Domein B: Wereld
Subdomein B1: samenhang en verscheidenheid in de wereld
Globalisering en tijdruimtecompressie:
Geschiedenis: door de ontdekkingsreizen ontstaat het handelskolonialisme. Gevolgen hiervan zijn
exploitatie- en vestigingskolonies en europeanisering. Na de industriële revolutie wordt de wereld
opgedeeld onder koloniale landen (imperialisme). Na WOII komt de dekolonisatie op gang. Tijdens de
Koude Oorlog proberen de machtsblokken invloed uit te oefenen op deze landen.
De tijd-ruimtecompressie versneld de verandering van de wereld. De wereld wordt steeds kleiner door
afname van relatieve afstand (gemeten in tijd, moeite en kosten) en verbetering relatieve ligging. Dit
vergroot de geografische mobiliteit. Ook leidt de tijd-ruimtecompressie tot mondiale vervlechting en dit
versterkt de globalisering.
- Afstandsverval: uitwisselingen tussen gebieden neemt af als de afstand toeneemt.
Nieuw bij de huidige globalisering is o.a. de grote schaal, de opdeling van productieketen en digitale
uitwisseling. Hegemoniale staten zijn staten met grote invloed in het wereldsysteem; beslissingscentra.
Technologische ontwikkelingen versnellen tijd-ruimtecompressie:
- Ontwikkeling transporttechnologie: stimuleert handel en reizen
- Ontwikkeling informatietechnologie: stimuleert uitwisseling informatie en dataverkeer (internet)
Verbetering van de infrastructuur is hierbij essentieel. Zo ontstaan wereldwijde verbindingen.
- Hub-en-spokenetwerk: Hub is belangrijk (intercontinentaal) knooppunt. Spokes zijn verbindingen
tussen knooppunt en het achterland. Het achterland is de afzetmarkt van een gebied.
Globalisering leidt tot integratie van gebieden en samenlevingen. De economische ontwikkeling zijn
hierachter de drijvende kracht. Economische globalisering ontstaat vaak het eerste. De wereld wordt één
systeem met centrum-periferieverhouding:
- Centrum: economisch overheersend, beslissingscentrum, kerngebied
- Semiperiferie: snelgroeiende landen
- Periferie: economisch afhankelijk van centrum; ondergeschikt.
Culturele globalisering: de wereld is verdeeld in cultuurgebieden en deze cultuur kan verspreid worden
(diffusie). De wereld wordt een global village. Er zijn groepen die zich verzetten tegen aantasting van
regionale / nationale identiteit.
Politieke globalisering: de staat verliest macht door geopolitiek. De economische globalisering leidt tot
toename politieke samenwerking, maar ook concurrentie. Regionalisme streeft naar autonomie om zich te
onttrekken van globale invloed. Als grenzen vervagen moeten burgers verbonden blijven met eigen staat.
Economische globalisering: mogelijk door wereldwijde kapitaalstromen en nieuwe internationale
arbeidsverdeling. Deze is dynamisch vergeleken met traditionele verdeling. Productieketens van bedrijven
worden opgesplitst tussen landen. Door automatisering en robotisering kan overal dezelfde kwaliteit
worden geleverd. Mno’s krijgen steeds meer invloed.
Zuid-zuid-investeringen: Buitenlandse investering tussen de landen die gerekend worden tot de periferie of
de semiperiferie.
Globalisering wordt tegengewerkt door bescherming eigen markt: protectionisme. Tegenpool vrijhandel.
Er ontstaat een wereldeconomie en de semi-periferie gaat hier een steeds grotere rol in spelen. Delen van
de productie worden verplaatst naar andere gebieden (uitschuiving). De global shift richting Pacific Rim. De
wereldeconomie wordt multipolair: meerdere economische kerngebieden.
Als gevolg van globalisering treden backwash en spread effecten op. Tegenstellingen tussen moderne en
traditionele wereld nemen toe, waaronder fragmentarische modernisering.
Globalisering is een punt van discussie: toenemende ongelijkheid, afschermen eigen markt, hebzucht,
aantasting rechten werkenden, toename kinderarbeid, milieu niet belangrijk, etc.
- Antiglobalisten wijzen globalisering geheel af.
- Andersglobalisten willen meer menselijke globalisering: dus meer naar de mens omkijken
,Beeld van de wereld:
Bij het vergelijken van gebieden of landen wordt gebruik gemaakt van indicatoren. Om een betrouwbare
conclusie te trekken heb je meerdere indicatoren nodig.
- Regionale verschillen: tussen gebieden
- Sociale verschillen: tussen groepen
Een wereldbeeld wordt ook wel een spreidingspatroon genoemd: het patroon dat zichtbaar is in de
ruimtelijke spreiding van verschijnselen. Het wereldbeeld is een momentopname. De studie naar
wereldbeelden en veranderingen hierin staat centraal bij aardrijkskunde.
- Verschijnselen kunnen economisch, cultureel, demografisch, sociaal en politiek zijn.
1. Culturele verschijnselen: taal, godsdienst, cultuurgebieden.
2. Sociale verschijnselen: analfabetisme, urbanisatiegraad, urbanisatietempo
- Urbanisatiegraad: percentage van totale bevolking dat in de steden woont
- Urbanisatietempo: procentuele groei stedelijke bevolking (per jaar)
3. Politieke verschijnselen: democratisch gehalte, handhaving mensenrechten, deelname aan
samenwerkingsverbanden.
4. Demografische verschijnselen: bevolkingsdichtheid, bevolkingsspreiding, geboortecijfer, kindersterfte,
Leeftijdsopbouw, demografische druk.
Niet bruikbaar: bevolkingsgroei en sterftecijfer
5. Economische verschijnselen: bbp/hoofd, inkomen/hoofd, koopkracht, verdeling beroepsbevolking.
Mondialisering en grootstedelijke gebieden: Amerikaanse wereldsteden
Een metropool is een grootstedelijk gebied met centrale stad, voorsteden en omringend dichtbevolkt
gebied. In Nederland gebruiken we het woord agglomeratie. Een megalopolis is een overlapping van
meerdere metropolen, zoals Boswash.
Een wereldstad is een stedelijk knooppunt met grote politieke, economische en culturele invloed die als
mondiaal beslissings- en beheerscentrum fungeert.
Een megastad is een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Wereldsteden zijn knooppunten in informatie-, geld- en goederenstromen. Zo is globalisering mogelijk. Ze
hebben een belangrijke plaats in (inter)nationale transportnetwerken. Voorwaarden: goede geografische
ligging en bereikbaarheid, mainportfunctie en centrale plaats in mainportregio.
Daarnaast is een wereldstad een belangrijke schakel in nationaal en internationaal stedelijk netwerk.
- Nationaal: regionaal stedelijk netwerk; gebied afgebakend op grond van relaties tussen grote stad
en omringend gebied.
- Internationaal: rol wereldstad als beslissingscentrum door contacten met andere steden.
Kenmerken van wereldsteden zijn: aanwezigheid (economische) clusters, hoofdrol in internationale
dienstverlening, creatieve stad, centrum van innovatie en kosmopolitische levensstijl.
- Kosmopolitisme: men is wereldburger en staat open voor wereldwijde invloeden.
New York City: economische wereldstad. Sterk knooppunt door goede geografische ligging, belangrijke
zakelijke en financiële diensten en belangrijke hoofdkantoren.
Washington: politieke wereldstad. Amerikaanse regeringszetel en zetel internationale organisaties.
Los Angeles: culturele wereldstad. Hollywood (filmindustrie), culturele diensten, creatieve/innovatieve sfeer
en belangrijker door verplaatsing economisch zwaartepunt VS: van oostkust naar westkust.
Het Central Business District (CBD) is het centrum van Amerikaanse steden met veel winkels en kantoren.
Een edge city is een stad aan de rand van een dichtbevolkt stedelijk gebied van metropool die als volledige
stad functioneert: wonen en werken.
Amerikaanse migratiestromen:
- Kettingmigratie: migranten trekken naar plaats waar familieleden/kennissen zich hebben gevestigd.
- Selectieve migratie: onder migranten is een bepaalde groep oververtegenwoordigd.
, Geschiedenis:
- 18e en 19e eeuw: Afrikanen naar noorden en zuidoosten door dekolonisatie
- 19e en 20e eeuw: komst Europeanen aan oostkust. Sommigen trekken door naar westen. De
oorzaak hiervan zijn bevolkingsdruk en (religieuze) onvrijheid in Europa.
- 20e en 21e eeuw: hispanics uit Mexico en rest Latijns-Amerika nar aangrenzende staten door
aantrekkingskracht werk en hoge levensstandaard.
- Recent: Aziaten uit China en Japan naar westkust en vandaar verder.
Door ruimtelijke segregatie stagneert de integratie (van migranten of culturen). Dit zorgt voor een scheiding
tussen groepen en voor spanningen.
- Ruimtelijke segregatie: scheiding tussen groepen naar gebied zoals blanke wijken / zwarte wijken.
- Sociale segregatie: scheiding tussen sociale groepen.
De sociale polarisatie versterkt dit effect.
- Sociale polarisatie: toenemende spanningen tussen groepen.
Zo ontstaat in grote steden een schaduweconomie (grote informele sector) door aantrekkingskracht op
migranten en opvang van deze migranten.
- Migratie wordt veroorzaakt door push- en pullfactoren.
Het is mogelijk dat ruimtelijke segregatie en sociale polarisatie elkaar versterken. Dan ontstaan soms
sterke concentraties van bepaalde sociale groepen. Hierbij worden ‘buitenstaanders’ uitgesloten.
- Voorbeelden: getto en gated community
Toevoegingen lesboek:
Aaneengesloten stedelijke bebouwing die zich over meerdere gemeenten
Agglomeratie:
uitstrekt
Agglomeratievoordeel: Voordeel van bedrijven om bij elkaar in de buurt te zitten
Plek tot waar de opgetelde reisafstand van alle bewoners van een land het
Demografisch zwaartepunt:
laagste getal opgeleverd.
Footloose: Geen dwingende vestigingsplaatsen voor een bepaald bedrijf
Metropolen hebben vaak intensiever contact met andere wereldsteden dan met steden in hun eigen land.
Deze steden profiteren hierdoor minimaal van de globalisering. Dit worden black holes genoemd.
In Amerika verschuift het zwaartepunt van het zuiden naar het westen door:
1. De verschuiving van het demografisch zwaartepunt
2. De economische groei van de Sunbelt-staten.
3. De global shift waarbij de Pacifische zone economisch sneller groeit dan de Atlantische zone
4. Het aantal directe internationale bestemmingen van vliegvelden
Aan de rand van een Amerikaanse stad vind je in de buurt van suburbs enorme shopping malls die goed
bereikbaar zijn via highways.
Landen zoeken naar nieuwe politieke en economische bondgenoten en zo ontstaan nieuwe
samenwerkingsverbanden en blokvorming.