H1§1: Regeling en homeostase
De normwaarde is een bepaalde waarde van een factor (glucoseconcentratie, zuurstofconcentratie)
in een organisme die moet worden gehandhaafd. Deze factoren schommelen rondom een bepaald
evenwicht (normwaarde), er is sprake van een dynamisch evenwicht. Het in stand houden van een
dynamisch evenwicht in het inwendige milieu van een organismen noem je homeostase (vorm van
zelfregulatie). Dit gebeurt door middel van regelkringen. Voor homeostase is communicatie tussen
cellen nodig.
Een regelkring bestaat uit een sensor, een controlecentrum en een effector en zorgt voor het
handhaven van een bepaalde normwaarde in een organisme. (zie afbeelding 1) l vb: Sensor: receptor
in een slagader l Controlecentrum: Hersenen l Effector: spier l
Negatieve terugkoppeling (negatieve feedback): Regelkring waarin een toename van het resultaat
een remming van het proces veroorzaakt. Een afname van het resultaat veroorzaakt een stimulering
van het proces.
Positieve terugkoppeling (positieve feedback): Regelkring waarin een toename van het resultaat
het proces versterkt.
Homeostatische regelkringen zorgen ervoor dat de omstandigheden in het inwendige milieu niet te
veel veranderen.
Uitwendig milieu: Omgeving van een organisme.
Inwendig milieu: Wordt gevormd door het bloed en de weefselvloeistof van een organisme.
Tussen het inwendige en het uitwendige milieu bevindt zich ten minste één cellaag. De inhoud van
darmen, longen en blaas hoort bij het uitwendige milieu.
§2: Hormonale regulatie
Signaalmoleculen (signaalstoffen) zijn stoffen die communicatie tussen cellen mogelijk maken.
Signaalmoleculen die worden afgegeven door hormoonklieren, zijn hormonen. (tabel 89A)
Endocriene klieren Klieren die hun producten afgeven aan het bloed. Ze hebben geen
afvoerbuis.
Exocriene klieren: Klieren die hun producten afgeven via een afvoerbuis.
(zweet-/speekselklieren)
Hormonen gaan vanuit de bloedvaten via de weefselvloeistof naar alle cellen van organisme. De
hormonen zijn alleen werkzaam in organen waarvan de cellen receptoren bezitten waaraan dit
hormoon kan binden: de doelwitorganen. De hormoonconcentratie / hormoonspiegel in het bloed
en het aantal hormoonreceptoren bepalen de mate van reactie van een doelwitorgaan. Hormonen
blijven vaak lang in het bloed en weefsel aanwezig, waardoor effecten lang aanhouden (groei,
ontwikkeling, stofwisseling).
Hormoon-receptorcomplex: ontstaat wanneer een hormoon bindt aan een receptoreiwit. (tabel 89B)
Je hebt twee verschillende manieren hoe een hormoon wordt opgenomen: (afbeelding 5)
1. Steroïd hormonen: een hormoon gaat door het celmembraan heen en komt via een
kernporie in het kernplasma. Het hormoon zet dan bepaalde genen aan of uit.
2. Peptide hormonen: een hormoon bindt aan een receptoreiwit op het celmembraan. Aan de
binnenzijde van het celmembraan wordt een bepaald signaalmolecuul (second messenger)
gevormd. De second messenger geeft het signaal in de cel door.
a. Cascade: signaal wordt via meerdere schakels in de cel doorgegeven.
Als een signaal binnen de cel wordt doorgegeven van molecuul naar molecuul, worden veel
signaalmoleculen geactiveerd / geproduceerd. Een enkel signaal van buiten de cel (extracellulair)
kan daardoor een enorme reactie binnen de cel (intracellulair) opwekken.
, Hormoonstelsel bestaat uit een aantal hormoonklieren. Hypofyse, schildklier, bijnieren, eilandjes van
Langerhans, teelballen, eierstokken.
Hypofyse bestaat uit de hypofysevoorkwab en hypofyseachterkwab. Het gedeelte van de
hersenen dat net boven de hypofyse ligt, is de hypothalamus. Hypofyse produceert is de centrale
hormoonklier die verschillende hormonen produceert waarvan sommige de werking van andere
hormoonklieren beïnvloeden.
In de hypothalamus vindt neurosecretie plaats: hormonen worden door neuronen gevormd. De
gevormde hormonen heten neurohormonen. Neutronen geven twee typen neurohormonen af die
endocriene cellen in de hypofysevoorkwab beïnvloeden: inhibiting hormonen en releasing
hormonen. (tabel 89C)
IH: zorgen ervoor dat de endocriene cellen in de hypofysevoorkwab geen hormonen meer
produceren.
RH: stimuleren de endocriene cellen in de hypofysevoorkwab om bepaalde hormonen te produceren.
Deze hormonen stimuleren de productie en afgifte van hypofysehormonen.
Adrenocorticotroop hormoon (ACTH): wordt geproduceerd bij stress. Het bevordert de
aanmaak van hormonen door de bijnierschors.
Groeihormoon (GH): regelt de groei en ontwikkeling. Het kan reuzengroei, dwerggroei
veroorzaken.
Prolactine: speelt een rol bij het vergroten van de melkklieren.
Oxytocine: stimuleert het ontstaan van weeën, melksecretie en de band tussen moeder en
kind. (achterkwab)
Antidiuretisch hormoon (ADH): regelt de resorptie van water in de nieren bij de vorming
van urine. (achterkwab) (tabel 89A)
Schildklier ligt in de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp. Het produceert onder andere
thyroxine (=schildklierhormoon). Dit hormoon beïnvloedt de stofwisseling, vooral door de
verbranding van glucose te stimuleren.
TSH uit de hypofyse stimuleert de vorming van schildklierweefsel, de opname van jodium door de
schildkliercellen en de productie en secretie van thyroxine. Jodium is noodzakelijk voor de vorming
van thyroxine. Thyroxine remt de productie en secretie van TSH. (afbeelding 14)
Als de schildklier te veel thyroxine produceert, neemt de intensiteit van de stofwisseling toe.
Als de schildklier te weinig thyroxine produceert, neemt de intensiteit van de stofwisseling af.
Spijsverteringsklieren
Kliercellen in de alvleesklier (pancreas) en de maag- en darmwand produceren
spijsverteringshormonen die de spijsvertering beïnvloeden.
In de eilandjes van Langerhans (in de alvleesklier) komen alfa-cellen voor die het hormoon glucagon
produceren en bèta-cellen die het hormoon insuline produceren. Deze hormonen zorgen ervoor dat
de glucoseconcentratie / bloedsuikerspiegel in het bloed min of meer constant blijft (5,0 mmol/L).
➡️ ➡️
➡️ ➡️
glucoseconcentratie stijgt bèta-cellen produceren insuline cellen nemen meer glucose op uit
➡️ ➡️ ➡️
het bloed cellen zetten glucose om in glycogeen glycogeen wordt in deze cellen opgeslagen
➡️ ➡️
glucoseconcentratie zal dalen tijdje niet gegeten glucoseconcentratie onder normwaarde
➡️
alfa-cellen produceren glucagon stimuleert de omzetting van glycogeen in glucose en
bevordert afgifte van glucose aan het bloed glucoseconcentratie stijgt. (afbeelding 17)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper imkejanssen2. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.