FMPS – alle hoorcollege-aantekeningen
Inhoud:
1. Inleiding
A. Theorie;
B. Begrotingsfondsen, openeinderegelingen, garanties en
verzekeringen;
2. Budget en begroting
A. Theorie;
B. Beheer Europese uitgaven, Europese begrotingsnormen,
belastingfaciliteiten;
3. Kosten, baten en vermogen
A. Theorie;
B. Stelsel van baten en lasten, nut van de staatsbalans;
N.B. Zie document over kostprijzen en voorbeeldvraag
kostprijsberekening;
N.B. Zie vragen baten, lasten en balans;
4. Prestatiemeting en productiviteit (wet van Baumol)
A. Theorie;
B. Prestatiebegroting bij het Rijk, empirisch onderzoek naar
doelmatigheid en doeltreffendheid;
5. Grote projecten
A. Theorie;
B. Praktische dingen, waarde van een mensenleven, historie van
grote projecten;
N.B. Zie document KBA voor kosten-batenanalyse
6. Financiële verhoudingen/(de)centralisatie
A. Theorie;
B. Ontvangsten van gemeenten en de EU, recente
decentralisaties;
7. Financiering
A. Theorie;
B. Decentralisatie, derivaten, houdbaarheid van de schuld.
Pagina 1 van 68
,1A: inleiding
2 februari 2021
Voor opzet vak: zie slides en overige info BS.
Financieel management: wat is het?
o Planning en beheersing van financiële taken en transacties;
o Niet beleid: (“wat doen we, en waarom?”);
o Maar: beheer (“hoe?”);
o Daar hoort wel een waaromvraag bij!
Insteek vak:
o De slager en het mes;
Vaak praat men over het “mes”, over het instrument
van de slager. Echter, in dit vak gaan we met name de
rol van de “slager” beschouwen: hoe gebruikt hij het
mes? Hoe gaat hij met het instrument om?
o Gericht op de publieke sector;
Daarom:
o Bedrijfseconomische instrumenten;
o In de context van de publieke sector;
o Algemene economie houdt een belangrijke rol;
o Voorbeeld: kosten-batenanalyse;
Enkele voorbeelden (over de 6 thema’s die de komende weken
zullen worden besproken):
o 3% begrotingstekort (van het BBP):
Als de economie terugloopt duikt het begrotingstekort
boven de 3%. Vragen daarbij: hoe managen we dat?
Kunnen we dit anders inrichten, en zo ja, hoe dan?
o Wat kost een paspoort?
Vroeger verschilden de prijzen van paspoort enorm per
gemeente. Dus bepaalde de overheid dat gemeenten
niet meer mochten vragen dan de kostprijs. Echter kon
de kostprijs op veel manieren worden berekend, dus
werd het probleem alleen maar erger.
o De politie en haar prestatiecontract:
Men wilde weten wat de politie allemaal deed, dus
besloot men de taken en verantwoordelijkheden goed te
definiëren. Echter leidde dat ertoe dat de politie vooral
taken die geld opleverden uit ging voeren, bijv. boetes
uitschrijven.
o Noord-Zuidlijn:
Pagina 2 van 68
, Kosten en baten waren geanalyseerd, maar toch ging
het enorm mis. De tijdlijn werd telkens overschreden,
en de kosten vielen veel hoger uit.
o Corona en tientallen actoren:
Enorm veel actoren en keuzes onder een zwaard van
Damokles: het volledig uit de hand lopen van de
zorgcapaciteit. O.a. door de vele actoren en instituties is
er echter enorm sprake van mismanagement.
o Vestia (grote woningcoöperatie):
Bij Vestia was er sprake van hele lange-
termijnbeslissingen, woningen gaan immers lang mee.
Daarbij kunnen verschillen in rentestanden enorme
extra kosten opleveren. Dus besloot de CFO van Vestia
door derivaten de risico’s te verminderen. Maar hij
besloot ook met derivaten te speculeren, om zo voor de
coöperatie nog meer geld te verdienen. Men kreeg
daardoor bij Vestia het idee dat zij erg goed bezig
waren, wat leidde tot protserig gedrag (Maserati’s).
Echter kwam er plotseling een onverwachte
verandering in de rentestand, waardoor Vestia failliet
ging.
Nu mogen managers in de publieke sectors geen
derivaten meer gebruiken, mede door het werk van
Pieter Omtzigt.
Publieke sector
Haar karakter:
o Gaat om het doel;
o Dat doel mag niet op winst gericht zijn;
o Wat dan wel?
Kan van alles zijn: vooruitgang, algemeen nut,
samenleving, et cetera;
o Er is sprake van diverse producten en diensten;
o Organisatorisch gezien is het ook divers georganiseerd;
o Bekostiging: niet marktgeoriënteerd;
o De publieke sector is een aanzienlijk deel van de economie:
35-55% BBP.
Onderdelen:
1. Publiek georiënteerde organisaties: traditionele overheid;
publiekrecht;
2. “Middenveld”: cliëntgerichte organisaties, zoals onderwijs,
zorg, corporaties, openbaar vervoer; privaatrecht én
publiekrecht;
Pagina 3 van 68
, 3. Private organisaties: gericht op leden, zoals kerken,
vakbonden, goede doelen; privaatrecht.
o Wij zijn de publieke sector als (1) en (2), hoewel (3) bij de
non-profit hoort richten we ons daar niet op.
Overheid: wie?
o Rijk, provincie, gemeente, waterschap;
o Agentschap, B&L-diensten;
o ZBO’s;
o EU;
o Gemeenschappelijke regelingen (e.g. gezamenlijke brandweer
in kleine gemeenten);
Markt vs. publieke sector:
o Markt: beslissen, betalen en genieten in één hand;
o Publieke sector: voornoemde relatie is doorgesneden;
o Gevolg: totaal andere wijze van besluiten, uitvoeren en
verantwoorden.
Markt en efficiëntie:
o Markt is in theorie efficiënt, maar:
Marktfalen;
Marktmacht: e.g. misbruik monopolies;
Collectieve goederen: e.g. dijken;
Externe effecten: e.g. milieuvervuiling;
Asymmetrische informatie: e.g. zorgverzekering;
Macro-economie:
E.g. door steun overheid is schade door Covid-19
veel minder dan wanneer de overheid geen steun
had gegeven;
Verdeling/rechtvaardigheid:
Anders ontstaat er enorme ongelijkheid in de
samenleving;
Paternalisme:
Soms weet de overheid/publieke sector het beter
dan mensen zelf
o Om al deze redenen zal de overheid vaak ingrijpen.
o Hoe wordt ingegrepen?
Regelgeving: e.g. avondklok;
Zelf produceren: e.g. geldvoorziening;
Uitbesteden: e.g. wegenbouw;
Financiële prikkels: m.n. belastingen en subsidies;
Overdrachten: e.g. uitkeringen;
Overleg: polderen;
Overreding: e.g. persconferenties corona, advertenties
tegen roken;
Pagina 4 van 68