H1 Lezen hoofd-/bijzaken en kernzinnen VWO 2 NL
Hoofdzaak: belangrijkste info in tekst. Vind je door de hele tekst te lezen en staat
vaak in de kernzin, meestal de eerste of laatste zin. Na/voor de kernzin komt de
uitleg of voorbeeld.
Bijzaak: minder belangrijk info in tekst.
Schema tekst maken:
1. Tekst goed doorlezen.
2. Onderstrepen hoofdzaken.
3. Belangrijkste info uit tekst noteren en opsommende verbanden aangeven met
nummers, dots en streepjes. Tegenstellende verbanden met pijltjes.
Smv tekst maken:
1. Tekst goed doorlezen.
2. Onderstrepen hoofdzaken.
3. Kernzinnen/andere hoofdzaken overnemen. Maak er een samenhangende tekst van,
gebruik signaalwoorden om verbanden aan te geven.
H2/3 Lezen tekstverbanden en signaalwoorden
Tekstverband Signaalwoorden
Chronologisch vroeger, later, nu, eerst, daarna, toen,
vervolgens, voordat, nadat, tenslotte
Opsommend en, ook, tevens, daarnaast, bovendien,
nog, vervolgens, verder, om te beginnen,
ten eerste...ten tweede, tenslotte
Tegenstellend maar, daarentegen, desalniettemin,
hoewel, toch, ondanks dat, desondanks,
aan de ene kant...aan de andere kant,
enerzijds...anderzijds, terwijl
Toelichtend namelijk, dat wil zeggen, zo, met andere
woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting.
Tekstverband Signaalwoorden
Concluderend dus, daarom, dat houdt in, kortom,
concluderend, al met al
Redengevend omdat, daarom, dus, want, de reden
hiervoor is, dankzij
Oorzakelijk doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt
door, het gevolg is, dus, dankzij
Doel-middel opdat, zodat, om te, door middel van, met
behulp van
Vergelijkend in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals,
de vergrotende trap (meer dan, groter dan,
beter dan, enz).
Samenvattend kortom, samengevat, met andere woorden,
al met al
, H4 Lezen feiten, meningen en argumenten
Feit: iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Mening (standpunt): wat iemand van iets vindt, dit kan zowel eens als oneens zijn.
Herken je soms aan de signaalwoorden: ik vind, volgensmij, lijkt mij, naar mijn
mening, mijns inziens.
Argument: waaróm hij of zij iets vindt. Herken je aan de signaalwoorden: want,
omdat, namelijk, immers.
H5 Lezen kritisch lezen
Je moet een tekst kritisch lezen om te kunnen zeggen of de tekst betrouwbaar is of niet
objectief is (niet gebaseerd op feiten, dus onbetrouwbaar). Hierbij moet je letten op:
Is de auteur deskundig en onpartijdig?
Waarin is de tekst gepubliceerd?
Zijn de mensen die geïnterviewd worden betrouwbaar en deskundig?
Is de info niet verouderd?
Klopt het wat de auteur zegt, wordt er geen belangrijke info weggelaten?
Gebruikt de auteur sterke argumenten of kun je makkelijk tegen in gaan?
H6 Lezen tekst en publiek
De tekst is vaak op een bepaald publiek gericht, dit kun je herkennen aan:
Het onderwerp, de bron, het taalgebruik en de lay-out (plaatjes etc).
H5 Woordenschat uitdrukkingen uit handel en scheepsvaart
Woordenlijst:
beangstigend – angstaanjagend, eng
bedrijvigheid – activiteit(en)
calorieën – voedingsstoffen waar ons lichaam energie van krijgt
Compagnie – handelsmaatschappij
dialecten – streektalen
draaide om (de handel) – was (de handel) het middelpunt
economische – handels-
eenstemmig – met eenheid van stemmen, ze zijn het eens
gelukzoekers – mensen die op allerlei manieren rijk willen worden
gewilde – door veel mensen gezochte; aantrekkelijke
grachten – gegraven kanalen door een stad
kapitaalkrachtigen – rijken
laboratorium – werkplaats voor onderzoek
manipuleren – beïnvloeden
massaal – met de grote menigte
momenteel – op dit moment, nu
opdirken – versieren, mooi maken
optie – mogelijkheid relatief - in verhouding, in relatie tot
pakhuizen – gebouwen die dienen als bergplaats voor koopwaren