Week 1 - Tumoren
Benigne tumoren
- Achtervoegsel –oom wordt vaak gebruikt b.v. adenoom of lipoom.
-> wel veel uitzonderingen
- Metastaseert (uitzaaien) niet
Maligne tumoren
- Achtervoegsel: carcinoom, sarcoom, blastoom wordt gebruikt, met ook veel uitzonderingen.
- Metastaseert (uitzaaien) wel.
Metastasering
- Tumorcellen komen door de infiltratieve groei in lymfbaan en bloedbaan
- Migreren vervolgens naar een andere plaats
- Daar zetten zij zich vast en groeien uit tot een nieuwe tumor.
-> 3 soorten wegen:
1. Via lymfvatstelsel: lymfogene metastasering
2. Via bloedbaan: hematogene metastasering
3. Langs directe weg; entmetastasen
-> Fasen in vorming van een maligne tumor:
1. Initiatie: mutatie vindt plaats o.i.v. carcinogene factoren
-> bv. roet en UV
2. Promotie: verdere groei van de geinitieerde cel b.v o.i.v hormonale en immunologische
factoren
Stadiering maligne tumoren m.b.v. TNM classificatie
• T: tumor (ingroei en grootte)
• N: lymfklier (regionale lymfkliermetastasen)
• M: metastasen (hematogene metastasen op afstand)
i.s. = in situ
X = onbekend
0 = geen aanwijzingen voor…
1, 2, 3… omvang tumor/uitbreiding lymfliermetastase
,Diagnostisch onderzoek bij kanker vindt plaats ten behoeve van het stellen van de diagnose en
vaststellen van het stadium.
• Cytologisch onderzoek
• Histologisch onderzoek
• Röntgen onderzoek
• CT-scan
• Scintigrafie
• Echografie
• MRI-scan
• Endoscopie
Kwaliteit van leven
Lichamelijk: pijn, vermoeidheid, verminderd lichamelijk actief en lichaamsbeleving.
algehele malaise, moeheid, verminderd vermogen om actief te zijn, gewichtsverlies en
pijn
Sociaal: sociale steun, partner, werk en vrije tijd.
Psychologisch: angst, depressie, spanningen, verdriet, boosheid, existentiële vragen (vragen over
het leven) en positieve emoties.
Hoe langer de ziekte, hoe erger de symptomen van KVL.
Lichaamsbeleving (lichamelijk bij KVL)
= de betekenis van het eigen lichaam en de waarde die iemand eraan hecht.
- Je bent je lichaam en je hebt een lichaam
- Confrontatie met het verminderd functioneren van het lichaam heeft emotionele gevolgen:
kwetsbaarheid en eindigheid (het stopt als mijn lichaam zo ziek is).
Psychologisch bij KVL
- Angst 19-61%
- doodsangst, angst voor onbekende en voor wat komen gaat, schrap zetten voor diagnose,
angst voor terugkeer en na de behandeling.
- Spanningen 39%
- Depressie 6-43%
-> angst neemt vaak af, depressie vaak toe naarmate behandeling vordert.
-> wellicht verleggen patiënten prioriteiten anders in het leven.
- Jonge mensen ervaren over het algemeen meer psychische klachten -> zij hebben nog een leven
voor zich, hebben minder ervaring met zulke emoties.
- Mensen met een voorgeschiedenis van mentale problemen ervaren meer aanpassingsproblematiek
,‘’Sociaal’’ bij KVL
- De rol in sociale omgeving veranderd.
- Sociale omgeving is belangrijke hulpbron.
- Van een zorgverlener wilt een patient vaak informatieve steun & emotionele steun van steungevers
Relatie:
Partner als hulpbron, zowel fysiek als emotioneel.
Positief: hechter
Negatief: evenwicht doorbreken, meer afhankelijk van partner.
- Overbescherming lijdt tot afname gevoel van controle van de patient
- Vermijden van contact lijdt tot eenzaam of verlaten gevoel
Werkhervatting:
• Bron van emotionele en financiële steun
• Maar ook ‘ gevoel van weer normaal te zijn’
• Fysieke belemmeringen: moeheid, pijn, slaapproblemen
• Psychologische belemmeringen: concentratie & geheugenproblemen, angst, depressie
• Ondersteuning, begrip bevordert herintegratie
Existentiële vraagstukken: vragen over het leven.
Confrontatie met de dood
- Bewustwording kwetsbaarheid en vergankelijkheid van het leven.
- Illusie van onkwetsbaarheid verdwijnt; je kan dood gaan
- Onzekerheid over de toekomst
Existentiële dillema’s:
• Dood/leven: acceptatie van de dood, ondanks bijkomende angsten
• Vrijheid/verantwoordelijkheid: keuzevrijheid, maar verantwoordelijk voor falen.
• Isolement/verbondenheid: mensen om je heen gaan door.
• Zinloosheid/zingeving: waarde en zin van het leven heroverwogen.
Het doorlopen van dergelijke dillema’s en bijkomende emoties kan leiden tot herziening van het
eigen levensverhaal
-> Niet altijd negatief; mensen krijgen soms meer waardering
- Meer waardering voor het leven zelf
- Meer relativeren
- Intenser genieten van dagelijks leven
- Andere prioritering van het leven: vrienden en familie ipv carriere
- Spirituele ontwapening
- Jezelf beter leren kennen
, Risicofactoren kanker
-> bij 35% van de kankergevallen kun je het ontstaan beïnvloeden.
- Roken
- Zonnen
- Ongezonde voeding en beweging, overgewicht en alcoholgebruik.
- 65% van de gevallen is kanker (behalve huidkanker) niet toe te schrijven aan de leefstijl, en 35%
wel.
- Leefstijlfactoren: 51% roken, 26% voeding, 10% gewicht, 6% bewegen, 8% alcohol.
Invloed behandelingen
Chirurgisch: functionele en cosmetische gevolgen, risico complicaties en uiterlijke aantasting.
Radiotherapie: vaak van tijdelijke aard. De meest voorkomende zijn:
Algehele malaise
Vermoeidheid
Misselijkheid en braken
Huidveranderingen (bv. verkleuring)
Haarverlies
Veranderingen aan het slijmvlies.
Chemotherapie:
Invloed op beenmerg -> verminderde afweer tegen infecties
spontane bloedingen
vermoeidheid of duizeligheid
Schade aan slijmvlies van de mond, maag en darmen.
Soms schade aan het centrale zenuwstelsel; dit resulteert in verwardheid,
concentratiestoornissen, geheugenproblemen enslapeloosheid.
De meeste klachten zijn: moeheid, misselijkheid, braken, kaalheid, slapeloosheid, gewichtsverlies en
smaakverandering.
Moeheid en pijn
Moeheid:
- 70-80% van patiënten die radio of chemotherapie krijgen ervaren moeheid.
- Bloedarmoede, aanwezigheid van toxische celafbraakproducten als gevolg van chemo- of `
radiotherapie, pijn, slaapstoornissen, infecties, een ontregelde hormoonhuishouding, een
veranderd eetpatroon of medicijngebruik.
- Negatieve emoties, zoals depressiviteit (oorzaak-gevolg lastig).
- Verstoring hormoonhuishouding: depressie en moeheid.
- Chronisch (kan jaren duren) en onvoorspelbaar, wat lang aanhoudt.
- Verminderde sociale contacten
- Vicieuze cirkel: oorzaak en gevolg moeilijk vast te stellen.
Moeheid – depressiviteit – verminderde activiteit – minder energie – minder sociale contacten.