Goederenrecht
Week 1: De grens tussen goederenrecht en overeenkomstenrecht
Literatuur
Kwalitatief recht Een uit een overeenkomst voortvloeiend persoonlijk recht, toekomend aan de rechthebbende op een goed en met
dat goed verband houdende, dat indien het goed wordt overgedragen van rechtswege op de verkrijger daarvan
overgaat. Het recht komt toe aan de schuldeiser in zijn kwaliteit van rechthebbende. Indien die zaak van
rechthebbende verwisselt, volgt het recht de zaak, zonder dat een daarop gerichte rechtshandeling of een
inschrijving in de openbare registers is vereist.
- Art. 6:251 BW
Kwalitatieve verplichting Een verplichting die de schuldenaar bij overeenkomst op zich heeft genomen in verband met een aan
hem toebehorend goed, en die bij overdracht van dat goed van rechtswege overgaat op de verkrijger daarvan. Voor
de overgang van deze verplichting op een rechtsopvolger onder bijzondere titel is een inschrijving in de openbare
registers vereist.
- Art. 6:252 BW
o De bepaling sluit niet uit dat aan de schuldenaar bepaalde verplichtingen om te doen kunnen worden
opgelegd, mits deze als nevenverplichtingen kunnen worden beschouwd van de hoofdverplichting om iets
te dulden of niet te doen, een goede uitoefening van het recht bevorderen en de schuldenaar niet
onevenredig zwaar belasten. Indien de verplichting om iets te dulden of niet te doen door een boetebeding
is versterkt, zal de verplichting uit het boetebeding op de rechtsopvolger overgaan, voor zover de boete
ten tijde van de overgang nog niet is verbeurd.
Kettingbeding Zwakker dan een kwalitatieve verplichting; er is immers een rechtshandeling nodig om de verplichting door te geven
aan de rechtsopvolger. Wordt deze achterwege gelaten, dan kan de schuldeiser jegens de eigenaar die zijn
verplichting niet nakomt, weliswaar aanspraak maken op schadevergoeding wegens wanprestatie c.q. op de
verbeurde boeten, doch daarmede bereikt hij niet waar het hem om te doen was. Een kettingbeding is, bij de tweede
en volgende overdracht, een derdenbeding ten gunste van de eerste verkoper/schuldeiser.
- Niet nakoming kettingbeding:
o Boete of schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming; en
o Schadevergoeding wegens onrechtmatige daad
Geen overtreding kettingbeding doordat het beding niet wordt doorgegeven aan de verkrijger, indien de stipulator
geen belang meer heeft bij de betreffende verplichtingen. De onrechtmatigheid kan ook gelegen zijn in het
gebruikmaken van de wanprestatie van een voorganger van de contractspartij van die laedens.
,Hoorcollege / Kennisclip
Blaauboer/Berlips arrest
Wat kunnen we afleiden uit het arrest?
Contractuele verplichtingen beperken in beginsel het eigendomsrecht niet, zodat zij bij overgang niet van rechtswege op de nieuwe
eigenaar overgaan.
Scheiding tussen verbintenissenrecht en goederenrecht.
Bij verbintenissen die betrekking hebben op een goed gaat wel de actieve zijde (het vorderingsrecht) maar niet de passieve zijde
(schuld) over op degene die dat goed onder bijzondere titel (bijv. door koop en overdracht) verkrijgt.
Wat wordt dan bedoeld met ‘bedongen’ in art. 1354 (oud) BW? Alleen het bedingen van regels.
Thans art. 6:251 BW (kwalitatieve rechten)!
Erfdienstbaarheid
Deze verplichting die contractueel wordt doorgegeven heeft minder beperkingen dan erfdienstbaarheid, mag actieve handelingen
inhouden zoals betaling van een som. Sinds Blaauboer/Berlips: sommige verplichtingen in kettingbeding neerleggen dus.
Wat kan er misgaan ondanks boetebeding? Faillissement bijvoorbeeld bij BV, dan is de ketting doorbroken. Curator zal niet verplicht zijn
stuk grond over te dragen met verplichting eraan vast, maar als al gebeurd is, curator zal dan geconfronteerd worden met vordering
salaris curator gaat voor, dan stopt curator onmiddellijk, dan wordt faillissement opgeheven. Kettingbeding kan niet zonder derdenbeding.
Bij erfdienstbaarheid wel mogelijk gemaakt om verplichtingen met actief handelen mogelijk te maken, dit is niet zo bij de
kwalitatieve verplichtingen.
Erfdienstbaarheid kan niet ontstaan zonder inschrijving in registers, ook voor kwalitatieve verplichting. Verplichting wordt pas kwalitatief
als die wordt ingeschreven in registers in notariële akte. Bedoeling is dat die verplichting overgaat en kwalitatief zal werken. Je moet het
dus uitdrukkelijk bepalen.
Jurisprudentie
Naam en Feiten en omstandigheden Rechtsregel en conclusie
jaar
Het onderscheid tussen goederenrecht en De Hoge Raad oordeelt dat de verbintenis niets te maken heeft met
verbintenissenrecht en het daarmee verbonden de eigendom van de grond. Als Blaauboer zijn recht kan worden
stelsel van zakelijke rechten. uitgeoefend tegen iedere rechthebbende op de grond, waarop de
Berlips verkoopt zijn grond aan Blaauboer. Bij de weg moest worden aangelegd, dan zou dat recht ‘droit de suite’
verkoop belooft hij aan Blaauboer dat hij een weg (goederenrechtelijk gevolg) hebben en dus een goederenrechtelijk
zal aanleggen op een naastliggende strook grond, karakter hebben. Dat strijdt met het strikte onderscheid dat
die hij ook in zijn bezit heeft en behoudt. Later gemaakt moet worden tussen het goederen- en
, wordt die strook grond overgedragen aan een verbintenissenrecht. Eigendom en verbintenis staan dus los van
derde, zonder dat de weg is aangelegd. Blaauboer elkaar. Indien dit onderscheid niet gemaakt zou worden, zouden
eist schadevergoeding van Berlips op grond van overeenkomsten een belemmering kunnen vormen voor het
wanprestatie. Berlips stelt dat de verplichting tot verkopen van een stuk grond. Je zou dan, zonder dat je het weet,
het aanleggen van de weg is overgegaan op de gebonden kunnen zijn aan een andere overeenkomst. Inschrijving
nieuwe eigenaar van de strook grond. in een openbaar register is in dit geval namelijk niet verplicht. De
Hoge Raad acht dit in strijd met het beginsel van rechtszekerheid.
Gaat niet mee over omdat: De Hoge Raad beantwoordde die vraag ontkennend door te
Er moet een onderscheid zijn tussen beslissen dat van verbintenissen die betrekking hebben op een
Blaauboer/ goederenrecht en verbintenissenrecht goed – ingevolge art. 1354 (oud) BW – wel de actieve zijde (het
Berlips Leidt tot rechtsonzekerheid vorderingsrecht maar niet de passieve zijde (de schuld) overgaat
Hoge Raad 3 Art. 5:71 laat alleen toe dat iemand iets op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt. Het
maart 1905 moet dulden of iets niet mag doen, maar verweer van Berlips ging dus niet op en Blaauboer werd in het
je kunt geen actie opleggen. gelijk gesteld.
Derdenwerking geven aan positieve De contractuele verplichting om een weg aan te leggen gaat dus
verplichting kan dus niet als niet mee over wanneer de grond in eigendom wordt overgedragen.
erfdienstbaarheid worden gevestigd, dus Daarmee heeft de Hoge Raad een duidelijke scheiding gemaakt
ook niet via contract. tussen absolute en relatieve rechten. De verkrijger van het stuk
grond heeft niets te maken met de verplichtingen die zijn
voorganger op zich heeft genomen.
Rechtsregel
De persoonlijke verplichtingen van een goed gaan niet over op
degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt. Persoonlijke
rechten ten aanzien van een goed (in tegenstelling tot
verplichtingen), gaan wel over op de verkrijger van dat goed onder
bijzondere titel. Dit wordt dan ook wel een kwalitatief recht
genoemd (zie art. 6:251 BW).
In dit arrest werd een grens gesteld aan hetgeen Door het hof werd onrechtmatig handelen van Eilandgebied
via een actie uit onrechtmatige daad kan worden aangenomen, omdat Eilandgebied bekend was met het beding en
bereikt tegen de opvolger die niet werd gebonden eraan heeft meegewerkt dat het niet aan haar werd opgelegd.
omdat het kettingbeding niet was doorgegeven
door de voorganger. De Hoge Raad oordeelde dat door de uitspraak van het hof een
Boye verkocht in 1863 zijn plantage. Hij bedong resultaat wordt bereikt alsof de verplichting aan Eilandgebied was
hierbij echter wel door middel van een opgelegd en door deze aanvaard, en dit alles louter vanwege het
kettingbeding dat zijn erfgenomen een gedeelte feit dat Eilandgebied het kettingbeding kende. Een dergelijk
van eventuele toekomstige delfstoffen- resultaat is in strijd met het obligatoire karakter van het
Eilandgebie opbrengsten van de plantage zouden krijgen. kettingbeding.
, d Wanneer jaren later AR-CU de plantage aan Of eilandgebied verplicht was de verplichting te eerbiedigen, kan
Curaçao/Erv Eilandgebied Curaçao verkoopt, laat AR-CU na om slechts worden vastgesteld aan de hand van de verdere
en Boyé het kettingbeding in de transportacte op te omstandigheden van het geval:
Hoge Raad 17 nemen, waardoor er een wanprestatie jegens de Of eilandgebied bij de aankoop het beding kende en zich
mei 1985 erven van Boye wordt gepleegd. van de strekking van het beding bewust was; en
Het Hof zei dat er sprake was van een Of te dier zake toen op eilandgebied een onderzoeksplicht
onrechtmatige daad omdat ze wisten van het rustte;
beding, het stond in de transportakte. De ernst van het nadeel dat Boyé lijdt bij doorbreking van
De HR: vernietigt het vonnis, het enkele feit dat de ketting
ze wisten van het beding, wil niet meteen zeggen Voorzienbaarheid van het nadeel op moment van aankoop
dat er sprake is van een onrechtmatige daad, het De mate waarin eilandgebied de wanprestatie heeft
hangt hier af van het gedrag van de derde, of hij beïnvloed en geprofiteerd heeft
willens en wetens heeft aangestuurd dat er is Geen onrechtmatigheid in casu aangenomen.
afgezien van het beding en ook of ze ten tijde van
de koop ervan op de hoogte waren.
In de akte is bepaald dat de exploitatie aan Is er een voldoende verband met de zaak, om het recht te als
Vakantiepark wordt overgedragen, zodat de kwalitatief te kunnen beschouwen? Nee
terzake door de eigenaren verschuldigde
parkbijdrage vanaf dat moment aan Vakantiepark Van een kwalitatief recht als bedoeld in artikel 6:251 BW is sprake
toekomt. Diverse bungaloweigenaren hebben als het recht een zodanig nauwe samenhang heeft met een aan de
geweigerd de aan hen door Vakantiepark in schuldeiser toebehorend goed, dat de schuldeiser bij het recht
rekening gebrachte parkbijdrage te voldoen. In slechts belang heeft zolang hij het goed behoudt. Een zodanige
beide zaken gaat het in cassatie naar de kern samenhang ontbreekt indien het recht op een
genomen om de beantwoording van de vraag of exploitatievergoeding (in casu een parkbijdrage) op grond van een
het recht op voldoening van de ingevolge de overeenkomst toekomt aan de exploitant die niet
koopovereenkomsten met de kaveleigenaren (noodzakelijkerwijs) de eigenaar van het betreffende goed is.
verschuldigde parkbijdrage is te beschouwen als
een kwalitatief recht in de zin van art. 6:251 BW. Volgens de Hoge Raad heeft het hof in de zaak C06/061,
In de zaak C06/035 oordeelde het hof dat dit geoordeeld dat een splitsing kan worden gemaakt tussen de
recht een kwalitatief recht is en derhalve met de eigendom van de infrastructuur (de gemeenschappelijke
Kwalitatieve overdracht van de gemeenschappelijke voorzieningen) enerzijds en de uitvoering van de
rechten voorzieningen (uiteindelijk) op Vakantiepark is exploitatie/onderhoudsovereenkomst (en het daaruit voortvloeiend
/Vakantiepa overgegaan. In de zaak C06/061 oordeelde het recht op betaling van de parkbijdrage) anderzijds. Daaraan heeft
rk Zeebad hof dat het recht op voldoening van de het hof de gevolgtrekking verbonden dat tussen het recht op de ter
Hoge Raad 13 parkbijdrage niet een kwalitatief recht is, zodat vergoeding van de verschuldigde parkbijdrage enerzijds en de
juli 2007 Vakantiepark door de verkrijging van de eigendom van de infrastructuur anderzijds niet een zodanig
gemeenschappelijke voorzieningen niet tevens verband — als bedoeld in art. 6:251 BW — bestaat dat de
jegens de kaveleigenaren het recht heeft schuldeiser bij dat recht slechts belang heeft, zolang hij de