Samenvatting Robert J. Jackson’s Global Politics in the 21st Century
Hoofdstuk 4: Modern States: Power, leaders and decisions in global politics
Regering: organisatie van mensen om conflicten en onenigheden op te lossen.
Moderne staat: een staat waarin de nadruk ligt op tegelijkertijd legitimiteit en goedkeuring
van de bevolking en op autoriteit en orde. Ze worden gedefinieerd door soevereiniteit en
macht, i.p.v. cultuur of etniciteit.
Vanaf de 17e eeuw ontstonden in Europa de staten zoals wij die nu kennen. Vooral na WOII nam het
aantal staten in de wereld sterk toe, vanwege de dekolonisatie. Met staat wordt een politieke
eenheid van een bepaald gebied bedoeld. Een staat bestaat uit 3 aspecten:
- Grondgebied
- Bevolking
- Bestuur
Een staat rust dus op soevereiniteit, dit betekent ongedeelde macht: de volledige macht ligt bij de
staat zelf. In theorie betekent dit dat een staat volledig vrij en onafhankelijk is van andere actoren, in
de praktijk blijkt dit vaak niet het geval te zijn. Dit heeft o.a. te maken met globalisering, nieuwe
veiligheidsdilemma’s, internationale organisaties, etc. Er is dus een verschil tussen de jure en de facto
soevereiniteit.
Staten verschillen erg van elkaar, maar op sommige gebieden zijn zij in groepen in te delen.
Failed states: staten waarvan de regering heeft gefaald en de boel niet bij elkaar heeft
kunnen houden.
Natiestaat: staat bestaande uit één natie (één culturele entiteit).
Staten bezitten in verschillende maten macht. Macht is volgens Jackson de mogelijkheid om andere
te laten doen wat jij wilt, zowel d.m.v. overreding als dwang. Macht bestaat in allerlei vormen en het
wordt in al die vormen gebruikt door beleidsmakers om hun zin te krijgen.
Machtsbronnen:
Economie
o Hoe sterker » hoe beter in staat een militaire macht op te bouwen » beter in
staat vrienden/vijanden te beïnvloeden
o Te meten aan:
BBP/GDP
PPP
Geografie
o Kenmerken grondgebied
o Ligging
o Populatiegrootte en –dichtheid
Grondstoffen, techniek en wetenschap
Militair vermogen
o Grootte, samenstelling en uitrusting
o Staten met een sterke economie kunnen meer investeren (overschot » fungible)
Soft Power:
o De manier waarop een staat kan krijgen wat hij wil zonder daarbij dwang te
gebruiken. Bijvoorbeeld door:
Cultuur, inclusief, open, publiek support, reciprociteit, ideologie en
leiderschap.
, o Soft Power maakt je vooral overtuigend in de diplomatie. Wanneer men soft power
met ‘hard power’ (militair, economisch, etc.) combineert noemt men dat Smart
Power.
Het ‘maken’ van buitenlands beleid:
Diplomatie: beïnvloeden van andere staten
o Compromissen sluiten; onderhandelen; “straffen”; manipuleren, dwingen, etc.
o De afgelopen decennia is de diplomatie veranderd
Razendsnelle communicatie
Onderhevig aan de massamedia (en daarmee de publieke opinie) » Kan ook
juist in het voordeel worden gebruikt [public diplomacy = communiceren van
de standpunten; propaganda].
o Spionage
o Steunen van rebellerende groepen in het andere land (tegenstanders van die staat)
Economie:
o Negatieve beïnvloeding d.m.v. economische sancties
o Positieve beïnvloeding d.m.v. economische hulp
Militaire (dwang)strategieën: het dreigen of daadwerkelijk gebruiken van militaire kracht
o Afschrikken of afdwingen
Overigens kunnen ook de strategieën samen worden gebruikt.
Ook leiders kunnen een belangrijke rol spelen. Zij zijn vaak charismatisch en sterke figuren. Echter, je
kent ze enkel via de media, het is dus een publiek plaatje. Hoewel ze vaak degenen lijken te zijn die
het beleid beslissen en maken, zijn ook zij onderhevig aan allerlei onafhankelijke (f)actoren in de
internationale politiek.
- Liberalen geloven dat leiders van uitermate groot belang zijn, omdat ze verschillende
individuen en ervaringen verbinden.
- Constructivisten zien het belang van de leider niet en kijken liever naar de groepen en
individuen die achter de voorste linie staan. Zij geloven in hun invloed.
- Realisten denken dat de leiders totaal geen invloed hebben op het beleid, ze maken altijd
keuzes voor het nationaal belang.
Een leider zal in sommige situaties meer macht hebben dan in andere. Zo ziet men een crisissituatie
vaak als zodanig dat er snel en duidelijk gehandeld moet worden, waardoor beslissingen ook sneller
worden gemaakt en een leider meer invloed kan uitoefenen.
De internationale politiek kent vele actoren, zowel in groepen als individueel. Hoe bepalen zij het
beleid? Naast het feit dat politieke processen vaak al ingewikkeld zijn, zijn er ook allerlei
psychologische processen mee gemoeid:
Soms worden dingen verkeerd gezien of verkeerd opgevat, bijvoorbeeld vanwege verkeerde
communicatie of interpretatie (misperception).
Kunstmatig vooroordeel (affective bias): iemand o.b.v. ongegronde redenen (raciaal, sociaal,
etc.) niet mogen en hier ook naar handelen.
Cognitief vooroordeel (cognitive bias): menselijk brein is beperkt in het maken van keuzes;
niet alle informatie kan gebalanceerd worden afgewogen. Hierdoor versimpelt de brein vaak
zaken en worden andere zaken over het hoofd gezien. Zo wordt er constant geprobeerd een
cognitieve balans te behouden.
o Het creëren van een spiegelbeeld van jouw tegenstander
o Wensdenken
o Terugkijken naar het verleden op zoek naar parallellen die jou kunnen vertellen wat
te doen.
, De internationale politiek kent 3 modellen die beschrijven hoe buitenlands beleid tot stand komt:
1. Rational actor model
Zes stappen:
o Besluitmaker geconfronteerd met probleem
o Doelen en prioriteiten worden gerangschikt naar belang
o Een lijst van alternatieven wordt samengesteld
o Consequenties van elk alternatief worden bekeken
o Alle consequenties & alternatieven vergeleken
o Maken van beslissing
Vaak gehoorde kritiek is dat het in de realiteit zelden zo gaat omdat het dan veel
gecompliceerder of onzekerder is.
Gaat er (i.t.t. de andere modellen) vanuit dat een staatsbestuur één overzichtelijk,
hiërarchisch geordend orgaan is. In de werkelijkheid is het eerder een complex web van
relaties.
2. Organizational process model
Besluitmakers vertrouwen op gestandaardiseerde responsen/handelingscodes om tot
een beleidsconclusies te komen (vooral in crisissituaties).
Net zoals bij model 3 zullen individuele leiders maar weinig invloed hebben op de
uitkomst.
Net zoals bij model 3 verklaart dit echter niet hoe radicale veranderingen en beslissingen
worden gemaakt.
3. Bureaucratic/government bargaining model
Besluiten komen tot stand door onderhandelingen tussen verschillende partijen met
andere ideeën en doelen.
Game theory
Game theory kan worden gebruikt om het proces besluitvorming in bepaalde situaties na te trekken
of te voorspellen.
Chicken: wie geeft er als eerst op ?
Prisoner’s dilemma: is er sprake van een wederzijds vertrouwen?
Stag hunt: kiest met voor de maximale uitkomst, maar stelt het zich hierbij kwetsbaar op
vanwege samenwerking, of gaat het voor een mindere uitkomst die individueel te
behalen is?
Hoofdstuk 5: The Global System, major and middle powers
Globale systeem = set van relaties, regels en actiepatronen tussen staten en andere actoren
van belang in de wereld. `
o Afgelopen eeuwen met de komst van de moderne staat sterk ontwikkeld – tempo
van verandering is ook omhoog gegaan
o Globale structuur ligt hieraan ten grondslag. Dit zijn de kenmerken van het systeem
die de actiepatronen, relaties, etc. bepalen.
o Het systeem bestaat uit losse onderdelen: zij vormen het samen. Moeilijk hierbij is:
Onderscheiden welk deel (hoe) invloedrijk is
Wat is de invloed van veranderingen?
Wanneer is er een nieuw systeem? [als alle karaktertrekken radicaal zijn
veranderd]
Het globale systeem kan verschillende concepten kennen.
Die zijn gebaseerd op polariteit: staten trekken aan/stoten af andere staten (diplomatiek gebied), zo
ontstaan er invloedsferen