Samenvatting aansprakelijkheidsrecht
Algemeen
Een verbintenis is een rechtsband waarbij de ene partij verplicht is tot een prestatie,
waarop de andere partij recht heeft. Het ontstaan van verbintenis geschiedt in de wet
art. 6:1 BW, zoals de overeenkomst, onrechtmatige daad en rechtmatige daad. Er moet
dus een reden zijn voor vermogensverschuivingen en andere prestaties, wil er een
verbintenis ontstaan.
Aansprakelijkheidsrecht gaat vooral over de onrechtmatige daad. Rechtmatige daden
zijn onder andere zaakwaarneming (art. 6:198 BW) en onverschuldigde betaling (6:203
BW). De overeenkomst komt bij contractenrecht aan de orde.
Rechtsfeitenschema
Om de onrechtmatige daad te plaatsen, dienen de andere punten in het
rechtsfeitenschema begrepen te worden.
Rechtsfeiten, feiten waarin het geldende recht een rechtsgevolg koppelt, kunnen worden
onderscheiden in ‘blote’ rechtsfeiten, feiten met een rechtsgevolg niet zijnde een
menselijke handeling, en handelingen.
Handelingen kunnen worden onderverdeeld in rechtshandelingen (art. 3:32 BW), met
een wil op een rechtsgevolg, en andere handelingen, namelijk onrechtmatige en
rechtmatige daad onafhankelijk van de wil op een rechtsgevolg.
Rechtshandelingen kunnen worden onderverdeeld in eenzijdige (gericht, door één
persoon tot een bepaald persoon of personen, en ongericht, door één persoon niet
gericht op een bepaald persoon of personen) en meerzijdige rechtshandelingen.
Meerzijdige rechtshandelingen kunnen worden onderverdeeld in de overeenkomst (art.
6:213 en 6:217 BW) en andere meerzijdige rechtshandelingen. De overeenkomst kan
worden onderverdeeld in de verbintenisscheppende (obligatoire) overeenkomst, de
bevrijdende (libertaire) overeenkomst en de goederenrechtelijke overeenkomst.
de verbintenisscheppende overeenkomst kan als laatste worden onderverdeeld in de
wederkerige overeenkomst (art. 6:261 e.v. bijv. koop), hier zijn er voor beide partijen
verbintenissen over en weer, en de niet-wederkerige overeenkomst (bijv. schenking),
hier ontstaan geen verbintenissen voor beide partijen en heeft elke partij slechts een
recht OF een plicht.
De onrechtmatige daad
De onrechtmatige daad is beschreven in art. 6:162 BW. Het gaat om aansprakelijkheid
voor schade die het gevolg is van onrechtmatig handelen of van een gebeurtenis die voor
risico van de aansprakelijke komt. De functie van het aansprakelijkheidsrecht is
compensatie (vergoeden van schade), genoegdoening (erkenning) en preventie (mits
effectief).
De soorten onrechtmatige daad zijn aansprakelijkheid voor eigen handelen (art. 6:162
e.v. BW), aansprakelijkheid voor iets/iemand anders vanwege bepaalde kwaliteit
(kwalitatieve/risico-aansprakelijkheid bijv. werkgever, bezitter van een zaak, art. 6:169
e.v. BW) of een combinatie van beiden, zoals productaansprakelijkheid. Voorlopig wordt
er beperkt tot aansprakelijkheid voor eigen handelen.
,Om vraag te beantwoorden of er sprake is van een onrechtmatige daad moet er altijd
getoetst worden aan de volgende voorwaarden/criteria:
1. Er moet sprake zijn van onrechtmatigheid art. 6:162 lid 2 BW
2. Er moet sprake zijn van relativiteit tussen de geschonden norm en de
onrechtmatigheid art. 6:163 BW
3. Deze onrechtmatigheid moet de dader kunnen worden toegerekend art. 6:162 lid 3
BW
4. Er moet sprake zijn van schade
5. Er moet een causaal verband zijn tussen de onrechtmatigheid en de schade: zou de
schade ook zijn ontstaan als de onrechtmatige daad achterwege zou zijn gebleven?
o.a. art. 6:98 BW
1. Er moet sprake zijn van onrechtmatigheid
De gedraging van de daad moet ten eerste onrechtmatig zijn. De onrechtmatigheid staat
beschreven in art. 6:162 lid 2 BW. Hierin worden drie typen onrechtmatigheden
onderscheiden, namelijk:
- Inbreuk op een subjectief recht
- Handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
- Handelen of nalaten in strijd met hetgeen volgens het maatschappelijk verkeer betaamt
zorgvuldigheidsnorm
Inbreuk op een subjectief recht
Subjectieve rechten zijn te onderscheiden in absolute vermogensrechten (eigendom,
beperkte rechten, auteursrecht e.d.) en persoonlijkheidsrechten (lichamelijke integriteit,
persoonlijke levenssfeer e.d.). Wanneer hier een inbreuk op wordt gemaakt, is er sprake
van onrechtmatigheid. Als dit niet met opzet gebeurt of als er sprake is van vernieling of
beschadiging van zaken, letsel, overlijden of hinder, moet er ook getoetst worden aan de
zorgvuldigheidsnorm, oftewel hetgeen volgens maatschappelijk verkeer betaamd is.
Handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
In beginsel leidt ieder handelen, doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
(formele en materiele wet, verplichtingen uit vergunningen en specifieke voorschriften)
onrechtmatigheid.
Handelen of nalaten in strijd met hetgeen volgens het maatschappelijk verkeer betaamt
zorgvuldigheidsnorm
Iedereen moet zorg betrachten die van een zorgvuldig mens verwacht mag worden
jegens een ander persoon of goed, of met betrekking tot iemands vermogensbelangen.
Dit derde type is tot stand gekomen in het Lindenbaum/Cohen arrest en is verder
uitgewerkt in de rechtspraak waardoor er een aantal soorten zijn ontstaan, namelijk:
- Gevaarzetting en waarschuwing wanneer zich een geval van gevaarzetting voordoet,
moet voor de vraag of er sprake is van onrechtmatigheid getoetst worden aan de criteria
uit het Kelderluikarrest: 1. De aard en omvang van de gevreesde schade. 2. De
waarschijnlijkheid dat de schade zich zal voordoen. 3. De bezwaarlijkheid van het
nemen van voorzorgsmaatregelen. 4. De aard van de gedraging die lijdt tot de
gevaarzetting. Om aansprakelijkheid voor gevaarzetting te voorkomen, zijn veel
rechtspersonen geneigd te waarschuwen voor gevaar d.m.v. waarschuwingsborden.
Er zijn drie typen waarschuwingsgevallen:
, * Het gevaar is zodanig onaanvaardbaar waarschuwen bevrijdt niet, hooguit eigen
schuld slachtoffer (art. 6:101 BW)
* Het gevaar is toelaatbaar, maar dusdanig ernstig dat potentieel slachtoffer het moet
vermijden: Jetblast arrest: 1. Als gevolg van de waarschuwing zou het slachtoffer zich
van het gevaar moeten onttrekken 2. Indringendheid waarschuwing (effectief, op de
hoogte zijn van het gevaar, duidelijkheid om welk concreet gevaar het gaat) 3. Het moet
duidelijk zijn hoe het gevaar te vermijden is.
* Het gevaar is aanvaardbaar, mits potentieel slechtoffer zich desbewust in het gevaar
begeeft (bungeejumpen, medische ingreep met risico).
- Hinder Wanneer zich een geval van hinder voordoet, moet voor de vraag of er
sprake is van onrechtmatigheid getoetst worden aan de criteria/belangenafweging,
zoals genoemd in de arresten Bijenspat en Aalscholvers: 1. De aard, ernst en duur van de
hinder. 2. Plaatselijke omstandigheden. 3. Een en ander in verband met verdere
omstandigheden van het geval, waaronder (Aalscholvers): Wat vergt het algemeen
belang, wat vergt het belang van degene die schade lijdt, wat is de mogelijkheid en de
bereidheid om maatregelingen te treffen ter voorkoming van de schade, speelt het
hebben van een vergunning een rol? Laatste vraag: Vogelplaagarrest: in beginsel handel
je niet onrechtmatig met een vergunning, maar dat stelt de onrechtmatigheid niet
meteen uit, de hinder kan zo ernstig zijn dat het niet geduld behoeft te worden.
Ook het gegeven wie er eerst was is van belang, vooral in het Bijenspatarrest. (vestiging
voor aanvang van de hinder).
- Sport en spelsituaties Wanneer zich een situatie van sport en spel voordoet, moet
rekening worden gehouden met het feit dat letseltoebrengend gedrag in deze situatie, en
vlak voor of na de situatie, minder snel onrechtmatig is, ook als er een (spel)regel wordt
overtreden. Dit staat in het Natrappen-arrest. Deze regels gelden voor alle betrokkenen,
waaronder toeschouwers. Deze regels gelden niet voor de organisatie van de sport of
het spel.
- Huis, tuin en keuken situaties Niet ieder gevaar is onrechtmatig, omdat je nu
eenmaal niet overal op kunt letten. Zulke situaties kunnen worden getoetst aan: 1. Is het
gedrag zo gevaarlijk dat je je volgens het maatschappelijke verkeer van het gevaar moest
onthouden? 2. Heb je je als een normaal mens gedragen zoals dat in het
maatschappelijke verkeer geldt? Wanneer het antwoord op de eerste vraag negatief en
op de tweede vraag positief is, kan er worden gesproken van een ongelukkige
samenloop van omstandigheden (OSVO, conclusie) en is er geen onrechtmatigheid. Deze
maatstaven zijn strenger voor professionals in dat geval. Arresten hierbij zijn Zwiepende
Tak en Verhuizende Zusjes (Het letsel had voorzienbaar moeten zijn. )
- Zuiver nalaten De rechtsplicht tot actief handelen (ingrijpen) om een gevaarlijke
situatie op te heffen, ontstaat pas wanneer de ernst van het gevaar tot het bewustzijn
van de waarnemer is doorgedrongen (niet verplicht arrest hierbij is Gespannen
Touwtje)
2. Er moet sprake zijn van relativiteit tussen de geschonden norm en de
onrechtmatigheid
Dit vereiste, het relativiteitsvereiste, staat beschreven in art. 6:163 BW.