Biomedische kennis
Samenvatting periode 3
Anatomie en fysiologie
Hoofdstuk 10 Het endocriene stelsel
10.1 Homeostase wordt gehandhaafd via communicatie tussen cellen
In het algemeen voert het zenuwstelsel kortdurend ‘crisisbeheer’ uit, terwijl het endocriene stelsel
langduriger, aanhoudende stofwisselingsprocessen reguleert. Endocriene cellen geven hormonen af,
chemische signaalstoffen die de stofwisselingsactiviteit van veel verschillende weefsels en organen
wijzigen. Deze signaalstoffen worden in het ene weefsel afgegeven en door de bloedstroom naar
doelcellen in andere weefsels vervoerd.
10.2.1 De structuur van hormonen
Op basis van hun chemische structuur kunnen hormonen in drie groepen worden verdeeld; derivaten
van aminozuren, peptidehormonen en derivaten van vetten;
1. Derivaten van aminozuren lijken wat structuur betreft op aminozuren, voorbeelden van deze
hormonen zijn: adrenaline, noradrenaline, schildklierhormonen en melatonine.
2. Peptidehormonen zijn ketens van aminozuren.
3. Er zijn twee groepen derivaten van vetten: steroïdhormonen, vetten die wat bouw betreft op
cholesterol lijken, en eicosanoïden, hormonen op basis van vetzuren, zoals prostaglandinen.
10.2.2 De werkingsmechanismen van hormonen
Hormonen oefenen hun invloed uit door de activiteiten van doelcellen (perifere cellen die gevoelig
zijn voor dat specifieke hormoon) te modificeren.
Receptoren voor hormonen die van aminozuren zijn afgeleid, voor peptidehormonen en voor
hormonen die van vetzuren zijn afgeleid, bevinden zich op de celmembranen van doelcellen; in dit
geval werkt het hormoon als een eerste signaalstof die de vorming van een tweede signaalstof in het
cytoplasma veroorzaakt. Schildklier- en steroïdhormonen gaan door de plasmamembraan heen en
binden zich aan receptoren in het cytoplasma of in de celkern. Schilklierhormonen binden zich ook
aan mitochondriën, waar ze de snelheid van de ATP-vorming verhogen.
Hormonen kunnen vrij circuleren of zich aan transporteiwitten binden. Vrije hormonen worden snel
uit het bloed verwijderd.
De meest directe patronen van endocriene regulering gaan gepaard met negatieve terugkoppeling
op de endocriene cellen als gevolg van veranderingen in de extracellulaire vloeistof.
➔ Hormonen coördineren de activiteiten en cellen, weefsels en organen gedurende langere
tijd. Ze circuleren in het bloed en binden zich aan specifieke receptoren op of in doelcellen.
Daarna modificeren ze de activiteiten van cellen door de doorlaatbaarheid van
membranen te wijzigen, belangrijke enzymen te activeren of te remmen door de activiteit
van genen te wijzigen.
10.2.4 Regulering van de hormonale activiteit
De hypothalamus reguleert de activiteiten van het zenuwstelsel en endocriene stelsel via drie
mechanismen:
1. Het orgaan werkt als endocrien orgaan door hormonen aan het bloed af te geven in de lobus
posterior van de hypofyse.
Pagina 1 van 37
, 2. Het geeft regulerende hormonen af die de activiteiten van endocriene cellen in de lobus
anterior van de hypofyse reguleren.
3. Het oefent directe neurale controle uit op de endocriene cellen van de medullae adrenales.
10.3 De hypofyse, die uit twee kwabben bestaat, is een hormoonklier die negen peptide…
De hypofyse geeft negen belangrijke peptidehormonen af; deze binden zich allemaal aan
membraanreceptoren en de meeste ervan hebben cyclisch AMP als tweede signaalstof.
Neuronen in de hypothalamus geven regulerende factoren af aan de omringende interstitiële
vloeistof; van daaruit komen deze factoren in de zeer doorlaatbare haarvaten terecht.
10.3.1 De hypofysevoorkwab
Het poortadersysteem van de hypofyse
Het poortadersysteem van de hypofyse zorgt ervoor dat al het bloed dat de poortvaten binnenkomt,
eerste langs de doelcellen in de hypofysevoorkwab stroomt, voordat het in de algemene circulatie
terugkeert.
De snelheid waarmee de hypothalamus hormonen afgeeft, wordt via negatieve terugkoppeling
gereguleerd.
Hormonen van de hypofysevoorkwab
De zeven hormonen van de hypofysevoorkwab zijn:
1. Thyroïdstimulerend hormoon (TSH), dat de afgifte van schildklierhormonen bevordert.
2. Adrenocorticotroop hormoon (ACTH), dat de afgifte van glucocorticoïden in de bijnieren
bevordert.
3. Follikelstimulerend hormoon (FSH), dat bij de vrouw de afgifte van oestrogeen en de
ontwikkeling van eicellen bevordert en bij de man de vorming van spermacellen bevordert.
4. Luteïniserend hormoon (LH), dat bij de vrouw de ovulatie en de vorming van progestageen
veroorzaakt en bij de man tot de vorming van androgenen leidt.
5. Prolactine (PRL), dat de ontwikkeling van de melkklieren en de vorming van melk bevordert.
6. Groeihormoon (GH), dat de celgroei en -deling bevordert door de afgifte van
somatomedinen vanuit levercellen te stimuleren.
7. Melanocytstimulerend hormoon (MSH), dat wellicht gedurende de foetale ontwikkeling, de
vroege jeugd, zwangerschap of bepaalde ziekten wordt afgescheiden en melanocyten aanzet
tot de vorming van melanine.
13.3.2 De hypofyseachterkwab
De hypofyseachterkwab bevat axonen van zenuwcellen uit de hypothalamus die antidiuretisch
hormoon (ADH) en oxytocine vormen. ADH zorgt ervoor dat er minder water bij de nieren wordt
uitgescheiden. Bij de vrouw stimuleert oxytocine de gladde spiercellen in de baarmoeder en de
contractie cellen in de melkklieren. Bij de man bevordert het hormoon de contracties van glad
spierweefsel in de zaadleider en de prostaatklier.
➔ De hypothalamus produceert regulerende factoren die de activiteiten van de
hypofysevoorkwab aanpassen. De voorkwab vormt zeven hormonen. De meeste van deze
hormonen reguleren andere endocriene organen, waaronder de schildklier, de bijnier en
de voortplantingsorganen. Ook produceert de voorkwab groeihormoon dat de groei van
cellen de eiwitsynthese stimuleert. De hypofyseachterkwab geeft twee hormonen af die in
de hypothalamus worden geproduceerd. ADH beperkt het waterverlies en bevordert het
gevoel van dorst en oxytocine stimuleert contracties van de gladde spieren in de
melkklieren en de baarmoeder (bij de vrouw) en de prostaatklier (bij de man).
Pagina 2 van 37
,10.4 De schildklier ligt onder het strottenhoofd en heeft jodium nodig voor de productie…
De schildklier of glandula thyroidea ligt nabij het schilklierkraakbeen van het strottenhoofd en
bestaat uit twee kwabben.
10.4.1 Schildklierfollikel en schildklierhormonen
De schildklier bevat talrijke schildklierfollikels. Schildklierfollikels geven verschillende hormonen af,
waaronder thyroxine (TX of T), en tri-joodthyronine (T3).
Schildklierhormonen hebben een calorigeen effect, waardoor het lichaam zich aan lage
temperaturen kan aanpassen.
10.4.2 De C-cellen van de schildklier en calcitonine
De C-cellen van de follikels vormen calcitonine (CT), een hormoon dat de concentratie van
calciumionen in lichaamsvloeistoffen verlaagt.
10.5 De vier bijschildklieren, die in het dorsale oppervlak van de schildklier zijn ingebed…
Vier bijschildklieren of glandulae parathyroideae liggen ingebed in het dorsale oppervlak van de
schildklier. De chief cells van de bijschildklier maken parathyroïdhormoon (PTH) wanneer de
concentratie calciumionen beneden het normale niveau is gedaald. Chief cells en de C-cellen van de
schildklier handhaven de concentratie calciumionen binnen betrekkelijk nauwe grenzen.
➔ De schildklier vormt (1) hormonen die de stofwisselingssnelheid van weefsels aanpassen,
en (2) een hormoon dat normaal gesproken een onbelangrijke rol speelt bij de
handhaving van de calciumhomeostase door de werking van parathyroïdhormoon tegen
te gaan.
10.6 De bijnieren bestaan uit de bijnierschors en het bijniermerg; ze liggen op de nieren en…
Bovenop elk van beide nieren ligt een bijnier. Beide bijnieren, die door een vezelig kapsel omgeven
zijn, kunnen in een buitenste bijnierschors of cortex adrenalis en een binnenste bijniermerg of
medulla adrenalis worden verdeeld.
De bijnierschors maakt steroïdhormonen, ook wel adrencorticale steroïden (corticosteroïden)
genoemd. In reactie op de ACTH maakt de schors:
1. Glucocorticoïden, met name cortisol, corticosteron en cortison die van invloed zijn op de
glucosestofwisseling.
2. Mineralocorticoïden, voornamelijk aldosteron, een hormoon dat in reactie op angiotensine
II de uitscheiding van natrium en water in de nieren, de zweetklieren, het
spijsverteringskanaal en de speekselklieren beperkt.
3. Androgenen waarvan de betekenis niet duidelijk is.
Het bijniermerg maakt adrenaline en noradrenaline.
10.7 De epifyse, die aan het derde ventrikel is aangehecht, geeft melatonine af
De epifyse op pijnappelklier maakt melatonine. De functie van melatonine is vermoedelijk:
1. Het vertragen van de rijping van spermacellen, eicellen en voortplantingsorganen.
2. Het beschermen van zenuwweefsel tegen vrije radicalen.
3. Het instellen van de circadiaanse ritmiek (dag- en nachtritme).
➔ De bijnieren vormen hormonen die de stofwisselingsactiviteiten op specifieke plekken
aanpassen, waardoor de volgende factoren in actieve weefsels worden beïnvloed: het
patroon van benutting van voedingsstoffen, de mineralenbalans of de snelheid van het
energieverbruik.
Pagina 3 van 37
, 10.8 De endocriene pancreas vormt insuline en glucagon, hormonen die de glucosespiegel…
De pancreas (alvleesklier) bevat zowel exocriene als endocriene cellen. De exocriene pancreas geeft
een vloeistof af die rijk is aan enzymen die in het spijsverteringskanaal werken. Cellen van de
endocriene pancreas vormen groepen die eilandjes van Langerhans worden genoemd; deze
eilandjes bevatten alfacellen (die het hormoon glucagon maken) en bètacellen (die insuline
afgeven).
Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel, doordat dit hormoon de opname en het verbruik van glucose
versnelt; glucagon verhoogt de bloedsuikerspiegel, doordat dit hormoon de afbraak van glycogeen
en de synthese van glucose in de lever stimuleert.
➔ De eilandjes in de endocriene pancreas vormen insuline en glucagon. Insuline wordt
afgegeven als de bloedsuikerspiegel stijgt en het stimuleert het transport van glucose
naar de perifere weefsels en het glucoseverbruik van deze weefsels. Glucagon wordt
afgegeven als de bloedsuikerspiegel daalt en dit hormoon stimuleert de afbraak van
glycogeen, de synthese van glucose en de afgifte van vetzuren.
10.9.1 De darmen
De darmen , waar voedingsstoffen worden verwerkt en opgenomen, geven verschillende hormonen
af die de activiteiten van het spijsverteringsstelsel coördineren.
10.9.2 De nieren
Endocriene cellen in de nieren maken hormonen die belangrijk zijn voor de calciumstofwisseling en
voor het handhaven van het bloedvolume en de bloeddruk.
Calcitriol bevordert de opname van calcium- en fosfaationen in het spijsverteringskanaal.
Erytropoëtine (EPO) bevordert de vorming van rode bloedcellen in het beenmerg.
De werking van renine leidt tot de vorming van angiotensine II, het hormoon dat de vorming van
aldosteron in de bijnierschors bevordert.
10.9.3 Het hart
Gespecialiseerde spiercellen in het hart vormen atriaal natriuretisch peptide (ANP) wanneer de
bloeddruk te hoof of het bloedvolume te groot wordt.
10.9.4 De thymus
De thymus of zwezerik vormt verschillende hormonen, zogenoemde thymosinen, die een rol spelen
bij het ontstaan en in stand houden van normale afweerreacties.
10.9.5 De geslachtsorganen
De testes
De interstitiële cellen van de gepaarde testes bij de man vormen androgenen en inhibine. Het
androgeen testosteron is het belangrijkste geslachtsorgaan bij de man.
De ovaria
Bij de vrouw ontwikkelen zich eicellen in de follikels; follikelcellen die de eicellen omgeven vormen
oestrogenen en inhibine. Na de ovulatie vormen de cellen van het follikel het gele lichaam dat een
mengsel van oestrogenen en progestativa afgeeft, met name progesteron. In het geval van
zwangerschap gaat de placenta als hormoonklier werken.
Pagina 4 van 37