Samenvatting economie boekje ‘Wereldeconomie’
Hoofdstuk 1
Een veel gebruikte welvaartsindicator (=maatstaf voor de welvaart), is het bbp per hoofd van de
bevolking. De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven.
Het bbp per hoofd is echter een gemiddelde en zegt niets over de verdeling. Via een lorenzcurve is de
ongelijke verdeling te zien. De productie van de informele sector wordt echter niet meegerekend
omdat het niet geregistreerd is, het levert echter wel welvaart op. De inkomenstabellen geven ook
een vertekend beeld van de koopkracht. Alle bedragen zijn uitgedrukt is US-dollars. De lokale
munteenheden zijn naar dollars omgerekend tegen de gemiddelde dollarkoers, soms is een product
voor Nederlanders in Amerika dan bijvoorbeeld goedkoper doordat zij een lagere wisselkoers hebben.
Het probleem van prijsverschillen kan worden ondervangen door niet de feitelijke wisselkoers te
gebruiken, maar de koopkrachtpariteit. Het is een theoretische wisselkoers die rekening houdt met
verschillen in prijsniveau.
Een minimale koopkracht is essentieel om een bepaald niveau van welvaart te bereiken. De
ontwikkelingsorganisatie van de VN, de UNDP, heeft een welvaartsmaatstaf ontwikkeld waarin niet
alleen het inkomen een rol speelt. Deze maatstaf, de Human Development Index (HDI) kijkt ook de
levensverwachting, het analfabetisme en het bbp.
Hoofdstuk 2
2.1
De verdeling van het productieproces in deeltaken noemen we arbeids(ver)deling. Via indirecte ruil,
betalen met geld, worden goederen verkregen. Invoer van producten heet ook wel import. Er worden
ook producten uitgevoerd, geëxporteerd. De ruiltransacties waarbij de nationale grenzen worden
overschreden, vormen de internationale of de buitenlandse handel. De productiefactor arbeid
overschrijdt ook de landgrenzen: migratiestromen tonen dit aan. Ook kapitaal overschrijdt de
landgrenzen, landen investeren in andere landen en bouwen daar bijvoorbeeld fabrieken.
2.1.1
Bij import stromen goederen het land in en gaat geld het land uit. Export zorgt ervoor dat er geld het
land instroomt en goederen het land uitstromen. Het verschil tussen de uitvoerontvangsten en de
invoerbetalingen met betrekking tot goederen noemen we het saldo op de handelsbalans.
Ontvangsten > betalingen = handelsoverschot & Ontvangsten < betalingen = handelstekort.
Het exportvolume wat er wordt geëxporteerd. De exportprijs is de prijs voor de producten. Waarde
= volume x prijs.
2.1.2
Naast het goederenverkeer onderscheiden we het dienstenverkeer. Het gaat dan met name om
geldstromen die te maken hebben met vervoersdiensten en reisverkeer (toerisme). Om de rol van de
buitenlandse handel in een land te kunnen vergelijken met andere landen worden quotes gebruikt,
waarin de in- en uitvoer worden gerelateerd aan het bbp.
Invoerquote = invoer : bruto binnenlands product x 100%
Uitvoerquote = uitvoer : bruto binnenlands product x 100%
Naarmate de som van de quotes hoger is, zijn er meer transacties met het buitenland en is de
economie opener. Een deel van de uitvoer bestaat echter uit wederuitvoer. Dit omvat de goederen
, die zijn ingevoerd, tijdelijk eigendom worden van een Nederlands bedrijf, en vervolgens weer worden
uitgevoerd. Ze worden wél als uitvoer geregistreerd. Worden dit soort goederen geen Nederlands
eigendom, dan is er sprake van doorvoer. Bij veel producten die worden uitgevoerd speelt de invoer
ook een belangrijke rol. Om een product te produceren heb je namelijk vaak producten uit het
buitenland nodig die je dus moet importeren.
2.1.3
Bij grensoverschrijdende kapitaalstromen maken we onderscheid tussen geldstromen die betrekking
hebben op buitenlandse beleggingen en die betrekking hebben op de directe buitenlandse
investeringen. De beleggingen zijn bedoeld om inkomen te verdienen of het vermogen te verhogen.
De belegger is niet geïnteresseerd in zeggenschap. De directe investeerder juist wel. Directe
buitenlandse investeringen bestaan uit:
1) De transacties in aandelen;
2) De investeringen in buitenlands onroerend goed;
3) De onderlinge leningen binnen een concern.
De traditionele industrielanden investeren flink in elkaars economie. Daarnaast investeren deze
landen fors in ontwikkelingslanden en opkomende economieën. De ondernemingen die in het
buitenland investeren, zijn ondernemingen die produceren in verschillende landen. We noemen ze
multinationale ondernemingen of multinationals. Multinationals hebben verschillende motieven om
te investeren in het buitenland:
1) Onderzoek naar de aanwezigheid van bodemschatten;
2) De aanwezigheid van arbeid en kapitaal;
3) De wens om dichter bij de afzetmarkt te produceren, bijvoorbeeld als de transportkosten
hoog zijn of als er hoge invoerheffingen zijn, dan gaan bedrijven zich daar vestigen.
Autoriteiten maken de invoerheffingen graag hoog want zo komen er bedrijven en dus
werkgelegenheid en overdracht van kennis.
Bij outsourcing worden taken uitbesteed aan een bedrijf in een ander land. Bij offshoring wordt
(een deel van) het productieproces verplaatst naar een ander land.
2.2
Er is sprake van vrijhandel als de internationale handel niet wordt belemmerd. Er zijn enkele
theorieën die gunstige effecten van vrijhandel laten zien.
2.2.1
De comparatieve-kostentheorie laat de voordelen van internationale handel zien. Het gaat uit van de
arbeidswaardeleer, volgens deze leer wordt de waarde van een product uitsluitend bepaald door de
hoeveelheid arbeid die nodig is om het product te maken. Het land dat goedkoper een product
produceert dan een ander land, gaat in dit geval daadwerkelijk dat product produceren. Het andere
land produceert dan het product wat hij goedkoper kan maken. Hij heeft dan een absoluut
kostenvoordeel bij dat product in vergelijking met het andere land. Maar het kan ook zijn dat een
land zowel een absoluut voordeel heeft bij beide producten. Deze leer zegt dat de gezamenlijke
welvaart van landen toeneemt als elk land zich toelegt op het product waarbij het comparatieve
(relatieve) kostenvoordelen heeft. Dat is het product met de laagste opofferingskosten. Zo zullen
landen zich gaan specialiseren in de goederen waarbij het een comparatief kostenvoordeel heeft.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper martjes. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.