Integrale toets 1 - Gezondheidsanalyse
Het doel van het verpleegkundige vak is bij mensen die ziek worden, het lijden en de pijn te
minimaliseren en mensen in staat stellen om met hun ziekte te leren omgaan en de benodigde
behandelingen de gevolgen daarvan te begrijpen en leren om te gaan.
Het beroep is de maatschappelijke werkkring, waarvoor men de vereiste bekwaamheid en/of
bevoegdheid heeft verkregen. Het beroep wordt in verschillende zorgvelden uitgeoefend, zoals in een
verpleeghuis, wijkverpleegkundige, sociaalpsychiatrisch verpleegkundige, psychiatrisch ziekenhuis,
zorg voor verstandelijk gehandicapten, algemeen ziekenhuis of een universitair medisch centrum.
Onderdeel 1: Klinisch redeneren / verpleegproces
Klinisch redeneren is een continu proces van gegevensverzameling en analyse gericht op de vragen
en problemen van een individu en diens naasten, in relatie tot ziekte en gezondheid. Kortom een
onderzoekende houding rondom (het bed van) de zorgvrager.
Verschillende stappen van het verpleegkundig proces toepassen op een casus op
verschillende zorgvragers* en verpleegproblemen**
Het verpleegkundig proces
Verpleegkundig proces is een cyclisch proces waarin de verpleegkundige op systematische wijze de
zorg plant, uitvoert en evalueert op basis van vooraf verzamelde gegevens:
1. Anamnesefase
Systematische wijze verzamelen van gegevens over onder meer zijn lichamelijke, psychische,
socioculturele en economische situatie en levensstijl om duidelijk te krijgen waarvoor de
patiënt specifieke verpleegkundige zorg nodig heeft. Dit gebeurt vanuit een holistische visie.
Daarnaast zijn de 11 gezondheidspatronen van Gordon een veelgebruikt hulpmiddel in deze
fase;
2. Diagnosefase
Samenspraak met patiënt en/of naasten en andere beroepsprofessionals verpleegkundige
diagnoses of gezondheidsproblemen vaststellen;
3. Doelfase
Bepalen van doelen en gewenste resultaten;
4. Planningsfase
Planning van de mogelijke en benodigde interventies in een verpleegplan;
5. Implementatiefase
Implementeren en uitvoeren van de benodigde interventies.
6. Evaluatiefase
Evaluatie van de effectiviteit van gevoerde interventies, de situatie van de patiënt en de
beoogde zorgresultaten.
Objectieve en subjectieve gegevens verzamelen in de anamnesefase
In de anamnesefase gaat het om het vaststellen van de actuele situatie: gezondheidstoestand,
gezondheidsrisico’s, gevolgen van gezondheidsproblemen, zelfredzaamheid en feitelijke
gezondheidsgedrag van de patiënt. Standaardvragen: Kunt u de ernst van uw klacht omschrijven?
Wat verergert uw klacht? Wat doet uw klacht verminderen? Waar treedt de klacht precies op? Op
welke tijdstippen doet de klacht zich voor? Behalve door observatie en autoanamnese kan de
verpleegkundige ook informatie inwinnen bij: naasten (heteroanamnese), collega’s, de arts,
elektronisch dossier. Ook het meten van vitale functies is gegevensverzameling. Onderscheid tussen
objectieve en subjectieve gegevens: objectief is door een observatie, subjectief is wat de patiënt zegt.
Dit heeft niets te maken met de verifieerbaarheid van de gegevens. Objectief is vastgesteld door de
verpleegkundige, zoals een gebogen houding en ontwijken oogcontact, en subjectief is als een patiënt
zegt zich machteloos en minderwaardig te vinden.
Verschil medische en verpleegkundige diagnose
Verpleegkundige diagnose is:
o Klinische uitspraak door verpleegkundige;
o Een analyse, interpretatie en oordeel over de betekenis van een verzameling gegevens;
o Beschrijft actuele of potentiële gezondheidsproblemen en menselijk reageren daarop;
o Is geen medische diagnose;
o Geeft aan waar de verpleegkundige interventies zich op moeten richten.
1
, Verpleegkundige diagnose onderscheidt zich van een medische diagnose, doordat ze geen label
betreffende een ziekte of disfunctionerende orgaansysteem bevat, maar een label betreffend
menselijk reageren op actuele of potentiële gezondheidsproblemen, geeft aan waarop de
verpleegkundige interventies zich moeten richten.
Verpleegkundige diagnose opstellen aan de hand van de PES-structuur
Door middel van de PES-structuur beschrijf je de relatie tussen het probleem, de oorzaak en de
bijbehorende klachten. Dit geeft inzicht in de acties die ingezet moeten gaan worden. PES staat voor:
P = gezondheidsprobleem
E = etiologie, ofwel oorzaak
S= signs of symptoms, ofwel klachten.
Verpleegkundige doelen formuleren aan de hand van de verpleegkundige diagnose
Gewenste doel moet meetbaar zijn door middel van de SMART-methode. Beschrijven van de
verpleegkundige zorgresultaten heeft als voordeel:
o Het maakt de verpleegkundige zorg inzichtelijk en doelgericht;
o De coördinatie en onderlinge afstemming nemen toe;
o Legt een verband tussen de diagnose en interventies, wat de keuze voor die interventies
verduidelijkt;
o Maakt gerichte evaluatie mogelijk.
Passende verpleegkundige interventies beschrijven
De verpleegkundige interventies en activiteiten worden bepaald die nodig zijn om het doel en het
zorgresultaat te bereiken. Interventies richten zich bij voorkeur op de etiologie. Er kan gebruikt worden
gemaakt van de Nursing Interventions Classification (NIC). Er is hierdoor eenduidigheid in uitvoering
door alle betrokkenen.
Evalueren van het verpleegkundige proces
Evalueren van de voortgang wat betreft de doelen en zorgresultaten, zoals vastgelegd in de
planningsfase. Het volgende moet geëvalueerd worden: het product, het proces en de bijdrage ervan
aan de inhoud van het verpleegkundige beroep. Vragen hierbij zijn bijvoorbeeld: zijn de richtlijnen
gevolgd? Juiste hulpmiddelen gekozen? Voldoende tijd voor de interventie gekozen?
*Zorgvragers: kind, volwassene, oudere, zwangere en verstandelijk beperkte
**Verpleegproblemen: koorts/hyperthermie bij infectie, risico op infectie, kortademigheid (bij pneumonie),
decubitus, incontinentie, zelfstandigheidstekort in wassen (ALD zorg), mondhygiëne, vallen, overbelaste
mantelzorger, desoriëntatie (bij dementie), eenzaamheid, verstoord slaappatroon, verminderde mobiliteit,
beschadigd mondslijmvlies, misselijkheid (bij zwangerschap).
De waarden van vitale functies (ademhaling, saturatie, hartslag en temperatuur) van een patiënt
rapporteren in juiste eenheden en interpreteren ten opzichte van normaalwaarden.
Ademhaling
Ademhaling zorgt voor gaswisseling: zuurstof wordt opgenomen in het lichaam en koolstofdioxide
wordt uitgescheiden. Bij volwassen is de normale frequentie in rust gemiddeld 16 ademhalingen per
minuut. Bij 24 of meer is er sprake van tachypneu, bij 10 of minder van bradypneu.
Bij jonge kinderen is het tussen de 20 en 30 ademhalingen per minuut, bij oudere kinderen ongeveer
tussen de 20 en 25.
Saturatie
Normaalwaarde van de zuurstofsaturatie is tussen de 95% en 100%
Hartslag
Normale hartfrequentie ligt tussen de 60 en 100 slagen per minuut, waarbij het gemiddelde 72 slagen
is. Kinderen en zuigelingen hebben een snellere hartslag, tussen de 90 en 140 slagen per minuut.
Lichaamstemperatuur
Resultaat van een evenwicht tussen warmteproductie en warmteverlies en wordt door de
hypothalamus in de hersenen gereguleerd. Normale lichaamstemperatuur zit tussen de 36,5 en 37,5
graden. Vanaf 38,5 graden is er sprake van koorts (hyperthermie) en onder de normaalwaarde 35,5
graden heeft de patiënt hypothermie.
2