2a. Een prettig logeeradres
Toen ik door de quaestor naar Azië voor militaire dienst meegestuurd was, ontving ik onderdak te
Pergamum. En toen ik daar met plezier woonde niet alleen vanwege het comfort van het huisje,
maar ook vanwege de zeer mooie zoon van de gastheer, bedacht ik 5. een manier, waarmee ik niet
als minnaar verdacht zou zijn voor de pater familias. Want zo vaak als bij een maaltijd melding is
gemaakt over het gebruik van mooie knapen, werd ik zo hevig driftig, wilde ik met een zo serieuze
strengheid niet dat mijn oren werden geschonden door het onzedelijke gesprek, dat de moeder mij
vooral als een 10. van de filosofen beschouwde. Reeds was ik begonnen de ephebe naar het
gymnasium te begeleiden, ik zijn studieën te regelen, ik hem te onderwijzen en instrueren, opdat niet
iemand als rover van het lichaam tot het huis werd toegelaten.
Toen wij toevallig in de eetkamer aanlagen, omdat de feestdag 15. school had bekort en een langere
opgewektheid de traagheid van het weggaan had opgelegd, begreep ik bijne rond middernacht dat
de jongen wakker was. Daarom maakte ik een gelofte met zeer schuchter gefluister en ik zei,
'Gebiedster Venus, als ik deze jongen zal hebben gekust, zal ik morgen een paar duiven aan hem 20.
geven.' Nadat de prijs van het genot was gehoord, begon de jongen te snurken. Daarom heb ik, de
veinzende benaderend, hem met enige kussen overvallen. Tevreden met dit begin ben ik heel vroeg
opgestaan en heb ik een uitgelezen paar duiven naar de jongen gebracht en mijn gelofte ingelost.
2b. Een hechte vriendschap
Toen dezelfde kans zich de volgende nacht voordeed, veranderde ik mijn keuze en zei ik, 'Als ik met
slechte hand hem zal hebben betast en hij het niet zal hebben gevoeld, zal ik twee twee zeer
strijdlustige huishanen geven aan hem die het ondergaat.' Bij deze gelofte is de ephebe uit eigen
beweging dichterbij gekomen en, 5. naar ik meen, begon hij te vrezen, dat ik in slaap was gevallen. Ik
gaf dus aan de bezorgde toen, en aan het gehele lichaam heb ik mij tegoed gedaan behalve het
hoogste genot. Daarna zodra de dag begon, heb ik de zich verheugende gegeven alwat ik had
beloofd. Zodra de derde nacht de vrijheid gaf, stond ik op en boog me naar het oor van de slechte
slaper en zei ik, 'Onsterfelijke 10. goden, als ik volledige en heerlijke geslachtsgemeenschap zal
hebben gehad met deze jongen, zal ik voor dit geluk morgen aan de jongen het beste Macedonische
paard geven, met deze beperking toch, dat hij het niet zal hebben gevoeld.' Nooit is de jongen in een
diepere slaap gevallen. Daarom heb ik mijn handen eerst gevuld 15. met jonge borsten, ben ik weldra
in een kus totaal opgegaan, heb ik vervolgens alle wensen tot een verbonden. ’s Morgens begon hij
in de slaapkamer te zitten en mijn gebruikelijke geschenk af te wachten. Je weet, hoeveel makkelijker
het is, duiven en huishanen te kopen dan een Macedonisch paard, en behalve dit vreesde ik ook, dat
een zo 20. groot geschenk mijn vriendelijkheid verdacht maakte. Dus nadat ik enige uren had
gewandeld keerde ik terug naar het huis en kuste ik niets anders dan de jongen. Maar hij zei, om zich
heen kijkend, zodra hij zijn armen om mijn hals sloeg, ‘ik vraag u, heer, waar is het paard?’
2c. Weer goede vrienden
Toen ik wegens deze belediging de toegang voor mezelf had afgesloten, die ik had gemaakt, keerde ik
weer terug tot mijn vrijheid. Want nadat er enige dagen waren verstreken, toen een gelijk lot ons
naar hetzelfde fortuin had teruggebracht, zodra ik begreep dat de vader snurkte, begon ik 5. de
jongen te vragen, om weer goede maatjes te worden met mij, dat betekent, om te dulden dat
genoegdoening aan hemzelf werd gegeven, en de andere dingen, die opgekropt verlangen opdraagt.
Maar hij zei heel boos niets anders dan dit: ‘Of slaap, of ik zal het mijn vader vertellen.’ Niets is zo
brutaal, of slechtheid dwingt het af. Terwijl hij zei, 10. 'Ik zal vader wekken', ben ik toch in zijn bed
geslopen en heb ik plezier afgedwongen van hem die zich nauwelijks verzette. Maar hij, omdat hij
zeer genoten heeft van mijn verdorvenheid, nadat hij lange tijd geklaagd had dat hij was misleid en
