6 vwo 2020-2021
,Het concept Samenwerken en Onderhandelen (domein F) komt aan bod in de lesbrieven
Levensloop, Marktgedrag, Mobiliteit, Vraag&Aanbod en Wereldeconomie.
De kandidaat kan in contexten analyseren dat, wanneer belangen van individuele actoren
conflicteren, samenwerken en onderhandelen meer oplevert voor (markt)partijen dan
vertrouwen op individuele acties. Centralisatie, waarbij (collectieve) dwang het middel is om
acties tot stand te brengen, kan een alternatief coördinatiemechanisme zijn voor keuzes.
Onderwerpen en verwijzingen naar de lesbrieven
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
• het optreden van een berovingsprobleem indien er sprake is van verzonken kosten:
kosten die al gemaakt zijn en niet kunnen worden teruggedraaid vanwege het specifieke
karakter van de investering. Vraag&Aanbod Hoofdstuk 3
• het optreden van een gevangenendilemma waarin sprake is van een dominante
strategie voor de spelers; Levensloop Hoofdstuk 1
• het belang van voldoende en van gelijke informatie voor de spelers; Levensloop
Hoofdstuk 1
• de weergave van het spel in een pay-off matrix of een spelboom (beslisboom);
Levensloop Hoofdstuk 1
• het effect van de reputatie die de spelers in het verleden hebben opgebouwd op de pay-
offs in de matrix; Levensloop Hoofdstuk 1
• het optreden van meeliftersgedrag indien er sprake is van een dominante strategie van
niet bijdragen aan een collectief goed. Levensloop Hoofdstuk 1 en Mobiliteit hoofdstuk 5
• het optreden van een tegenstelling tussen individueel en collectief belang bij collectieve
goederen. Wereldeconomie Hoofdstuk 4 en Mobiliteit Hoofdstuk 5
• zelfbinding als alternatief voor de eigen dominante strategie indien deze een lagere pay-
off oplevert en het effect hiervan op de keuze die één of meerdere spelers maken
gedurende het verdere verloop van het spel; Mobiliteit hoofdstuk 5 en Marktgedrag
hoofdstuk 2
• de invloed van sociale normen op de pay-offs in de matrix en het effect hiervan op de
keuze die één of meerdere spelers gedurende het verdere verloop van het spel maken;
Mobiliteit hoofdstuk 5 en Marktgedrag hoofdstuk 2 en 4
• het effect van de reputatie die de spelers in het verleden hebben opgebouwd op de pay-
offs in de matrix en het effect hiervan op de keuze die één of meerdere spelers
gedurende het verdere verloop van het spel maken; Mobiliteit hoofdstuk 5 en
Marktgedrag hoofdstuk 2 en 4
• het effect van de reputatie die de spelers gedurende het spel opbouwen op de
toekomstige pay-offs in de matrix en het effect hiervan op de keuze die één of meerdere
spelers gedurende het verdere verloop van het spel maken; Mobiliteit hoofdstuk 5
• de invloed van zelfbinding op de geloofwaardigheid van een dreiging, bijvoorbeeld de
dreiging van een prijzenoorlog bij toetreding. Mobiliteit hoofdstuk 5 en Marktgedrag
hoofdstuk 4
• het onderscheid tussen een simultaan en een sequentieel spel; Marktgedrag hoofdstuk
2
• het optreden van een Nash-evenwicht; Marktgedrag hoofdstuk 4
• het optreden van een gevangenendilemma waarin sprake is van een dominante
strategie voor de spelers met daarbij het suboptimale Nash evenwicht; Marktgedrag
hoofdstuk 4
• het optreden van positieve of negatieve externe effecten; Mobiliteit hoofdstuk 5
• een spelsituatie waarbij niet altijd een dominante strategie aanwezig is; Marktgedrag
hoofdstuk 4
2
,Samenwerken en onderhandelen
Speltheorie
Speltheorie is een techniek om situaties met strategische interacties tussen verschillende
beslissingsnemers te analyseren en de uitkomst te voorspellen.
Binnen deze speltheorie kijken we welke keuzes een speler heeft en hoe die keuze
beïnvloed wordt door de keuze van andere spelers.
Simultaan spel
Bij een simultaan spel moeten de spelers gelijktijdig (of: zonder dat zij weten wat de ander
doet) hun actie bepalen.
We maken daarvoor gebruik van een opbrengstenmatrix.
In die opbrengstenmatrix kunnen we steeds de opbrengst van elke speler zien bij alle
mogelijke combinaties van beslissingen.
Kolomspeler
actie 1 actie 2
opbrengst
actie 1 rij , kolom € 25 , € 150
Rijspeler € 100 , € 100
actie 2 € 150 , € 25 € 75 , € 75
Vervolgens kijken we per speler wat hij het beste kan ‘als de ander kiest voor actie..’ (best
response-methode)Die keuze onderstrepen we steeds in de opbrengstenmatrix.
De rijspeler maakt zijn keuze:
als de kolomspeler kiest voor actie 1, kan de rijspeler het beste kiezen voor actie 2 (150 >
100)
als de kolomspeler kiest voor actie 2, kan de rijspeler het beste kiezen voor actie 2 (75 > 25)
Kolomspeler
actie 1 actie 2
actie 1 € 100 , € 100 € 25 , € 150
Rijspeler
actie 2 € 150 , € 25 € 75 , € 75
De kolomspeler maakt zijn keuze:
als de rijspeler kiest voor actie 1, kan de kolomspeler het beste kiezen voor actie 2 (150 >
100)
als de rijspeler kiest voor actie 2, kan de kolomspeler het beste kiezen voor actie 2 (75 > 25)
Kolomspeler
actie 1 actie 2
actie 1 € 100 , € 100 € 25 , € 150
Rijspeler
actie 2 € 150 , € 25 € 75 , € 75
Dominante strategie
We spreken van een dominante strategie wanneer een speler – ongeacht wat de ander doet
– kiest voor dezelfde actie.
In dit geval hebben beide spelers een dominante strategie: zij kiezen steeds voor actie 2.
3
, Nash evenwicht
Zijn in één cel beide opbrengsten onderstreept, dan is hier sprake van een Nash-evenwicht:
geen enkele speler kan vanuit dit punt eenzijdig zijn opbrengst verbeteren.
Omcirkel deze opbrengsten in de tabel om aan te geven dat hier sprake is van een Nash-
evenwicht (zie groene arcering).
Kolomspeler
actie 1 actie 2
opbrengst
actie 1 rij , kolom € 25 , € 150
Rijspeler € 100 , € 100
actie 2 € 150 , € 25 € 75 , € 75
Een Nash-evenwicht is niet per definitie de beste (optimale) uitkomst. We zien in dit
voorbeeld dat beide spelers méér opbrengst zouden hebben als ze beiden gekozen hadden
voor actie 1! (zie verder bij Prisoners dilemma/gevangenendilemma)
Gebrek aan communicatie of vertrouwen zorgt er echter voor dat de spelers kiezen voor
actie 2.
Het is ook denkbaar dat er méér dan één Nash-evenwicht uit het spel komt. (zie verder bij
battle of the sexes en ………………..
Het gevangenendilemma (prisoners dilemma)
In het oorspronkelijke gevangenendilemma gaat het om twee criminelen die samen een
zwaar misdrijf hebben gepleegd. Ze worden opgepakt, apart opgesloten en hebben verder
geen contact met elkaar. Om het bewijs rond te krijgen is er een bekentenis nodig. Zonder
bekentenis zal de straf niet hoger worden dan 2 jaar. Als één van beiden bekent, dan krijgt
hij een strafvermindering tot 1 jaar. De criminelen staan voor een dilemma; bekennen of niet
bekennen.
Tom
bekennen zwijgen
Bert bekennen 10; 10 1; 22
zwijgen 22; 1 2; 2
Bij een gevangenendilemma zullen partijen altijd kiezen voor de voor hen dominante
strategie; de strategie die in dit geval de minste straf gaat opleveren ongeacht wat de ander
doet. Laten wij ons eens in het dilemma van Bert verplaatsen.
Bert weet niet wat Tom gaat doen; hij kan wel nagaan wat hij het beste kan doen bij de twee
keuzes van Tom:
Stel Tom bekent (linkerrij van Tom). Als Bert dan bekent, dan zal hem dat een straf
opleveren van 10 jaar. Als Bert zwijgt, dan krijgt hij een straf van 22 jaar. Dus: de beste
keuze voor Bert is bekennen (10 < 22);
Stel Tom zwijgt (rechterrij van Tom). Als Bert dan bekent, dan krijgt hij 1 jaar. Als Bert zwijgt,
dan levert dat hem een straf op van 2 jaar. Dus ook hier is de beste keuze voor Bert om te
bekennen (1 , 2).
De dominante strategie voor Bert is dus bekennen. Op dezelfde wijze komen we bij Tom ook
tot de conclusie dat de dominante strategie bekennen is. We zullen dus uitkomen in de
linkerbovenkant van de matrix, waarbij ze beide bekennen en 10 jaar straf zullen krijgen.
4