H9 motivatie en emotie
9.1 wat motiveert ons?
Motivatie: term voor alle processen die te maken hebben met de aanzet, de richting, de
intensiteit en het volhouden van lichamelijke en psychische activiteiten.
De meeste mensen werken om geld te verdienen. Psychlogen noemen geld en andere
prikkels extrinsieke motieven, omdat ze van buiten de persoon komen. In het algemeen heeft
extrinsieke motivatie betrekking op externe prikkels die een organisme tot actie aanzetten.
Het idee dat mensen werken omdat ze worden gemotiveerd door extrinsieke beloningen,
heet de beloningstheorie.
Een meer uitgewerkte theorie, de verwachtingstheorie, zegt dat mensen gemotiveerd
worden om aan taken te werken als ze verwachten daarin succesvol te zijn en als ze de
resultaten van hun werk waarderen, zowel dingen die ze produceren als de beloningen
daarvoor.
Mensen kunnen ook intrinsieke motieven hebben om te werken: motieven die vanuit de
persoon ontstaan.
Prestatiedrang (need for achievement, n Ach): In McClellands theorie: een geestelijke
toestand die een psychologische behoefte veroorzaakt om een moeilijk maar aantrekkelijk
doel te bereiken.
Een test om prestatiemotivatie te meten werd ontworpen door de Nederlandse psycholoog
Hubert Hermans. De oorspronkelijke prestatiemotivatietest (PMT) is te gebruiken vanaf de
leeftijd van 16 jaar. De PMT meet drie aspecten die gerelateerd zijn aan prestatiemotivatie.
- Prestatiemotief; een relatief stabiele persoonlijkheidseigenschap die in specifieke
situaties leidt tot presenteren
- Positieve en negatieve faalangst; die beide bepalend zijn voor de productiviteit en de
houding ten opzichte van werk.
Individualisme: het standpunt dat individuele prestaties en jezelf onderscheiden erg
belangrijk zijn. Deze visie wordt vooral in de westerse wereld aangehangen.
Collectivisme: het standpunt dat groepsloyaliteit en het aanzien van de groep belangrijker
zijn dan individuele prestaties. Deze visie is gangbaar in Azië, Afrika, Zuid-Amerika en het
Midden-Oosten.
Overrechtvaardiging: proces waarbij een extrinsieke beloning een interne motivatie
verdringt. Onderzocht door Mark Lepper.
Specifiek blijkt dat overrechtvaardiging alleen optreedt als de beloning geen rekening houdt
met de kwaliteit van de prestatie. In het algemeen hebben beloningen drie belangrijke
gevolgen voor motivatie, afhankelijk van de omstandigheden:
1. Beloningen kunnen een effectieve manier zijn om mensen te motiveren dingen te
doen die ze anders niet zouden doen.
2. Beloningen kunnen de motivatie vergroten, mits ze worden gegeven voor een goede
prestatie.
3. Beloningen kunnen intrinsieke motivatie nadelig beïnvloeden, als ze worden gegeven
zonder rekening te houden met de kwaliteit van het werk.
Het nadelige effect van beloningen doet zich alleen maar voor als ze gegeven worden
zonder rekening te houden met het prestatieniveau.
, 9.2 hoe worden onze motivatieprioriteiten gesteld?
Er zijn verschillende theorieën die elk hun eigen accent leggen op verschillende aspecten
van motivatie. Overzicht van die theorieën:
THEORIE NADRUK VOORBEELD
Biologische processen die
Vogelmigratie,
Instincttheorie gedragspatronen motiveren die specifiek
vissenscholen
zijn voor een soort
Behoeften leiden tot drijfveren die gedrag
Drijfveertheorie Honger, dorst
motiveren totdat ze gereduceerd zijn
Motivatie komt voort uit onbewuste
Psychodynamische behoeften; onze motieven ondergaan
Seks, agressie
theorie van Freud veranderingen tijdens de ontwikkeling van
kind naar volwassene
Motieven komen voort uit behoeften die
Maslows Behoefte aan waardering,
geordend zijn volgens een bepaalde
behoeftehiërarchie zelfactualisatie
prioriteit (een behoeftehiërarchie)
Geur van voedsel
Motivatieprioriteit wordt bepaald door
(proximale stimulus) kan de
Evolutionaire theorie functionele, proximale en
prioriteit van het
ontwikkelingsfactoren
hongermotief verhogen
Na vervulling van basisbehoeften zijn
mensen van nature intrinsiek gemotiveerd Autonomie, competentie en
Zelfdeterminatietheorie
hun omgeving vorm te geven t.b.v. groei verbondenheid
en integratie
Toelichting tabel
De instincttheorie
De instincttheorie: verouderd idee dat bepaalde gedragspatronen worden bepaald door
aangeboren factoren. De instincttheorie hield geen rekening met de effecten van leren en
gebruikte instincten vooral als labels, in plaats van als verklaringen voor gedrag.
Hoewel leren bij instinctief gedrag geen grote rol speelt, kan ervaring het gedrag engszins
bijsturen.
Gefixeerd actiepatroon: genetisch bepaald gedragspatroon dat bij alle individuen van een
soort voorkomt en dat door een specifieke stimulus wordt ontketend. Het concept van
gefixeerde actiepatronen heeft de verouderde term ‘instinct’ vervangen.
Het is echter niet duidelijk hoe nuttig instincten zijn bij het verklaren van complexere
gedragingen die worden aangetroffen bij mensen die werken en spelen.
De drijfveertheorie
,Een biologisch drijfveer wordt gedefinieerd als de toestand van energie of spanning die
een organisme beweegt om een biologische behoefte te vervullen. Een dier dat dorst heeft
wordt gedreven om te drinken.
Volgens de drijfveertheorie produceert een biologische behoefte een drijfveer die op zijn
beurt het gedrag aanstuurt in een zodanige richting dat in de behoefte wordt voorzien. De
drijfveer motiveert het dier dus tot handelen om de door de drijfveer veroorzaakte spanning
te verminderen, een proces dat drive reduction wordt genoemd.
Volgens de drijfveertheorie verkeert het organisme bij voorkeur in een toestand van
evenwicht die homeostase wordt genoemd.
Freuds psychodynamische theorie
Volgens Sigmund Freud was motivatie afkomstig uit de troebele diepten van de onbewuste
geest, die hij het id doemde, en waar zich twee elementaire verlangen zouden bevinden:
1. Eros, het erotische of constructieve verlangen
2. Thanatos, de agressieve of destructieve impuls.
Maslows behoeftehiërarchie
Behoeftehiërarchie: In Maslows theorie; het idee dat behoeften zich in volgorde van
belangrijkheid indienen, de biologische behoeften zijn de meeste basale. Het is een
opsomming van zes klassen van behoeften die zijn geordend in volgorde van belangrijkheid:
1. Biologische behoeften; zoals honger en dorst, bevinden
zich onder aan de hiërarchie. Ze moeten bevredigd zijn
voordat de hogere behoeften zich manifesteren.
2. Behoefte aan veiligheid; motiveert ons om gevaar te
vermijden, maar dat gebeurt pas als onze biologische
behoeften redelijk bevredigd zijn.
3. Liefde, behoefte aan hechting en verbondenheid; maakt
dat we verlangen naar een band met anderen, naar
liefhebben en bemind worden.
4. Behoefte aan waardering; gaat om de behoefte van
jezelf te houden, jezelf als competent en effectief te
beschouwen en te doen wat nodig is om jezelf en
anderen gerespecteerd te worden.
5. Zelfactualisatie; vorm de bovenste trede van de
behoeftehiërarchie. Hier ontstaan de motivatie om jezelf zo volledig mogelijk te
ontplooien.
In zijn latere leven breidde Maslow zijn lijst uit met nog een andere behoefte die hij
zelftranscendentie (zelfontstijging) noemde. Dit is een behoefte aan het verwezenlijken van
een doel buiten het zelf.
Evolutionaire theorie
Volgens Douglas Kenrick moeten we de behoefte hiërarchie als iets vloeiends zien, dat
voortdurend onderhevig is aan verandering die wordt veroorzaakt door invloeden op drie
niveaus:
1. Het functionele analyseniveau kijkt naar de functie van een motief, wat (vanuit
evolutionair perspectief) samenhangt met overleving en reproductie. Functionele
invloeden rangschikken onze motieven in een soort ‘standaard’-hiërarchie, die is
gefundeerd in onze basisbehoeften
2. Proximaal analyseniveau: onderzoekt stimuli die de motivatieprioriteiten kunnen
veranderen: prikkels uit de directe omgeving en (bij mensen) gedachten van het
organisme.
Een belangrijke proximale prikkel kan een tijdelijke wijziging in je motivatiehiërarchie
teweegbrengen.
3. Ontwikkelingsanalyseniveau: onderzoekt in de ontwikkeling van het organisme
veranderingen die op hun beurt mogelijk de motivatieprioriteit veranderen,
, bijvoorbeeld wanneer de seksuele belangstelling in de puberteit toeneemt onder
invloed van hormonen.
De zelfdeterminatietheorie (ZDT)
Een interessante nieuwe toevoeging op het gebied van motivatiepsychologie is de
zelfdeterminatietheorie of ZDT van Deci en Ryan. In deze theorie over motivatie wordt
verondersteld dat mensen van nature proactief hun omgeving vormgeven en dat deze
activiteit gericht is op groei en integratie.
Hierbij is het belangrijk dat mensen zich in een stimulerende omgeving bevinden, die wordt
gedefinieerd door tegemoetkoming aan drie ‘basisbehoeften’: de behoefte aan autonomie,
aan competentie en aan verbondenheid. Dit zijn de drie intrinsieke motivatie volgens deze
theorie. Indien aan de drie behoeften wordt voldaan, zal de persoon goed functioneren en
groeien.
9.3 waar staan honger en seksuele motivatie in de motivatiehiërachie?
De hersenen genereren een hongergevoel door het combineren van allerlei biologische en
psychologische informatie, waaronder lichamelijke behoefte aan energie, de hoeveelheid
voedingsstoffen die op dat moment aanwezig is, voorkeuren voor bepaalde
voedingsmiddelen, voedselprikkels uit de omgeving en culturele normen en waarden.
In het hele lichaam zijn een enorm aantal biologische mechanismen aan het werk om het
hongergevoel en het eetgedrag te reguleren. Enkele van de belangrijkste basale biologische
mechanismen uit de behoeftehiërarchie zijn:
Hersenmechanismen die honger reguleren. De hypothalamus is letterlijk een
zenuwcentrum voor honger, met een regio die hongergevoelens activeert en een
ander die ze dempt.
Mechanismen voor het instellen van set point (homeostatische mechanismen). Een
interne biologische meter houdt de vetreserves van het lichaam in de gaten en geeft
die informatie door aan het centrale zenuwstelsel. Als de voorraden in die
gespecialiseerde vetcellen onder een bepaald niveau, oftewel set point zakken,
geven ze signalen af die eetgedrag produceren – een homeostatisch proces.
Detectoren in de maag. Drukdetectoren in de maag signaleren of de maag vol of leeg
is.
Voorkeuren van het beloningssysteem. Geeft ons een voorkeur voor zoeten en vette
voedingsmiddelen die eveneens een biologische basis heeft en die in de loop van de
evolutie is ontstaan.
Beweging. Lichamelijke activiteit heeft ook invloed op onze gevoelens van honger en
verzadiging.
Slaap.
Darmbacteriën.
Psychologische factoren die van invloed zijn op honger en eten
Onze emotionele toestand speelt een rol waarop me met voedsel omgaan.
Leren speelt ook een rol. Omdat we hebben geleerd om bepaalde situaties met eten
te associëren kunnen we ons ook zonder een biologische behoefte hongerig voelen.
Cultuur heeft ook effect.
Films, tijdschriften en televisies.
Overgewicht en gewichtsbeheersing
De laatste decennia is het probleem van obesitas een wereldwijde ‘epidemie’ geworden. Het
echte probleem is natuurlijk niet het overgewicht zelf, maar de daarmee gepaard gaande
gezondheidsrisico’s.