kinderen zijn
geassocieerd met het voorkomen van obesitas op volwassen leeftijd.
Diagnostiek
De huisarts meet lengte, gewicht (eventueel met lichte kleding) en buikomvang en bepaalt de BMI.
Buikomvang is ernstig
verhoogd wanneer het
bij een man groter is
dan 102 cm en bij de
vrouw groter dan 88
cm. <80cm voor
vrouwen en <94cm
voor mannen is
normaal.