LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE
Tentamen H1, 2, 3, 4, 5 &7
Voor de MC-toets levenslooppsychologie is onderstaande toets matrijs geformuleerd:
Doelen Kennis Inzicht en Totaal
vragen toepassing vragen
vragen
Per doel is een relatie gelegd met de PMKE-leeruitkomsten
1. De student kan de actuele wetenschappelijke kennis en inzichten in 5 5 10
de levenslooppsychologie beschrijven, kent de verschillende modellen
hierbij en kan deze ook toepassen.
Hoofdstuk 1; levensloop en ontwikkeling
2. De student kan de ‘normale’ psychologische ontwikkeling van 10 10 20
jongvolwassenen (18-40 jaar) beschrijven, heeft inzicht in deze
ontwikkeling en kan deze kennis toepassen.
Hoofdstuk 2,3,4; jongvolwassenen, samenwonen, huwelijk en
echtscheiding, en ouderschap
3. De student kan de ‘normale’ psychologische ontwikkeling van 10 10 20
volwassenen (40-60 jaar) beschrijven heeft inzicht in deze ontwikkeling
en kan deze kennis toepassen.
Hoofdstuk 5; volwassenen
4. De student kan de psychologische aspecten rondom het 5 5 10
grootouderschap beschrijven heeft inzicht in deze ontwikkeling en kan
deze kennis toepassen.
Hoofdstuk 7; volwassenen grootouderschap
Totaal: 30 30 60
Cesuurpercentage: 67% goed voor 5,5 = 40 bij 60 vragen
STADIA IN DE LEVENSLOOP
Biologische volgroeide mens, zes leeftijdsgroepen:
Jongvolwassenheid: ontluikende volwassene (18-30) en jongvolwassene (20-40)
Volwassenheid: volwassene (40-60)
Late volwassenheid: jonge oudere (60-80), oudere oudere (80-100) en eeuwelingen (100+ jaar)
1
,Inhoudsopgave
H1 Levensloop en ontwikkeling...................................................................................................................... 3
H2 Jongvolwassenen...................................................................................................................................... 9
Fysiologische ontwikkeling....................................................................................................................................9
Cognitieve ontwikkeling......................................................................................................................................12
Emotionele ontwikkeling.....................................................................................................................................14
Ontwikkeling van de persoonlijkheid..................................................................................................................15
Sociale ontwikkeling............................................................................................................................................18
Idiosyncratische ontwikkeling.............................................................................................................................21
H3 Jongvolwassenen; samenwonen, huwelijk en (echt)scheiding.................................................................22
H4 Jongvolwassenen: Ouderschap............................................................................................................... 29
H5 Volwassenen.......................................................................................................................................... 33
Fysiologische ontwikkeling..................................................................................................................................33
Cognitieve ontwikkeling......................................................................................................................................34
Emotionele ontwikkeling en coping....................................................................................................................35
Ontwikkeling van de persoonlijkheid..................................................................................................................37
Man-vrouwverschillen in persoonlijkheid en gedrag..........................................................................................40
Sociale ontwikkeling............................................................................................................................................40
Idiosyncratische ontwikkeling.............................................................................................................................42
H7 Volwassenen: grootouderschap.............................................................................................................. 43
2
,H1 LEVENSLOOP EN ONTWIKKELING
WAT IS LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE?
De onderzoekers (life span psychologen en life course sociologen) op het terrein van de menselijke levensloop
hebben een gemeenschappelijk ideaal: de factoren identificeren en beschrijven, die invloed uitoefenen op het
leven van mensen en die bepalen hoe het leven van een individu eruitziet. Het vakgebied: life span
developmental science.
Common sense = de binnen een bepaalde leefgemeenschap algemeen gedeelde opvattingen, inzichten en
meningen.
De levenslooppsycholoog vraagt zich af hoe de algemene ontwikkelingspsychologische wetmatigheden én de
verschillende sociale, culturele en historische invloeden de ontwikkeling, de levensgeschiedenis van een
bepaald individu kleuren.
MENSELIJKE ONTWIKKELING VOLGENS COMMON SENSE
1. Verandering in een bepaalde richting, 2 opvattingen:
Kwantitatieve toename, en na middelbare leeftijd afname. (Trapmodel)
Continue leeftijdsafhankelijke kwalitatieve veranderingen, en dood geen eindpunt, dan nieuw
leven.
MENSELIJKE ONTWIKKELING VOLGENS PSYCHOLOGIE
Veel theorieën, gebaseerd op metatheorieën en modellen. De metatheorie reflecteert een specifiek mens
en/of wereldbeeld. Ontwikkelingspsychologische theorie beschrijft concrete veranderingen in gedrag die
samenhangen met leeftijd. Een model levert aannames waarop theorie wordt gebouwd.
Modellen over de bron van ontwikkeling (hoe ontwikkel je je?)
1. Atomistisch mechanistisch
» Mens als robot of machine, kan worden opgedeeld in groot aantal onderdelen (atomisch)
» Afhankelijk van input uit omgeving
» Komt niet meer uit dan erin wordt gestopt
o Ontwikkeling is kwantitatieve toename van kennis en gedrag door middel van een continu
leerproces: Leertheorie van Skinner
2. Holistisch-organismische model
» Mens als rijpend zaad
» Groeiend organisme op weg naar volwassenheid, doelgericht proces (organismisch)
» Gedrag en psychische functies zijn samenhangend geheel (holistisch)
o Ontwikkeling is vooral ook kwalitatief. Menselijke ontwikkeling leidt tot nieuwe (meer complexe,
meer gedifferentieerde) structuren. Theorie van Piaget, psychoanalytische theorie van Freud en
theorie van Erikson.
3. Contextualistisch model
» Mens in zijn context
» De context bepaalt de betekenis, cultuur maakt de mens tot wie hij is.
o Culturele inbedding maakt de mens tot wie hij is: Theorie van Vygotsky en de ecologische
theorie van Bronfenbrenner.
4. Relationalistische model
» Samenvoeging van 2 en 3, Holistisch-organismische en contextualistische model
3
, » De mens als open systeem dat interacteert met andere systemen.
» Bron van ontwikkeling is het ''relational developmental system'' met zijn complexe veelsoortige
interacties
» ''Becoming'' (wording) staat in deze visie centraal. Er is sprake van actief zelf organiserend en
zelfregulerend organisme.
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGISCHE MODELLEN: HET VERLOOP VAN ONTWIKKELING
1. Groeimodel
» Kwantitatieve toename van de verschillende capaciteiten en vaardigheden.
2. Stagnatiemodel en Trapeziummodel
» Op volwassen leeftijd stagnatie en eventueel snelle aftakeling.
o Theorie van Freud
3. Stadiummodel en Laddermodel
» Stapsgewijs, stappen leiden tot kwalitatieve
veranderingen.
o Stadiatheorieen van Erikson en Piaget
4. Differentiatiemodel
» Gedragspatronen worden steeds verfijnd en gespecialiseerd.
5. Levensloopmodel
» Vertakkingsmodel, door biologische, sociale en persoonlijke factoren. Groot
belang onregelmatige en onvoorspelbare patronen in levensloop.
6. Webmodel
» Spinnenweb, elk spinnenweb vormt een eigen uniek patroon.
» Nieuwe draden, verfijningen, en soms terugvallen op oude.
ONTWIKKELING VAN MENS OP VERSCHILLENDE NIVEAUS
» Microgenetisch niveau > ontwikkeling op celniveau, niveau van organen, hersenen.
» Ontogenetisch niveau > individuele ontwikkeling gedurende levensloop.
» Sociogenetisch niveau > ontwikkeling van menselijke gemeenschappen en culturen.
» Antropogenetisch niveau > ontwikkeling van menselijke soort
» Fylogenetisch niveau > ontwikkeling van biologische soorten
4