Samenvatting Kennistoets 2.1
Ademhaling bewaken normale waarden of afwijkingen vaststellen. 4 kwaliteiten: frequentie,
diepte, regelmaat en patroon.
Normale ademhaling: volwassene 9-14, tiener 12-20, oudere 20-30 en baby 30-50 slagen p/m.
Circulatie bewaken polsslag bepalen of bloeddruk meten. 4 kwaliteiten: frequentie, regelmaat,
gelijke polsen en kracht.
Tachycardie = meer dan 100 slagen per minuut.
Bradycardie = minder dan 50 slagen per minuut.
Irregulair = onregelmatige hoeveelheid slagen.
Inequale pols = niet elke slag is even krachtig.
Plekken om hartslag te meten zijn: arteria radialis (pols), -temporalis (slaap), -femoralis (lies),
brachialis (arm bij de elleboog) en -carotis (hals).
Lichaamstemperatuur meten ouderen 36-37,5, volwassene 36,5-37,5 en baby 35,5-37,5 graden.
Bewustzijn observeren en meten de mate waarin iemand kan reageren op prikkels uit de
omgeving meten.
Meetinstrumenten: Glasgow Coma Scale (hoe reageert iemand motorisch, verbaal en met ogen op
pijnprikkel), Delirium Observatie Screening Schaal (bij verdenking van delier) en pupilreflextest
(neurologische afwijking meten).
Zuurstoftherapie kan via: zuurstofcilinder, concentrator of via vloeibare zuurstof.
Toediening zuurstof via: neuskatheter, zuurstofbril, trans tracheale katheter en zuurstofmasker.
Astrup = meten van de hoeveelheid koolzuur in het bloed door de bloedgaswaarden te bepalen.
Saturatie gezonde mensen 96-100%, COPD/hartfalen 92-100%, toediening overwegen bij <95% en
bij 90% ontstaat desaturatie, dus toedienen.
Zwachtelen aandachtspunten: houd rekening met de levensfase, de kenmerken van de doelgroep
en de voorschriften. Observeer de wond, de fistel en de zorgvrager om complicaties te voorkomen.
Compressieverband therapeutische functie, het wordt gebruikt als druktherapie.
Veneuze insufficiëntie = onvoldoende werking in de bloedvaten.
Arteriële insufficiëntie = onvoldoende werking van de bloedcirculatie door de slagaderen.
ACD (Adjustable Compression Devices) voorgevormde kortrekbandages, meestal met een
klittenbandsluiting. Ze zijn makkelijk te verstellen waardoor de druk kan worden aangepast,
makkelijk aan te brengen en de zorgvrager kan het zelf ook na een korte instructie.
Uiterlijke verzorging mond, ogen, oor, neus, haar, nagels, voorlichting over uiterlijke verzorging en
hulpmiddelen aanbieden voor zelfzorg.
,Oog met afscheiding met een gaasje met fysiologische zoutoplossing van buiten naar binnen
vegen, droog het deppend af. Voor korstjes tussen de wimpers leg je ongeveer 5 minuten een gaasje
met een fysiologische zoutoplossing of gekookt water op de ogen en laat je de korstjes oplossen.
Wanneer de oogleden ontstoken zijn raadpleeg je de huisarts.
Verzorging van het oor gewone verzorging bestaat uit het wassen van het uitwendige oor.
Wanneer de zorgvrager erop staat dat je het oorsmeer verwijdert, doe je dit met een opgerold watje
in plaats van met een wattenstaafje. Eventueel kan de huisarts het oor uitspuiten.
Verzorging van de neus bij een verstopte neus kan je het beste gaan spoelen, stomen of
druppelen met een fysiologische zoutoplossing. Eventueel kan je ook mentholproducten gebruiken,
bij COPD kan dit voor een acute benauwdheidsaanval zorgen. De huis-tuin-en-keukenmiddeltjes zijn
het beste, de Xylometazoline-neusdruppels vallen hier niet onder. Overdosis kan leiden tot
hartkloppingen.
Medicijnnamen Chemische naam (soortnaam): verwijst naar de groep medicijnen. Stofnaam
(generieke naam): verwijst naar de werkzame bestanddelen van het middel. Merknaam
(handelsnaam): is de beschermende naam van de producent.
Farmacotherapeutische Kompas = een gemeenschappelijke uitgave van de zorgverzekeraars, waarin
prijsvergelijkingen en adviezen staan. Ook vind je er alle groepen medicijnen met een korte uitleg.
Het Repertorium = geschreven door de fabrikanten van de medicijnen. Het bevat per medicijn
dezelfde soort informatie als het Kompas. Er worden echter geen vergelijkingen gemaakt.
Placebo = middel dat eruitziet als een geneesmiddel, maar geen werkzame stoffen bevat.
Soorten medicijnen vaste vorm (tabletten, dragees, etc.), vloeibare vorm (drankjes, druppels en
injectievloeistoffen), poedervorm en pleisters (zalf crème, strooipoeders en pleisters) en medicijnen
met een verlengde werking (ze vallen in de maag of de darm pas langzaam uiteen).
Geneesmiddelenwet regelt in Nederland zaken rondom de productie, de handel, het
voorschrijven en verstrekken van geneesmiddelen. Het bevat ook voorschriften om een veilig gebruik
te stimuleren.
Wet- en regelgeving rond opiaten alleen de apotheker mag opiaten voorschrijven, ze zijn namelijk
erg verslavend. Ze vallen onder de Opiumwet.
De regel van vijf juiste tijd, juiste persoon, juiste medicament, juiste dosis en juiste
toedieningswijze.
Vagina irrigeren mag uitsluitend gebeuren in opdracht van een arts. Het zorgt namelijk ook voor
het verwijderen van nuttige bacteriën. Het gebeurt altijd met een medicamenteuze spoelvloeistof.
Intracutaan injecteren = meest oppervlakkig. In de huid.
Intraveneus = in de ader.
Subcutaan = in het onderhuids vetweefsel geïnjecteerd. Kan in de buitenste/bovenarm, in het
buitenste/bovenbeen, in de bil of onder de navel.
Intramusculair = in de spierlaag geïnjecteerd. Twee BBB-plaatsen (bovenste buitenste middenstuk
van het bovenbeen en bovenste buitenste bilkwadrant) en het kan in de deltaspier in de bovenarm.
, Z-techniek of rangeertechniek je trekt de huid strak naar achteren en steekt de naald loodrecht in
de huid. Na het toedienen laat je de huid los. Dit wordt gedaan omdat de huid anders verschuift en
ervoor zorgt dat het gaatje in de spier wordt afgesloten en de vloeistof terugloopt.
Communicatie = contact, gemeenschap, verbinding, verkeer.
Waarnemen = met het oog, het oor etc., in acht nemen en vervullen.
Boodschap = wat de zender aan de ontvanger wil laten weten.
Factoren die het communicatieproces beïnvloeden contextuele factoren (de plaats, aanwezigheid
van derden, tijdsdruk en pregnantie (verandering, afwijking, herhaling, intensiteit)), factoren vanuit
de zender en vanuit de ontvanger.
Luisteren = je geeft de spreker de gelegenheid en stimuleert om te vertellen wat hij te vertellen
heeft. Het stimuleert tot verder vertellen.
Luisterfouten ongeïnteresseerde houding, te snel adviseren, je eigen verhaal gaan vertellen,
impulsief reageren en veronderstellingen uiten.
Samenvatten heeft vier vormen herhalen (een stuk letterlijk herhalen), samenvatten (beknopte
weergave van een gedeelte van het gesprek), parafraseren (kernachtig in eigen woorden weergeven
en door laten klinken wat de verteller blijkbaar heeft bedoeld) en gevoelsreflectie (laten doorklinken
wat je denkt wat de gevoelens van de ander zijn).
Feedback = terugkoppeling geven. De ander laten weten hoe je de boodschap hebt geïnterpreteerd.
Functies van feedback positief gedrag wordt bevestigd, negatief gedrag wordt gecorrigeerd en
het verduidelijkt relaties tussen mensen.
Regels voor feedback geven concretiseren, niet uitsluitend negatief, uitnodigend zijn, doseren,
vragen om reactie, kort, rekening houden met het incasseringsvermogen, suggesties voor
verbeteringen.
Regels voor feedback ontvangen luisteren, doorvragen, navragen bij anderen, accepteren, eerlijk
zijn over wat je ervan vindt en zelf bepalen of je wilt veranderen.
Non-verbaal gedrag = signalen die je geeft tijdens je verbale gedrag.
Functies non-verbaal gedrag aanwijzingen geven over eigenschappen, ondersteunen van de
verbale communicatie, vervangen van verbale communicaties en reguleren van onderlinge
verhoudingen.
Aspecten non-verbaal gedrag de manier van spreken, lichaamstaal, gebaren, mimiek, nabijheid
en stilte.
Belang van non-verbaal gedrag cliënt duidelijk maken dat hij welkom is en medeleven tonen.
Communicatieproces = zender -> encodering boodschap -> kanaal -> decodering boodschap ->
ontvanger.
Factoren die het communicatieproces beïnvloeden contextuele factoren, vanuit zender en vanuit
ontvanger.