HOOFDGENRES
Lyriek, dramatiek, epiek
LYRIEK
gevoels- of gevoelsuitstortende kunst. Naast epiek en dramatiek één van de drie hoofdgenres.
Lyriek (lett. ‘dat wat gezongen wordt’) kenmerkt zich door het ontbreken van de elementen ruimte en tijd. Lyriek
komt het meest voor in poëzie, maar ook in proza en toneel kunnen lyrische elementen voorkomen.
De volgende subgenres worden gerekend tot de lyrische teksten: elegie, ode, hymne, dithyrambe, epigram, lied,
sonnet.
SUBGENRES
ELEGIE
Deze vorm van lyriek wordt ook wel 'klaagzang' genoemd. Vaste onderwerpen in de elegie zijn de dood van een
geliefd persoon en wanhoopsgevoelens.
ODE
In de ode (ook wel 'lofdicht' genoemd) spelen gevoelens van bewondering een grote rol.
HYMNE
Een hymne is een vorm van een ode. Het is een, in strofen opgedeelde, lofzang voor God.
Dithyrambe
Een dithyrambe is een vorm van een ode, speciaal ter ere van de Griekse god Dionysus.
EPIGRAM
Het epigram (ook wel 'puntdicht' genoemd) is een kort gedicht van slechts twee of vier regels. Het bevat een
grappige inhoud en diverse woordspelingen.
LIED
Een lied is een strofisch gedicht. Vaak bevat het een eenvoudige inhoud, bedoeld om gezongen te worden. Een
voorbeeld van een lied is de middeleeuwse ballade.
SONNET
Een sonnet is een lyrisch gedicht dat uit twee strofen kwatrijn (=vier regels) en twee strofen terzetten (=drie
regels) bestaat. Rijmschema: abba - abba - cdc – dcd. 14 regels. Wending na 8e regel. De laatste twee strofen
variëren.
BLADSPIEGEL
de wijze waarop een tekst over de pagina verdeeld is; de verhouding tussen tekst en het wit van het papier. De
bladspiegel speelt bij proza een onderschikte rol en kan daar ook per druk verschillen. Bij poëzie maakt de
bladspiegel deel uit van het gedicht als ‘artefact’.
CORRESPONDENTIEKETEN
ook: (betekenis)register. Hulpmiddel bij de analyse van moeilijker lyrische teksten. Uitgaande van het feit dat het
in een poëzietekst vaak om één thema draait, schrijft de analyticus woorden die voor zijn gevoel qua vorm, klank
of inhoud bij elkaar horen (‘corresponderen’) onder elkaar, om zo een beter inzicht in de thematiek te krijgen.
DIRECTE LYRIEK
lyriek waarbij de gevoelsbeschrijving of –uitstorting in de ik-vorm wordt weergegeven.
IK ZOU EEN DAG UIT VISSEN,
IK VOELDE MIJ MOEDELOOS.
IK MAAKTE TUSSEN DE LISSEN
MET DE HAND EEN WAK IN HET KROOS.
GRAMMATICALE LAAG
,Syntaxis en lexicon bij (poëzie)teksten. De grammaticale laag kan een functie hebben bij de interpretatie. De lezer
kan door zinsbouw en woordbetekenis door de auteur ‘gestuurd’ worden.
VAN WELKE BRAND DOORRAKELT PEINZEN DE SINTELS?
Bij eerste (oppervlakkige) lezing interpreteert vrijwel iedereen ‘peinzen’ als persoonsvorm en ‘de sintels’ als
onderwerp. De ‘t’ aan het eind van ‘doorrakelt’ dwingt echter een andere lezing af: door deze uitgang kan
‘doorrakelt’ alleen maar persoonsvorm zijn, zodat ‘peinzen’ automatisch de rol van onderwerp opgedrongen
krijgt. ‘De sintels (van wélke brand)’ is derhalve lijdend voorwerp.
- LEXICON
Woordenschat.
- SYNTAXIS
Taalkunde, zinsleer: zinsbouw.
INDIRECTE LYRIEK
lyriek waarbij de gevoelsbeschrijving of –uitstorting niet in de ik-vorm wordt gepresenteerd, maar wordt
geprojecteerd op een andere persoon.
NOOIT VREDE IN DE JAREN DAT HIJ LEEFDE
ZICHZELF WAS ZIJN NAAM, ALTIJD ZIJN WEG
BEVUILD MET SOLDATEN PRELATEN PADDEN
IN BROKAAT HANDELAREN IN ZIELEN
EN PELSJES REDERIJKERS KETTERS SPIONNEN
NOOIT VREDE – ALTIJD AAN ZIJN GRENZEN
DE BRANDLUCHT DE LIJKSTANK, GEEN DAG
ZONDER VLEES OP DE PLANK
IN DE GROND OP HET DONS AAN HET SPIT IN DE MOND
VAN DE SMULPAAP
EN ALTIJD AAN ZIJN HOF HET GESLOF
VAN EEN VOORPOST VAN GOD, HET GEKNOR
VAN EEN SLAGER EEN KLANT, HET GEKWEEL
VAN EEN KWEE EEN KRAAI EEN GODIN
LIMERICK
soort puntdicht van vijf regels van resp. 9, 9, 5, 5 en weer 9 lettergrepen. Het rijmschema is AABBA.
9, 9, 5, 5, 9 – AABBA, amfibrache, amfibrache, jambe, jambe, amfibrache
DE VROUW VAN EEN DEKEN IN AKEN
LAG ’S NACHTS DIEPE ZUCHTEN TE SLAKEN
ZIJ KREUNDE ZACHT: ‘O!
HET KRIEBELT MIJ ZO:
WEL EEN DEKEN IN BED MAAR GEEN LAKEN.’
A TERRIBLE INFANT CALLED PETER,
SPRINGLED HIS BED WITH A GHETER.
HIS FATHER GOT WOOST,
TOOK HOLD OF A CNOOST
AND GAVE HIM A PACK ON HIS METER.
METRUM
Afwisseling tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. In poëzie: versmaat.
Pagina 2
, JAMBE ( ⌣ — )
Langs | bérg | en | dál | klinkt |hóórn|ge|schál
Alexandrijn: zesvoeter van jambe
De | Zee, | de | Zee, | klotst | voort | in | ein|de|lo|ze |dei|ning
TROCHEE (TROCHEUS) (— ⌣) loper
Óp | de | gró|te | stí|lle | héi|de | dwáált | de | hér|der | één|zaam | rónd
SPONDEE (SPONDEUS) (— —) drankoffer
Afwisseling van andere vorm. Voorbeeld met jambe:
Wie | goed | doet, | goed | ont|moet
Jambe – spondee – jambe ( ⌣ — , — — , ⌣ — )
ANAPEST ( ⌣ ⌣ —) Teruggeslagen, omgekeerd
Kan | het | zijn | dat | de | lier, | die | sinds| lang | niet | meer | rui|ste, etc.
DACTYLUS (— ⌣ ⌣) vinger
Le|zen | en | le|ren | is | eeu|wi|ge | taak,
die | noch | de | knaap, | noch | de | grijs|aard | ver|zaakt.
Hexameter: zesvoeter één dactylus.
Toch | wor|den | ge|dich|ten | nog | al|tijd, | door | aar|dig | wat | wich|ten | be|ke|ken
AMFIBRACHYS ( ⌣ — ⌣) aan beide kanten kort
DE | VROUW | VAN | EEN | DE|KEN | IN | A|KEN
LAG | ’S NACHTS | DIE|PE | ZUCH|TEN | TE | SLA|KEN
NAAMDICHT
ook: acrostichon. Gedicht waarbij de beginletters van elke regel of strofe een naam jam. Meestal ofwel die van de
dichter, ofwel die van de bezongene (zoals bij het Wilhelmus).
POÉSIE PURE
vorm van poëzie, die het gedicht wil zien als ‘klankgeheel’ als compositie van ritme en klank, waarbij de rede als
oordelend element wordt uitgesloten. schone klank en de symboliek hiervan belangrijker zijn dan de betekenis.
( olleke bollke )
GROEN IS DE GONG
GROEN IS DE WATERGONG
WATERWEE, WATERGONG
GROEN IS DE GONG VAN DE ZEE
SULINA, BRAÏLA
SULINA, BREST
SULINA, SINGAPORE
ACHTER DE VEST
STEM DIE MIJN SLAAP DOORZONG
WATERKLOK, WATERTONG
KOPEREN LONG VAN DE REE
SULINA, BRAÏLA
SULINA, BREST
SILINA, SENEGAL
WIJD VAN HET NEST
Pagina 3