Waarnemen.
Vanuit welke pedagogische en onderwijskundige visie een leerkracht kinderen ook
begeleidt, als je dit goed wilt doen heeft hij voldoende informatie nodig over elk
afzonderlijk kind. Door goed naar kinderen te kijken leer je een kind echt kennen.
Dan zie je:
- Wat typische is voor dit kind
- Hoe het regeert op jouw handelingen
- Je ontdekt de sterke en de zwakke kanten van het kind.
Waarnemen is iets opmerken via je zintuigen.
Kijken, waarnemen, doe je altijd en overal. Van observeren spreken we pas als je
bewust waarneemt vanuit een vraag.
Gedrag.
In het onderwijs kijken we vooral naar gedrag. Onder gedrag verstaan we alle
activiteiten van de mens die we kunnen waarnemen.
Wanneer een leerkracht met kinderen werkt, is het belangrijk dat hij inzicht heeft in
hun gedrag. Die informatie heeft hij nodig om een kind goed te kunnen begeleiden.
Ons handelen is namelijk (mede) gebaseerd op het inzicht dat we hebben in het
gedrag van anderen.
Stimulus.
Gedrag staat niet op zichzelf. Het wordt bepaald door wat eraan voorafgaat en wat
erop volgt = stimulus en respons. De stimulus is dat wat het gedrag uitlokt. Gedrag
kan worden veroorzaakt door innerlijke factoren en uiterlijke factoren.
Innerlijke factoren.
Er zijn lichamelijke oorzaken bijv. lichamelijke mogelijkheden en beperkingen op
grond van leeftijd en lichaamsbouw: honger, pijn of koorst. Er zijn ook geestelijke
oorzaken: wat denk je, wat voel je.
Uiterlijke factoren.
Dat kan de fysische omgeving zijn, bijv. de stoel waar een kind op zit, de inrichting
van het lokaal, het klimaat of het geluid van de computer.
Het kan ook sociale omgeving: dat wat andere zeggen, doen of laten.
Respons.
Gedrag heeft niet alleen een oorzaak, maar ook een gevolg. Gedrag heeft namelijk
altijd effect op de omgeving. Wanneer een gedrag prettige consequenties heeft, is de
kans groot dat het daarna vaker voorkomt. Volgt er een onprettige consequentie, dan
zal dat gedrag daarna waarschijnlijk minder vaak voorkomen.
Gedrag wordt beïnvloed door wat eraan voorafgaat (stimulus) en door wat erop
volgt (respons)
Achtergronden van gedrag.
Gedrag zit ingewikkeld in elkaar. Het ene gedrag roept het andere op. Hoe een
leerkracht reageert op gedrag van de kinderen in de groep, heeft gevolgen voor het
gedrag dat wij in de toekomst zullen laten zien. Je kunt achtergronden van een kind
,leren kennen door erover te praten. Omdat de achtergronden van gedrag tot uiting
komen in het gedrag zelf.
Selecteren van waarnemingen.
Je maakt altijd een selectie uit de waarnemingen die ke kunt doen. Iedereen neemt
de werkelijkheid daarom waar op zijn of haar eigen manier. Voor jou onbelangrijke
dingen vergeet je meteen, maar gegevens die belangrijk zijn, onthoud je.
Beeldvorming.
Aan wat we zien, geven we betekenis. Je vormt je een indruk van elk kind in de
groep. Aan een leerkracht wordt vaak gevraagd om een beeld te geven van een kind.
Bewust kijken.
Kijken naar kinderen en op basis daarban een kind beschrijven, is dus minder simpel
dan het lijkt.
Observeren.
Kijken is vrijblijvender en daarom meestal ook subjectiever dan observeren.
Een signaal kan aanleiding zijn tot nader onderzoek en het bijstellen van je handelen.
Kenmerken van observeren.
Kijken wordt observeren wanneer het kijken naar de ander bewust, doelgericht
en systematisch is. Je kijkt bewust, met een bepaald doel voor ogen.
Bewust.
Bij een observatie ben je je ervan bewust dat een waarneming vooit volledig objectief
is. Je neemt met je zintuigen bepaalde prikkels waar en die verwerk je in de
hersenen.
Doelgericht.
Je observeert om gegevens te verzamelen die je nodig hebt om je werk goed uit te
voeren en om kinderen zorgvuldig en effectief te begeleiden. Verschillende reden om
te observeren:
- Je wilt een kind beter leren kennen en begeleiden.
- Je wilt een probleem onderzoeken en de achtergronden van gedrag
achterhalen.
- Je wilt rapporteren over een kind.
- Je wilt het resultaat van je eigen aanpak toetsen.
Planmatig.
Observeren gebeurt systematisch volgens een plan. Vooraf ligt vast waarnaar en hoe
je kijkt. Je legt dit zo concreet mogelijk vast en zorgt ervoor dat de observatie zo
objectief mogelijk is.
Valtkuilen bij observeren.
We hebben gezien dat de waarnemingen wordt beïnvloed door verschillende
factoren en dat deze waarming daardoor subjectief is. Een observatie is subjectief als
er eigen meningen, gedachten en gevoelens in worden verwerkt.
Eigen mening observator.
De observator laat zich beïnvloeden door zijn eigen mening. Iedereen heeft
meningen, gedachten, visies, ideeën en idealen.
Emotionele betrokkenheid.
Je bent te zeer persoonlijk betrokken bij de observatie. Dit kan te maken hebben met
de situatie waarin de observatie zich afspeelt, met de aanwezige personen of met
, degene die je moet observeren. Je voelt je misschien onzeker doordat de directeur
bij de observatie aanwezig is.
Halo-effect en horn-effect.
We staan zelden of nooit neutraal regenover anderen. Wanneer je iemand
sympathiek vindt, ben je eerder geneigd vooral het positieve in die ander te zien. Dit
kan leiden tot een te positieve waardering van de ander op grond van een goede
eigenschat(halo-effect). Het tegenovergestelde kan zich ook voordoen (horn-effect.)
Vooroordeel.
De observator heeft een vooropgezette mening over degene die hij moet observeren.
Een oordeel is soms te snel geveld.
Projectie.
Je projecteert jezelf in degene die je moet observeren. Je schrijft de ander jouw
eigen gedachten, gevoelens, verlangens en eigenschappen toe.
Voorbereiding.
Een goede voorbereiding van de observatie kan ervoor zorgen dat deze zo min
mogelijk wordt beïnvloed door subjectieve factoren.
Aanleiding.
Er zijn verschillende aanleidingen om te observeren. Observeren kan een vast
onderdeel zijn van de werkwijze. Bij een leerkracht die ontwikkelingsgericht werkt,
maakt het observeren bijv. onderdeel uit van zijn handelen.
Observatiedoel en vraagstelling.
Het is heel belangrijk dat je van tevoren precies weet wat je met de observatie
beoogt. Beschrijf zo duidelijk en concreet mogelijk wat je doel is. Formuleer
vervolgens aan de hand van het observatiedoel en concrete craagstelling. Uit de
vraagstelling blijkt: - wie je gaat observeren. – welk aspect van het gedrag je gaat
observeren. – in welke situatie je gaat observeren.
Concreet gedrag benoemen.
Als het doel en de vraagstelling duidelijk is, omschrijf je heel concreet het gedrag dat
je gaat observeren. Het gedrag ‘aandacht vragen’bestaat uit verschillende concrete
gedragingen. Je onderscheidt die aparte gedragingen door jezelf vragen te stellen.
Het observeren van zo concreet mogelijk gedrag maakt je observatie objectiever.
Gedragingen bij aandacht vragen.
- Aan andermans haren trekken
- Huilen
- Lachen
- Op schoot kruipen
- Roepen
- Schreeuwen
- Duwen
- Slaan
- Vragen om een stuk speelgoed
- Kusje geven
- Aaien
- Praten
- Vragen stellen over het spel
- Iets geven aan een ander kind
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper EefjeKel. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.