Uitgebreide uitwerking van de werkgroepopdrachten uit het collegejaar 2020/2021. Wij hebben de voorbereidingsvragen meestal niet besproken dus deze heb ik alleen laten staan als ze aan bod zijn geweest om foute informatie te voorkomen. Veelal komen deze ook aan bod in de beantwoording van de vragen.
Week 1
Wat is in het algemeen niet vereist om te kunnen stellen dat toerekening redelijk is?
De causale keten is niet doorbroken.
Je kijkt altijd of een gedraging een bepaald gevolg heeft veroorzaakt. Het gaat er dan
om dat wordt gekeken naar de aard van de gedraging. De mate van
gevaarzettendheid kan een belangrijke rol spelen. Voordat je naar de aard van de
gedraging en de gedraging zelf kijkt, kijk je eerst of er een CSQN-verband is. Dat is
de instapvoorwaarde. Was het een onmisbare schakel? Soms is dit niet eenvoudig,
bijvoorbeeld omdat het gedrag bv. niet uit handelen maar uit nalaten bestaat. Het kan
ook lastig zijn als we niet zeker zijn of er een CSQN-verband is. Groninger-HIV: als
er geen zekerheid is over het CSQN-verband.
Daarna kijk je of de toerekening redelijk is naar de aard van de gedraging. Hierbij kun
je vanalles betrekken:
- Voorzienbaarheid.
o Adequatieleer.
o Feiten van algemene bekendheid.
o Garantenstellung. Van professionals wordt meer geëist dan van leken.
- Verband tussen gedraging en gevolg.
o Causa proxima leer.
o Relevantietheorie.
o Tijdsverloop.
- Causale keten niet doorbroken.
o Gedragingen van derden.
o Gedragingen van slachtoffer: niet-behandelde longinfectie.
o Medische predisposities van het slachtoffer.
o Medische fouten: niet-behandelde longinfectie (noot).
Voorbereidingsvragen
1. Welke vijf theorieën over causaliteit hebben zich door de jaren heen ontwikkeld en
wat houdt ieder van deze theorieën in?
- Het criterium van de redelijke toerekening (aanvaard in letale longembolie).
Het CSQN-verband is de ondergrens. Toerekening is in beginsel redelijk. Er
worden overige feiten en omstandigheden meegenomen.
- Conditio sine qua non. Het gedrag moet redelijkerwijs een onmisbare,
noodzakelijke voorwaarde voor het gevolg zijn geweest.
- Causa proxima theorie: de dichtstbijzijnde oorzaak is de juridisch relevante
oorzaak.
- Relevantietheorie: binnen de onmisbare voorwaarden voor het intreden van
het gevolg wordt de oorzaak die volgens de wetgever het meest relevant is
voor het delict in kwestie gekozen.
- Adequatietheorie: de voorzienbaarheid voor de verdachte van (de kans op)
een bepaald gevolg staat centraal.
2. Wat zijn de voor-en nadelen van ieder van deze theorieën?
, - Redelijke toerekening: te vaag, ondoorzichtige toepasbaarheid,
voorzienbaarheid van het gevolg staat niet centraal.
- CSQN: te weinig selectief vermogen. Soms kun je niet met zekerheid zeggen
of een handeling een noodzakelijke oorzaak is.
- Causa proxima theorie: zeer selectief.
- Relevantietheorie: atypische oorzaken kunnen nooit tot een veroordeling
leiden.
- Adequatietheorie: belemmert de ontwikkeling van gezonde jurisprudentie.
3. Bedenk een fictieve casus met daarin een causaliteitsprobleem (die niet is afgeleid
uit voorgeschreven jurisprudentie), en toets jouw fictieve casus aan bovenstaande
causaliteitsleren.
Een man heeft vroeger met asbest gewerkt en hij blijkt longkanker te hebben. Hij
rookt echter ook.
- Redelijke toerekening:
- CSQN: het is m.b.v. deze leer niet te bepalen of het roken of de asbest de
oorzaak was omdat allebei niet per se noodzakelijk zijn.
- Causa proxima: de dichtstbijzijnde oorzaak is het roken (als de man nog
steeds rookt).
- Relevantietheorie: er zal waarschijnlijk gekeken worden naar of roken of
asbestcontact de grootste kans op longkanker veroorzaakt.
- Adequatietheorie: ?
4. De leer van de redelijke toerekening is de causaliteitsleer die momenteel wordt
aangehangen. Neem beargumenteerd een standpunt in over de stelling: “De leer van
de redelijke toevoeging is niet vernieuwend ten aanzien van de vier eerder
geformuleerde causaliteitstheorieën.”
Ik vind hem inderdaad niet erg vernieuwend, aangezien de toets van de redelijke
toerekening bestaat uit de adequatieleer, de proxima causa theorie en de
relevantietheorie. Het CSQN-verband is de ondergrens.
De combinatie hiervan is wel vernieuwend.
Casus – Spoorwegdrama
Mieke stopt haar auto voor een spoorwegovergang waarvan zojuist de alarmlichten
zijn aangegaan. Pim rijdt in de haar van achteren naderende auto met 90 km/u in
plaats van 50 km/u (toegestane maximumsnelheid). Hij botst zodanig tegen Miekes
auto aan dat zij de spoorwegovergang wordt opgeduwd. Uit schrik voor de
naderende trein probeert ze -wat onhandig -zo snel mogelijk haar auto te verlaten. Zij
is net te laat en verliest door de botsing tussen haar auto en de trein haar linkerbeen.
Eenmaal aangekomen bij het ziekenhuis wordt haar wond behandeld. Enkele uren
later komt Mieke toch te overlijden. Achteraf blijkt dat de arts een inwendige bloeding
bij Mieke over het hoofd heeft gezien, welke zij ook had opgelopen door het ongeval,
welke bloeding haar uiteindelijk fataal is geworden. De officier besluit Pim te
vervolgen voor dood door schuld (artikel 307 Sr). Pim betoogt ten eerste dat het niet
door hem, maar door Mieke zelf komt dat dit letsel zo ernstig is.
Als zij sneller en adequater had gehandeld, had ze volgens hem gewoon de
spoorwegovergang aan de andere kant weer af kunnen rijden en was er helemaal
niets gebeurd. Daarnaast is hij van mening dat Mieke niet was overleden als de arts
alerter was geweest bij de behandeling en het overlijden van Mieke dus niet aan hem
,toe te rekenen is. Zet gemotiveerd uiteen of het letsel van Mieke is veroorzaakt door
Pim, zoals voor een Bewezenverklaring van de tenlastelegging is vereist.
De heersende leer op dit moment is het criterium van de redelijke toerekening. Of
Pim de oorzaak is wordt bepaald aan de hand van 3 stappen:
1. Het CSQN-verband. Dit is de ondergrens om een verband in juridische zin
vast te kunnen stellen. In uitzonderlijke gevallen wordt dit niet vereist. Het
handelen van Pim is noodzakelijk geweest om tot deze situatie te leiden. Als
hij niet tegen Mieke aan was gereden was zij niet op de rails terechtgekomen.
2. De toets van de redelijke toerekening. Toerekening is in beginsel altijd redelijk,
tenzij er sprake is van een uitzondering. Je bespreekt de verschillende
aspecten.
a. Redelijke toerekening?
b. Uiteenzetten welke omstandigheden hier een rol spelen.
i. Voorzienbaarheid.
1. Adequatieleer. Niet besproken.
2. Feiten van algemene bekendheid. Het is voorzienbaar dat
er mensen om het leven komen als je op zo’n manier rijdt.
3. De bestuurder heeft een bijzondere kwaliteit. Hij heeft een
rijbewijs; Garantenstellung. Zij worden verwacht de
gevaren op de weg te kennen.
ii. Verband tussen gedraging en gevolg.
1. Causa proxima leer. Hier niet relevant.
2. Relevantietheorie. Wat is in de ogen van de wetgever een
delicttypische oorzaak? Dood door schuld is redelijk
breed, je moet het bont maken om het er dan niet onder
te kunnen laten vallen. Een aanrijding is niet zo atypisch
dat het problemen oplevert.
3. Tijdsverloop. Ondanks dat er schakels tussenzitten is
alles redelijk kort op elkaar gebeurd. Het is dan sneller
toerekenbaar.
iii. Causale keten niet doorbroken.
1. Gedragingen van derden.
2. Gedragingen van slachtoffer. In principe heeft de trage
reactie van Mieke ervoor gezorgd dat zij gewond is
geraakt, maar dat dit nodig was kwam door de botsing
met Pim. Het is dus niet redelijk dat eventuele
aansprakelijkheid van Pim doorbroken wordt door het
handelen van Mieke.
3. Medische predisposities van het slachtoffer. Eierschedel,
je neemt het slachtoffer zoals het is.
4. Medische fouten: niet-behandelde longinfectie (noot).
Het letsel was dodelijk. Derde groep in de noot. Medisch
ingrijpen had het gevolg kunnen voorkomen, maar het
gevolg zou zonder medisch ingrijpen waarschijnlijk
sowieso zijn ingetreden. Omdat het gaat om letsel dat op
zichzelf dodelijk is dat mogelijk met perfect handelen
misschien was voorkomen is het nog steeds veroorzaakt
door Pim. Het kan worden toegerekend aan Pim.
3. Overige feiten en omstandigheden.
,
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper stuviauni. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.