Biologie
Hstk. 4
- Enzymen: zorgt ervoor dat reacties snel plaatsvinden
o Zijn eiwitten, werken specifiek, zijn herbruikbaar en versnellen processen
- PH: neutraal is 7, zuur is 7-0 en basisch is 7-14
- Conserveren: langer houdbaar maken
- Kunstmatige conserveermiddelen: tegen bederven en geven kleur, geur en smaakstoffen
o In de koelkast -18 en 4 graden o Drogen, in poedervorm
o Pasteuriseren verhitten tot 72 graden o Luchtdicht verpakken, koffie
o Steriliseren verhitten tot 130-140 graden o Conserveermiddelen, zuur, zoet en zout
- Voedingsmiddelen: producten die je eet en drinkt
- Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen
- Beschermende stoffen: vitaminen en mineralen helpen je niet ziek te worden
- Voedingsvezels: zit veel in plantaardige voedingsmiddelen, word niet verteerd door enzymen, maar is
goed voor de darmbeweging en het poepen
o Eiwitten: bouwstof, is geen reservestof en word gebruikt voor het maken van cellen en enzymen
o Koolhydraten: bouwstof, brandstof en reservestof, is glucose, suiker en zetmeel, klein deel van glucose
wordt omgezet in glycogeen, een reservestof of in vet
o Vetten: brandstof, bouwstof en reservestof, onverzadigde vetten zijn plantaardig en zijn gezond,
verzadigde vetten zijn dierlijk en niet zo goed
o Water: bouwstof, is nodig voor bloed die stoffen vervoert
o Mineralen: bouwstof en beschermende stof, zijn zouten die nodig zijn voor je lichaam
o Vitaminen: bouwstof en beschermende stof, blijf je gezond en is er van A tot K
- Indicator: kan je voedingsstoffen mee aantonen
o Met joodoplossing toon je zetmeel aan
o Met een teststrookje toon je glucose aan
- Grondstofwisseling: de stofwisseling van een lichaam in rust
- Kilocalorie: de hoeveelheid energie
- Vertering: het afbreken van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen kunnen in
verteringsproducten, zoals eiwitten suikers, zetmeel en wetten. Glucose, mineralen, vitaminen en water
kunnen direct worden opgenomen
- Verteringssappen: bevatten enzymen, waardoor de vertering snel verloopt, niet verteerbare stoffen poep
je uit
o Speekselklieren, maagsapklieren, lever, alvleesklier en darmsapklieren
- Peristaltische beweging: kring en lengtespieren strekken afwisselend samen, de voedselbrij wordt
voortgeduwd, gekneed en goed gemengd met verteringssappen
Mondholte
Je kauwt op het voedsel, zodat het in kleine stukjes wordt. Speeksel met enzymen
werken aan de buitenkant, zodat het proces wordt versneld en je het makkelijk kan
doorslikken. Met je tong duw je het eten naar je keelholte, de slikreflex sluit de huig en
het strotklepje. Het voedsel gaat via darm peristaltische beweging naar de maag.
Maag
De maag maakt constant peristaltische bewegingen, waardoor maagsap die wordt gemaakt in
maagsapklieren goed vermengd en gekneed wordt met het voedsel. Maagsap is zuur en dood bacteriën en
de enzymen verteerd gedeeltelijk de eiwitten. Aan het einde van de maag zit de maagportier, deze
kringspier kan de uitgang van de maag afsluiten. De kringspier laat telkens een kleine hoeveelheid voedsel
naar de twaalfvingerige darm, de maag is alleen een opslagplaats voor voedsel.