Zimbardo, P. & Johnson, R.L. (2017). Psychologie, een inleiding. - samenvatting H1,4,7
Samenvatting van hoofdstuk 1
CENTRALE VRAAG: Hoe zou je de bewering testen dat suiker kinderen hyperactief maakt?
• Psychologen gebruiken de wetenschappelijke methode om dit soort beweringen te testen.
• In een gecontroleerd experiment (een onderzoek om oorzaak en gevolg aan te tonen)
zouden kinderen willekeurig (random) aan de experimentele groep of de controlegroep
worden toegewezen en een suikerdrankje of een drankje zonder suiker te drinken krijgen.
• Vervolgens zou in een dubbelblindonderzoek (om expectancy bias en het placebo-effect
tegen te gaan) het activiteitsniveau van ieder kind worden geregistreerd.
• Een analyse van de data zou laten zien of de hypothese wel of niet wordt ondersteund. Als
kinderen die het suikerdrankje kregen (de experimentele groep), actiever zijn dan de
kinderen in de controlegroep, kunnen we concluderen dat suiker kinderen hyperactief
maakt.
KERNVRAAG 1.1 Wat is psychologie en wat is het niet?
Alle psychologen houden zich bezig met aspecten van gedrag en geestelijke processen. In
tegenstelling tot de pseudowetenschappen eist de wetenschappelijke psychologie stevig bewijs als
onderbouwing van de beweringen. Binnen de psychologie zijn er veel specialismen, die binnen drie
brede gebieden vallen. Experimenteel psychologen doen voornamelijk onderzoek en geven vaak ook
onderwijs. Ze zijn veelal verbonden aan universiteiten. Degenen die in de eerste plaats docent
psychologie zijn, werken in verschillende omgevingen, waaronder hbo-opleidingen
psychologie. Toegepast psychologen beoefenen veel specialismen, zoals onderwijs, klinische
psychologie en counseling. In tegenstelling tot de psychologie is de psychiatrie een medisch
specialisme dat zich bezighoudt met psychische stoornissen.
In de media is veel wat op psychologie lijkt in feite pseudopsychologie. Om het verschil te kennen
tussen psychologie en pseudopsychologie is het nodig kritische denkvaardigheden te ontwikkelen;
dit boek organiseert deze vaardigheden rond de volgende zes vragen, die je zou moeten stellen als je
met nieuwe beweringen wordt geconfronteerd waarvan wordt beweerd dat ze een
wetenschappelijke basis hebben:
• Wat is de bron?
• Is de bewering redelijk of extreem?
• Wat is het bewijsmateriaal?
• Kan de conclusie door bias zijn beïnvloed?
• Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
• Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
KERNCONCEPT 1.1 Psychologie is een breed veld, met vele specialismen, maar in wezen is
psychologie de wetenschap van gedrag en geestelijke processen.
,KERNVRAAG 1.2 Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie?
Psychologie wortelt in verschillende, dikwijls conflicterende tradities die teruggaan tot de oude
Grieken.
• René Descartes zette de eerste stap naar een wetenschappelijke studie van de geest toen hij
besefte dat sensaties en gedragingen te maken hebben met zenuwactiviteit. Deze stap leidde
tot het moderne biologische perspectief dat de oorzaken van gedrag zoekt in lichamelijke
processen als hersenfuncties en genetica. Biologische psychologie heeft zich ontwikkeld in
twee richtingen: de neurowetenschap en de evolutionaire psychologie. Het formele begin
van de psychologie als wetenschap is echter te herleiden tot de oprichting van het eerste
psychologielaboratorium door Wilhelm Wundt in 1879. De psychologie van Wundt, door
Amerikaanse psychologen omgevormd tot het structuralisme, pleitte voor het begrijpen van
geestelijke processen zoals bewustzijn door de inhoud en structuur ervan te onderzoeken.
Een andere vroege school, het zogenoemde functionalisme, betoogde dat geestelijke
processen het best kunnen worden begrepen met betrekking tot hun adaptieve doel en hun
functies.
• Elementen van deze scholen vinden we terug in het moderne cognitieve perspectief, met
zijn aandacht voor leren, geheugen, sensatie, perceptie, taal en denken, en zijn nadruk op
informatieverwerking.
• Het behavioristische perspectief kwam op rond 1900 en verwerpt
de introspectieve methode en mentalistische verklaringen van gedrag. In plaats daarvan
kiest men voor verklaringen in termen van waarneembare stimuli en
responsen. Behavioristen als John Watson en B.F. Skinner hebben een sterke invloed gehad
op de moderne psychologie, met hun nadruk op objectieve methoden, inzichten in de aard
van het leren en effectieve technieken voor de behandeling van onwenselijk gedrag.
• Drie nogal uiteenlopende standpunten vormen de perspectieven vanuit de gehele persoon
(‘whole person’); elk van deze heeft een globale kijk op het individu. Sigmund
Freuds psychoanalytische benadering, met zijn nadruk op psychische stoornissen en
onbewuste processen, heeft tot de psychoanalyse en de moderne psychodynamische
psychologie geleid. De humanistische psychologie onder leiding van Carl Rogers en Abraham
Maslow benadrukt juist het potentieel van de menselijke natuur. De psychologie van
karaktertrekken en temperament beziet mensen in termen van hun blijvende
eigenschappen en neigingen.
• Het ontwikkelingsperspectief richt de aandacht op geestelijke en gedragsmatige
veranderingen die voorspelbaar gedurende het gehele leven plaatsvinden. Zulke
veranderingen zijn het gevolg van de interactie van erfelijkheid en omgeving, nature versus
nurture.
• Het socioculturele perspectief richt de aandacht op het feit dat elk individu wordt beïnvloed
door andere mensen en door de cultuur waarvan iedereen deel uitmaakt.
De moderne psychologie is gedurende de laatste decennia snel veranderd, doordat de biologische,
cognitieve en ontwikkelingsperspectieven de overhand hebben gekregen. Tegelijkertijd bundelen de
aanhangers van verschillende perspectieven hun krachten. Een andere grote verandering omvat het
steeds verder toenemende aantal vrouwen en leden van minderheidsgroepen dat het veld betreedt.
, KERNCONCEPT 1.2 Zes belangrijke perspectieven domineren het snel veranderende veld van de
moderne psychologie: het biologische, cognitieve, behavioristische, whole-person-, ontwikkelings-
en socioculturele perspectief. Alle kwamen ze voort uit radicaal nieuwe ideeën over geest en
gedrag.
Figuur 1.9 De zes belangrijke perspectieven in de psychologie
KERNVRAAG 1.3 Hoe vergaren psychologen nieuwe kennis?
Psychologie onderscheidt zich van pseudowetenschappen doordat psychologen
de wetenschappelijke methode gebruiken om hun ideeën empirisch en op grond van eigen
observaties te toetsen. De wetenschappelijke methode baseert zich op toetsbare theorieën en
falsificeerbare hypotheses. Er bestaan diverse soorten psychologisch onderzoek, die allemaal op
deze wetenschappelijke methode geënt zijn,
waaronder experimenten, correlatieonderzoek, surveys, natuurlijke observatie en gevalstudie. Ze
verschillen in de mate van controle die de onderzoeker heeft over de condities die hij onderzoekt.
Wetenschappers kunnen het slachtoffer worden van de expectancy bias. Zij kunnen vertekeningen in
hun onderzoek controleren door gebruik te maken van dubbelblindonderzoek.
Psychologen moeten zich in hun werk houden aan de beroepscode die is opgesteld door het
Nederlands Instituut van Psychologen, waarin staat dat proefpersonen op een humane wijze
behandeld moeten worden. Er zijn altijd discussies over onderzoeken op de rand van het toelaatbare.
Die gaan met name over het gebruik van misleiding en het gebruik van dieren als proefobjecten.
Sinds kort wordt het gebruik van sociale media voor gegevensverzameling en experimenten ook
nauwkeurig onderzocht, omdat hierbij de traditionele methoden waarmee ethische normen worden
gewaarborgd ter discussie komen te staan.
KERNCONCEPT 1.3 Net als onderzoekers in alle andere vakgebieden gebruiken psychologen de
wetenschappelijke methode om hun ideeën empirisch te toetsen.