SAMENVATTING: MEDIA EN MAATSCHAPPIJ; THEORIE
DE MEDIAEXPLOSIE
HOOFDSTUK 13
13.1 blz 155
Leerdoelen:
- Uitleggen waarom inzicht in de relatie tussen mens en massamedia belangrijk is voor hbo-
professionals
- Begrijp de samenhang tussen begrippen wetenschap, onderzoek en theorie
Keuzes bij verwerking en presentatie van nieuws: Informatie, rationaliteit en ethiek
Metavragen – gaan over het scherp krijgen van je eigen veronderstellingen. (Niet over concreet
onderzoek in de communicatie). Het verwoorden van je veronderstellingen en invalshoeken.
Communicatieonderzoek lagen van analyse-eenheden:
- Kenmerken van zenders
- Kenmerken van ontvangers
- Kenmerken van media
- Kenmerken van boodschappen
Als onderzoeker kun je de hypotheses pas toetsen als je zowel kwantitatief als kwalitatief over
voldoende mediagegevens beschikt.
13.2 blz 156
Communicatieonderzoek is multidisciplinair gericht – raakvlakken met andere disciplines, zoals
taalwetenschap, recht, politicologie en psychologie.
Bronnen met kwantitatief mediaonderzoek:
- Tijdschrift voor marketing
- Communicatiewetenschap tijdschrift
- Frankwatching
- Emerce
- Marketingfacts
Descriptief, beschrijvend onderzoek – het zo goed mogelijk beschrijven van een concreet
verschijnsel in de media.
Exploratief onderzoek – Als je niet veel weet van het onderwerp, ga je het eerst
exploreren/verkennen. Je kijkt naar enkele aspecten en stelt een paar hypothesen op om beter
inzicht in het verschijnsel te krijgen.
Alleen als je hypothese blijkt te kloppen, kun je verder gaan.
Toetsingsonderzoek – Je kiest een theoretisch model, dat voor je doel van pas lijkt te komen. Je leidt
uit die theorie een aantal hypothesen af en probeert die aan het verzamelde materiaal te toetsen.
(Omgekeerd van exploratief onderzoek).
Verifiëren – kijken of de waarneming klopt.
Falsifiëren – kijken of je een bevinding kunt ontkrachten.
Fundamenteel onderzoek – ‘Weten om te weten’. De algemene kennis van de werkelijkheid
vergroten. Je stelt theoretische hypothesen op, die je vervolgens probeert te bevestigen of onderuit
te halen.
1
,Bij onderuit halen, probeer je de theorie te ontkrachten en iets nieuws/beters ervoor te bedenken ->
nieuwe theorie is aanleiding voor nieuw onderzoek.
Voornamelijk door universiteiten.
Onderzoek bij onderzoek. Om uitslagen te ondersteunen. Zonder toepassing in de praktijk.
Praktijkgericht, toegepast onderzoek – ‘Weten om te doen’. Praktisch probleem oplossen. Inzichten
toepassen, adviseren -> uitkomsten van praktijkgericht onderzoek een oplossing vinden.
Kennis toepassen en praktisch advies geven om iets op te lossen.
Theorie als uitgangspunt nemen om het probleem uit de beroepspraktijk te omschrijven.
Kenmerk van praktijkgericht onderzoek: aanwezigheid van opdrachtgever.
Wetenschappelijk communicatieonderzoek – inductief beschrijven van concrete gevallen tot
deductief verklaren van abstracte verbanden.
Inductieve redenering – Ontwikkelt een verklarende theorie uit de feiten en verschijnselen.
Deductieve redenering – Leidt de verschijnselen af uit algemene beginselen of theorieën.
Eisen van onderzoek:
- Controleerbaarheid – Een andere onderzoeker moet kunnen controleren of je keuzes en
conclusies logisch en verantwoord zijn. Onderzoek is duidelijk controleerbaar.
- Herhaalbaar - als een ander op dezelfde wijze het onderzoek zou herhalen, moeten er
dezelfde resultaten uit komen.
- Generaliseerbaarheid – Uitkomsten van interviews van mensen moeten ook gelden voor de
mensen die je niet geïnterviewd hebt.
- Valide/betrouwbaar – De gegevens die je onderzocht en verkregen hebt, wilde je van
tevoren ook meten. Meten wat je beoogt te meten.
Corporate communication – Hele proces van bedrijfscommunicatie vatten, waarbij je de drie
hoofdvormen zo planmatig mogelijk probeert te integreren.
Drie hoofdvormen van bedrijfscommunicatie:
- Interne managementcommunicatie
- Externe concerncommunicatie
- Marketingcommunicatie
13.4 blz 164
Theorieën – Systematisch geordende uitspraken en regels om de werkelijkheid te kunnen
beschrijven, verklaren en voorspellen. Met een algemene geldigheid voor een bepaalde duur.
Vijf fasen in de theorievorming over de massacommunicatie:
- Fase 1: De wetenschap was gericht op de overheersende macht van de media.
- Fase 2: De sturende invloed werd gerelativeerd. (Radio, pers, film)
- Fase 3: Aandacht voor het effect op de ontvanger. (Tv-introductie)
- Fase 4: Macht van de zender en massamedium wordt opnieuw benadrukt. Maar ook kritiek
op de macht van media.
- Fase 5: Theorievorming op basis van interactiviteit.
Interactiviteit – Wederzijds op elkaar afgestemd handelen
Basiselementen voor het doorbreken van internet als nieuw interactief medium:
- De mate waarin deelnemers aan een communicatiegebeuren dit proces kunnen beïnvloeden.
- De mate waarin zender en ontvanger in dit proces de rol kunnen wisselen.
2
, Mediatheorieën –
- Inzichten in wat media doen met mensen
- Theorieën die het verband tussen de inhoud van media, het gebruik van media en de
effecten daarvan op individu en samenleving verklaren.
- Gebaseerd op onderzoek
Wetenschappers doen onderzoek: Deskresearch, fieldonderzoek, fundamenteel onderzoek en
praktijkgericht.
Causaliteit – oorzakelijk verband
HOOFDSTUK 14
14.1 blz 167
Leerdoelen:
- Kun je de one-step-flow/injectienaaldtheorie, two-step-flow en multi-step-flow uitleggen.
- Begrijp je de relatie tussen mens en massamedia in de tijdperken van de almachtige media
en de beperkt machtige media
- Kun je uitleggen wat intermediërende factoren, opinieleiders en influentials zijn.
Fase 1: Tijdperk van de almacht van de media, 1900:
- Publiek werd gezien als passief
- Men dacht dat de massacultuur de hogere cultuur van de elites zou aantasten
- Communicatiestroom: Zender is actiegericht (actie is niet-specifiek)
- Geen onderscheid tussen informatiestroom en beïnvloedingsstroom
- Criterium: intentionaliteit (bedoeling zender staat altijd voorop).
- Mediatypen: Populaire dagbladen, tijdschriften, film.
Fase 1: 1900: Tijdperk almachtige media, kenmerken:
In de tijd van de industriële revolutie. Massa had armoede. Emancipatie -> vrouwelijk kiesrecht. WOI.
- Gevolg explosieve groei massamedia vanaf 1900:
Van Naar 1900
Landbouw Massaproductie (industriële revolutie)
Handwerk Machine en elektra (stoomrotatiepers, radio, film)
Platteland Stad, urbanisatie
Onwetendheid Kennis (schoolplicht, alfabetisering)
Absolutie monarchie Democratie (stemrecht, emancipatie)
Oude elite Arbeiders (vakbonden, socialisme) en nieuwe elite
(ondernemers, kapitalisme)
3