8.2 De pH van een oplossing
- Een oplossing kan zuur, basisch of neutraal zijn, dit bepaal je met een indicator: stoffen die in een zure
oplossing een andere kleur hebben dan in een oplossing die niet zuur is.
Lakmoes: geeft aan of een oplossing zuur of basisch is: blauw lakmoespapier kleurt rood bij zuur
en rood lakmoespapier kleurt blauw bij basisch. Bij neutraal behoudt het zijn kleur.
Universeelindicator: universeel indicatorpapier vertoont een continu verlopende kleurenreeks,
met bijbehorende pH.
Oplossingen: indicatoren met bijbehorende omslagtraject: pH-gebied waarin de indicator van
kleur verandert. Het geeft dan de mengkleur van de 2 kleuren. (BINAS T 52A)
- de pH van een oplossing geeft de zuurgraad aan:
Zure oplossing: pH < 7, hoe lager de pH hoe zuurder de oplossing
Basische oplossing: pH > 7, hoe hoger de pH hoe basischer de oplossing.
Neutrale oplossing: pH = 7
8.3 Zuren in water
- een zuur reageert met water het zuur geeft een H+ af aan een watermolecuul H3O+ (=oxoniumion)
en het zuurrestion (van alkaanzuur alkanoaation)
- De zuurgraad van een oplossing is afhankelijk van de hoeveelheid H3O+-ionen in de oplossing.
- Zuren geleiden dus stroom, want het bevat ionen.
- sterk zuur: zuur dat in water volledig in ionen splits, aflopende reactie: HZ(g) + H2O(l) H3O+(aq) + Z-
(aq), een oplossing noteer je als de ionen in de oplossing: H3O+(aq) + Z-
- zwak zuur: zuur dat in water gedeeltelijk in ionen splitst, evenwichtsreactie: HZ(aq) + H2O(l) ↔ H3O+(aq)
+ Z- (aq), een oplossing noteer je als het zuur zelf: HCN(aq), waterstofcyanide oplossing
8.4 Formules en namen van zuren
- organische zuren: zuren met een koolstofskelet, zuurgroep:
Het zuur kan alleen het H-atoom van de zuurgroep afstaan als H+-ion. Als een stof meerdere zuurgroepen
heeft, kan het meer dan 1 H+-ion afstaan meerwaardigzuur.
eenwaardigzuur kan 1 H+ afstaan
tweewaardigzuur kan 2 H+ afstaan
driewaardigzuur kan 3 H+ afstaan
- een meerwaardig zwakzuur verliest in water meestal maar 1 H+- ion.
- H2Z(aq) + H2O(l) ↔ H3O+(aq) + HZ- (aq) tweede reactie loopt bijna nooit op, omdat het eerste
- HZ-(aq) + H2O(l) ↔ H3O+(aq) + Z2- (aq) evenwicht naar links ligt. Het verliest dus maar 1 H+-ion.
- anorganische zuren: zuren zonder koolstofskelet
H2SO4: zwavelzuur sterk HCl: waterstofchlorice sterk
HBr: waterstofbromide sterk H2SO3: zwaveligzuur zwak
H3PO4: fosforzuur zwak H2S: waterstofsulfide zwak
HCN: waterstofcyanide zwak HNO3: salpeterzuur sterk
HI: waterstofjodide sterk H2CO3: koolzuur zwak
IO3- : jodaat Ba(OH)2: barietwater
PCl3: fosfortrichloride Ca(OH)2: kalkwater
H2S2O3: thiozwavelzuur Na2CO3: soda
HClO: hypochlorigzuur P2O3: fosfortrioxide
CaO: ongeblust kalk P2O5: fosforpentoxide
- H2SO3 en H2CO3 bestaan alleen als oplossing van SO2 en CO2: het zijn instabiele zuren
- Bij het oplossen van een zout in water kunnen vrije ionen ontstaan die als zuur reageren met water, ook
bepaalde gehydrateerde metaalionen kunnen zich gedragen als zwakzuur BINAS T49
Fe(H2O)63+ + H2O(l) ↔ H3O+(aq) + FeOH(H2O)52- (aq) H2O-molecuul dan H+- ion afgeeft wordt OH-ion
NH4Cl(s) ↔ NH4+(aq) + Cl-(aq) // NH4+(aq) + H2O(l) ↔ H3O+(aq) + NH3 (aq) hoeft niet zwak te zijn.
8.5 pH-berekeningen aan zure oplossingen
, - pH = - log [H3O+] hoe hoger de concentratie, hoe lager de pH.
- [H3O+] = 10-pH
- Het aantal significante cijfers in de [H3O+] = het aantal decimalen in de pH.
- oplossing van een sterk zuur [H3O+] = [oplossing], je kunt rechtstreeks uit de molariteit van de
oplossing de pH berekenen.
- oplossing van een zwak zuur er is een evenwicht stel evenwichtsvoorwaarde op van de
zuurconstante: Kz = ¿ ¿ , de Kz is afhankelijk van de temperatuur en vind je in BINAS T49. (Hoe kleiner de
Kz, hoe hoger de pH, hoe zwakker het zuur.) maak een BOEC tabel om de [H3O+] uit te rekenen
bereken de pH.
Voorbeeld: 0,100M CH3COOH , wat is de pH [CH3COOH] [CH3COO-] [H3O+]
-5
- Kz: 1,7 x 10 zwakzuur, ioniseert onvolledig. B 0,100 0 0
- CH3COOH(aq) + H2O(l) ↔ CH3COO-(aq) + H3O+(aq). O -x +x +x
- Kz: ¿ ¿ , BOE tabel E 0,100 - x x x
XxX x2 1,3 x 10−3
- 1,7 x 10-5 = = =x=1,3 x 10-3 aanname x << 0,01, controleer aanname x
0,100−x 0,100 0,100
100% (<10%)
- [H3O+] = 1,3 x 10-3 pH = -log(1,3 x 10-3) = 2,87.
- Kz > 1: sterk zuur, 10-14 < Kz < 1: zwak zuur Kz < 10-14: zeer zwak, ioniseert niet.
9.2 Basen in water
- Een base is een molecuul dat H+ kan opnemen. Een basische oplossing bevat OH--ion de base neemt
de H+ van H2O-molecuul op. Basen geleiden dus ook stroom, want het bevat een ion.
- sterke base: reageert direct aflopend met water en vormt OH-ionen, aflopende reactie: O2- ion is een
sterke base CaO(aq) + H2O(l) Ca2+(aq) + 2 OH- (aq). Een oplossing noteer je als de ionen in de
oplossing: Ca2+(aq) + OH- (aq)
- zwakke base: er treedt met water een evenwichtsreactie op. CH3COO-(aq) + H2O(l) ↔ CH3COOH(aq) +
OH-(aq). Een oplossing noteer je als de base zelf (Het ion of de moleculaire stof CH3COO-(aq))
Als een zwakke base een H+ opneemt (CH3COO-), ontstaat een zwak zuur dat weer een H+ kan afgeven
(CH3COOH ). Dit is een geconjugeerd zuur-basepaar.
9.3 Formules en namen van basen
- Basische ionen: ionen vrijgekomen na oplossen van zout in water die reageren als base BINAS T49:
boven H2O: reageert niet met water, tussen OH- en H2O:zwak, onder OH-: sterk.
- Om te weten of een oplossing van een zout basisch is, moet je het negatieve ion in het zout zoeken,
hierna bepaal je op het zout goed of slecht oplost T45A
een goed oplosbaar zout bevat een sterk basisch ion zout reageert direct aflopend met water
noteer 1 reactievergelijking.
Na2O bevat sterke basische O2-, Na2O(s) + H2O(l) 2 Na+(aq) + 2 OH-(aq)
een goed oplosbaar zout bevat een zwak basisch ion noteer 2 reactievergelijkingen,
1. oplossen van het zout, 2. reactie van de base met het water.
NaF(s) Na+(aq) + F-(aq) // F-(aq) + H2O(l) ↔ HF(aq) + OH-(aq) (fluoride-ion is zwakke base)
een slecht oplosbaar zout bevat een basisch ion er verloopt geen reactie met water.
- aminen zijn zwakke organische basen, het zijn basische moleculaire stoffen. Aminen hebben een
zuurstofskelet en een aminogroep:
- De base neemt met de -NH2 groept de H+ op. Een amine is een eenwaardige base: kan 1 H+ opnemen.
- Diaminen hebben twee aminogroepen en is een tweewaardige base: kan 2 H+ opnemen, maar gebeurt
vrijwel nooit want:
- een meerwaardige zwakke base (PO43-) neemt meestal maar 1 H+- ion op van water.
PO43-(aq) + H2O(l) ↔ HPO42-(aq) + OH- (aq) het evenwicht ligt naar links, de 2e reactie waarbij HPO42-
(een veel zwakkere base) een H + zal vrijwel niet op treden.
- Aan de lading van een ion kun je vaak zien hoeveel H+- ionen het kan opnemen.