Probleem 1: Stoorn-IS
Literatuur:
Kennisclip 1: Persoonlijkheidsproblematiek
Basisboek: Prins & Braet (2014) Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. H5,
H9
Basisboek: Verhulst, Verheij, Danckaerts (2014) Kinder- en jeugdpsychiatrie. H21
De Pauw & Mervielde (2010). Temperament, Personality and Developmental
psychopathology
Shiner & Caspi (2003) Personality differences in childhood and adolescence:
Measurement, Development and consequences.
Leerdoel 1: Is er verschil tussen temperament en persoonlijkheid en zo ja wat is het
verschil?
Antwoord: Er is geen overeenstemming over de verschillen tussen temperament en
persoonlijkheid. Dit komt mede omdat er geen eenduidige definitie is van temperament. Er
kan wel gesteld worden dat temperament en persoonlijkheid meer op elkaar lijken dan ze
uiteindelijk verschillen. Ze kunnen niet los van elkaar gezien worden.
Definitie temperament verwijst naar eigenschappen reeds vroeg in de ontwikkeling
observeerbaar en met een sterke genetische of neurobiologische basis.
Definitie persoonlijkheid minder sterke genetische basis en komt pas later tot uiting. Min
of meer stabiele groep eigenschappen met voor het individu kenmerkende manieren van
denken, voelen en gedragen.
Onderwijsgroep: er zijn twee manieren van het beschrijven van persoonlijkheid:
Bottom up eerst kijken naar welke kenmerken een persoon heeft en vervolgens
onderverdelen in dimensies. Niet geschikt vanwege onvoldoende aanpassingen voor
een gedetailleerde en omvattende beschrijving van vroege
persoonlijkheidsverschillen, aangezien de indicatoren voor persoonlijkheid volgens
deze top-down strategie primair niet leeftijdsspecifiek ontwikkeld werden.
Top Down welke onderverdelingen zijn er en kunnen we de trekken hierin onder
verdelen. (om adhd te hebben moet je eerst bepaalde symptomen hebben.
Prins & Braet (2014) Hoofdstuk 5: Temperament, persoonlijkheidstrekken en de
ontwikkeling van emotionele en gedragsproblemen (De Fruyt, De Clercq en De Bolle)
Kinderen verschillen. De onderliggende latente en stabiele componenten van deze verschillen
worden aangeduid als temperament-en persoonlijkheidseigenschappen.
Temperament werd klassiek onderscheiden van de persoonlijkheid omdat temperament
verwijst naar eigenschappen die reeds vroeg in de ontwikkeling observeerbaar zijn en een
sterke genetische of neurobiologische basis hebben, terwijl men ervan uit ging dat
persoonlijkheid minder sterk een genetische basis heeft en pas later in de ontwikkeling tot
uiting kwam.
,Bij persoonlijkheid lijkt het zo te zijn dat de big five de onderliggende structuur representeert.
(extraversie, altruïsme, Consciëntieusheid, Neuroticisme en openheid voor ervaringen)
persoonlijkheidstrekken kun je zien als mengvormen van deze basisdimensies. Ook bij
kinderen en adolescenten blijken deze vijf dimensies relevant.
Er is kritiek op het sterke onderscheid tussen temperament en persoonlijkheidsconstructen.
Omdat er sterke empirische en conceptuele verbanden zijn tussen beide domeinen. Critici
zeggen dat de definiërende karakteristieken voor temperament ook gelden voor
persoonlijkheidstrekken, inclusief de vroege observeerbaarheid en genetische basis.
Temperament modellen bevatten dan ook voorlopers van vijf dimensies van persoonlijkheid.
Thomas en Chess
Zagen persoonlijkheidsontwikkeling als resultaat van interactie tussen temperament en
omgeving. Ze zagen drie uitingen van persoonlijkheidseigenschappen die ze observeerde bij
jonge kinderen:
Het gemakkelijke kind: vaak positieve stemming, regelmatige biologische functies en
lage tot matige responsintensiteit, goede aanpassing en raakt niet van streek in nieuwe
situaties
Het traag op gang komende kind: vaak een negatieve stemming, lage activiteit, lage
responsintensiteit, geneigd om zich terug te trekken in nieuwe situaties
Het moeilijke kind: verkeert doorgaans in een negatieve stemming, onregelmatige
biologische functies, hevige reacties, geringe aanpassing, geneigd zich terug te
trekken in nieuwe situaties
Het vijf factorenmodel Big Five (VFM) van persoonlijkheid
Onderscheid vijf dimensies, de big five, die de structuur van variëteit in
persoonlijkheidstrekken aangeven:
1. Extraversie (E) sociaal, assertief, dominant, energiek en optimistisch zijn versus
een voorkeur hebben voor solo activiteiten, anderen volgen en introvert zijn. Lagere
orde trekken: sociale inhibitie, sociabiliteit, dominantie en activiteitslevel
2. Altruïsme (A) kwaliteit van sociale interactie van warm vriendelijk, empathisch
en altruïstisch tot koud, egocentrisch en antagonistisch
3. Consciëntieusheid (C) beschrijft de positie van een persoon qua tot werk
gerelateerde trekken, gaat van ordelijk ambitieus en betrouwbaar tot wanordelijk
nonchalant en onbetrouwbaar. Het refereert ook naar de mate waarin iemand zelf
discipline heeft en zichzelf als (in)competent beschouwd
4. Neuroticisme (N)/emotionele stabiliteit individuele verschillen in (sociale)angst,
ergernis, kwetsbaarheid, negatieve emotionaliteit. Lagere orde trekken: angst,
prikkelbaarheid
5. Openheid voor ervaren (O)/intellect creatief zijn en problemen en situaties open
benaderen tegenover minder fantasie, nuchterder en een voorkeur voor bekende paden
en oplossingen.
De vijf dimensies zijn bipolair bestaan vaak uit twee tegenpolen die elkaars uiterste zijn en
onafhankelijk.
Pauw &Mervielde, 2010
, Traditioneel gezien werden de individuele karakteristieken van kinderen en adolescenten
beschreven als temperament. Maar er is veel discussie over de precieze definitie en model
van temperament en de beste manier het te meten. Dit is allemaal nog complexer geworden
door het begrip persoonlijkheid. Wat ook gebruikt kan worden om gedragsindividualiteit te
beschrijven bij kinderen. Bij de persoonlijkheidspsychologie is het vijf factor model leidend
(eerder al omschreven).
Ondanks de discussie is er wel een groeiende consensus over de belangrijkste componenten
van temperament: vroege manifestatie, sterke genetische of neurobiologische basis en
relatieve consistentie over situaties en tijd. Daarnaast zijn onderzoekers het er vaak over eens
dat temperament multidimensionaal is én verschillende dimensies omvat van
gedragsbeïnvloedingen eigenschappen die de basis vormen voor een later ontwikkelde
persoonlijkheid.
De huidige review focust zich op drie belangrijke theoretische en meettradities.
1. De gedragsstijlen benadering van Thomas en Chess temperament wordt gezien als
het hoe van het gedrag (bv. hoe intens een kind huilt) en NIET als van de inhoud (Wat
het kind doet tijdens het huilen) en de motivatie van het gedrag :ze benadrukken
hierbij de stijlaspecten van gedrag.
Met hun longitudinale onderzoek van 6 jaar lang met 141 baby’s en interviews
met de ouders vonden ze 9 dimensies die potentieel significant waren voor de
psychologische ontwikkeling:
Fysieke activiteit
Regelmaat hoe voorspelbaar is het gedrag
Aanpassingsvermogen
Aanpak-intrekking reacties op nieuwheid
Drempel van responsiviteit hoeveelheid stimulatie die nodig
is om een reactie op te weken
Intensiteit van de reactie
Kwaliteit van de stemming
Mate van afleiding
Taakpersistentie
De theorie benadrukt hoe belangrijk wederzijdse interacties tussen kind en
omgeving zijn voor de aanpassing van het kind goodness of fit, dat heeft tot
gevolg dat de opvoeding moet worden aangepast op het unieke temperament
van het kind.
Met deze theorie kwam ook moeilijk temperament: dat is een cluster van
gedragsstijlen die uitdagend zijn voor verzorgers. Deze verzameling van
trekken maakt kinderen heel kwetsbaar voor het ontwikkelen van
probleemgedrag zelfs zonder de omgevingsinvloeden.
Echter empirisch onderzoek heeft maar beperkt succes gehad met
onderscheiden van de stijlcomponenten van gedragsvermogens
Factor analyse lieten vier in plaats van negen componenten zien
(prikkelbare stress, sociale remming, activiteit en aandacht).
Er wordt gezegd dat het model de rol van emotionele en motivationele
componenten van temperament onderwaardeert.