Biomedische kennis
Samenvatti ng thema 2: Respirati e
Anatomie en fysiologie
Hoofdstuk 15: Het ademhalingsstelsel
15.1.1 De functies van het ademhalingsstelsel
Lichaamscellen kunnen alleen blijven functioneren als ze zuurstof aangevoerd krijgen en als
kooldioxide wordt verwijderd.
De functies van het ademhalingsstelsel zijn:
1. Het vormt een groot oppervlak voor de gaswisseling tussen de lucht en het bloed;
2. Het verplaatsen van lucht vang en naar het gaswisselingsoppervlak in de longen;
3. Bescherming van de alveolaire oppervlakten tegen uitdroging en
temperatuurveranderingen en verdediging tegen binnendringende ziekteverwekkers;
4. De vorming van geluiden waardoor spraak, zang en andere vormen van communiceren
mogelijk zijn;
5. De reukzin bevorderen door de reukcellen in de neusholte.
15.1.2 Onderdelen van het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel bestaat uit de neus (met inbegrip van de neusholte en de neusbijholten), de
farynx (de keelholte), de larynx (het strottenhoofd), de trachea (de luchtpijp), de bronchiën en de
longen die de bronchiolen (doorgangen) en de alveoli (de longblaasjes; uitwisselingsoppervlakten)
bevatten. Onder de term luchtwegen worden de buizen verstaan waardoor lucht van en naar de
uitwisselingsoppervlakten van de longen worden vervoerd.
De luchtwegen kunnen worden verdeeld in een gedeelte voor de geleiding van lucht en een gedeelte
voor gaswisseling. De luchtwegen brengen lucht niet alleen naar de longen, maar filteren,
verwarmen en bevochtigen de lucht ook. Daardoor worden de alveoli tegen celresten,
ziekteverwekkers en extreme uitwendige omstandigheden beschermd.
15.2.1 De neus
Onder normale omstandigheden komt de lucht het ademhalingsstelsel binnen via de gepaarde
uitwendige neusopeningen, of neusgaten (nares), die in de neusholte uitmonden. Het vestibulum
nasi (ingang) wordt beschermd door ruwe haren (vibrissae) die grote deeltjes uitfilteren.
Het harde gehemelte scheidt de mond- en de neusholte van de neusholte. Het zachte gehemelte
loopt achter het harde gehemelte door en vormt de bodem van de nasofarynx. De neusholte monde
bij de inwendige neusopeningen in de nasofarynx uit.
Een groot deel van het respiratoire epitheel is trilhaarepitheel dat slijm vormt waarin
binnenkomende deeltjes worden gevangen.
15.2.2 De farynx
De farynx (keelholte) is een compartiment dat zowel deel uitmaakt van het spijsverteringsstelsel als
van het ademhalingsstelsel. Deze holte loopt vanaf de inwendige neusopeningen naar de toegang tot
de larynx en de oesofagus (slokdarm) en bestaat uit drie onderdelen:
1) De nasofarynx
Via de inwendige neusopeningen is de nasofarynx met de neusholte verbonden en loopt
door tot de achterste rand van het zacht gehemelte. Op de achterste wand van de
Pagina 1 van 8
, nasofarynx, die met trilhaarepitheel is bekleed, bevinden zich aan weerszijden een
keelamandel en de doorgang naar de buis van Eustachius.
2) De orofarynx
Dit loopt vanaf het zachte gehemelte naar de basis van de tong.
3) De laryngofarynx
Stoffen die de spijsverteringskanaal binnengaan, passeren door de orofarynx en de
laryngofarynx. Deze onderdelen zijn bekleed met een gelaags plaveiselepitheel dat bestand is
tegen machanische slijtage, agressieve stoffen en binnendringende ziekteverwekkers.
15.2.3 De larynx
De ingeademde lucht passeert door de glottis (stemspleet) op weg naar de longen; de larynx (het
strottenhoofd) omgeeft en beschermt de glottis. De larynx bestaat uit negen kraakbeenderen die
door banden, skeletspieren of beide op hun plaats worden gehouden. De drie grootste
kraakbeenstukken zijn het strottenklepje, het schildkraakbeen en het ringvormige kraakbeen.
Het strottenklepje (epiglottis) steekt boven de stemspleet uit. Tijdens het slikken komt de larynx
omhoog en vouwt het elastische strottenklepje zich naar achter over de stemspleet, waardoor wordt
voorkomen dat vloeistof of vast voedsel in de luchtwegen terechtkomt.
De ware stembanden worden aan het trillen gebracht door de uitgeademde lucht die via de glottis
stroomt; hierdoor wordt geluid voortgebracht.
Voedsel of vloeistoffen die met de stembanden in aanraking komen, brengen de hoestreflex op gang.
Tijdens het hoesten blijft de glottis gesloten, terwijl de spieren van de borst en buik zich
samentrekken, waardoor de longen worden samengedrukt. Als de glottis ineens wordt geopend,
wordt het materiaal dat de toegang tot de glottis blokkeerde door een plotselinge sterke luchtstroom
naar buiten geblazen.
Cystic Fibrosis (cystische fibrose) (CF) is een erfelijke ziekte die door een defect van het slijmvlies van
de luchtwegen wordt veroorzaakt. Bij patiënten met CF vormen de bekercellen in dit slijmvlies een
dik, stroperig slijm dat niet door de trilharen van de luchtwegen kan worden verplaatst.
15.2.4 De trachea
De wanden van de trachea (luchtpijp) bevatten U-vormige kraakbeenstukken die de luchtwegen
beschermen. De achterwand van de trachea kan worden vervormd, zodat voedselbrokken door de
oesofagus kunnen passeren.
15.2.5 De bronchiën
In het mediastinum vertakt de trachea zich in de rechter- en linkerhoofdbronchus. De primaire
bronchiën, de secundaire bronchiën en de vertakkingen daarvan vormen de bronchusboom. Bij de
verder vertakkingen van de tertiaire bronchiën bevatten de wanden steeds minder kraakbeen en
steeds meer glad spierweefsel.
15.3.1 De bronchiolen
Elke terminale bronchiolus voert lucht naar een lobje van de long. Een lobje is een gedeelte van het
longweefsel dat is begrensd door tussenschoten van bindweefsel en dat lucht krijgt toegevoerd door
één enkele bronchiolus, die is omgeven door vertakkingen van de longarteriën en de longvenen.
Binnen een lobje vertakt een terminale bronchiolus zich in verschillende respiratoire bronchioli. Deze
doorgangen, de dunste vertakkingen van de bronchusboom, voeren gas naar de
gaswisselingsoppervlakken van de longen.
Pagina 2 van 8