DOMEIN WERELD
De ontwikkeling van landen kan met verschillende indicatoren worden bepaald:
1. Bruto binnenlands product per hoofd (bbp/hoofd): Alle inkomsten van een land gedeeld
door de aantal inwoners. Maar er zitten enkele bezwaren aan het bbp/hoofd:
○ de waarde van 1 dollar verschilt van land tot land dus wordt het bbp/hoofd uitgedrukt
in koopkracht (hoeveel een persoon kan uitgeven)
○ alleen de inkomsten uit formele sector (arts) tellen mee, terwijl in arme landen een
groot deel van het inkomen van de informele sector (landbouw) komen .
○ Het bbp is een gemiddeld getal geldend voor het hele land. Het gemiddelde inkomen
verbergt de regionale en sociale ongelijkheid, je zou moeten kijken naar het
brp/hoofd (bruto regionaal product)
2. Ook kun je de welvaart meten door te kijken naar de samenstelling van de beroepsbevolking.
De algemene regel is dat de ontwikkelingspeil hoger is als er minder mensen in de landbouw
werken.
3. Het welzijn meet je met behulp van de VN-ontwikkelingsindex: samengesteld op basis van
koopkracht, analfabetisme en levensverwachting in een land:
○ De voedselsituatie
○ toegang tot schoon drinkwater
○ toegang tot onderwijs en gezondheidszorg
Vroeger bestond de rol van arme landen in de wereldeconomie vooral uit het leveren van
grondstoffen uit de mijn- en landbouw. Dat maakte die landen erg kwetsbaar omdat:
- De oogst kan mislukken
- Prijzen op de wereldmarkt sterk kunnen variëren
Door de gestegen welvaart en de economische groei van grote landen als india china en brazilië is de
vraag naar grondstoffen echter sterk gegroeid en zijn de prijzen sinds 2000 gestegen. Vanaf 2014
echter dalen deze prijzen weer flink. Maar niet alleen door gestegen grondstofprijzen gaat het beter
met het Zuiden. Door de globalisering verandert de internationale arbeidsverdeling. Een deel van
de maakindustrie en van de diensten is uitgeschoven van de centrumlanden naar de
lagelonenlanden.
Centrum periferie model
De landen in de wereld kunnen we indelen in drie hoofdgroepen.
Centrum: De rijke, vooral westerse landen
Semiperiferie: De landen die de laatste twintig jaar een flinke groei hebben doorgemaakt
Periferie: Armste landen
Samen vormen zij een economisch wereldsysteem. De relatie tussen de landen wordt daarbij vaak
afgebeeld met het centrum-periferiemodel.
In het model zijn de rijke landen dominant en de arme landen afhankelijk. Als gevolg hiervan
ontstaat er tussen centrum en periferie een ongelijke uitwisseling van goederen, arbeid en kapitaal.
- Het noorden, de centrumlanden: producent van hoogwaardige industriegoederen,
maar vooral van zakelijke en financiële diensten;
- Het Zuiden wordt opgesplitst in drie groepen landen:
- Opkomende landen: denk hierbij aan Zuid-Korea, China, Brazilië, Turkije,
Mexico en Zuid-Afrika. Deze rijkere landen uit de semiperiferie werden
tussen 2000 en 2014 de motor van de wereldeconomie. Vanaf 2014 remt de
groei in deze landen weer wat af
- Middengroep: dit zijn de armere landen uit de semi periferie zoals India,
Vietnam, Indonesië en Nigeria, die na 2010 hun bbp snel zien stijgen
- Achterblijvers: Dit zijn de allerarmste landen. Je vindt ze vooral ten Zuiden
van de Sahara. Zij hebben nog een exportpakket dat vooral uit grondstoffen
bestaat
,Globalisering is het proces waarbij op een groot aantal terreinen de verwevenheid tussen gebieden
en samenleving op aarde. Bijvoorbeeld de toename van de gemiddelde afstand waarover goederen
mensen en kapitaal zich verplaatsen, maar ook hoe het leven van mensen wordt beïnvloed door
gebeurtenissen ver weg. Door de openstelling van grenzen tussen landen, kunnen goederen en
diensten zich gemakkelijker verplaatsen.
Globalisering heeft met AK te maken omdat het proces invloed heeft op de inrichting en de
functie van gebieden.
4 dimensies en globalisering:
- Economisch → Bedrijven vestigen zich in goedkopere landen
- Sociaal → Via het internet kom je in contact met een buitenlander
- Politiek → Landen werken samen door organisaties
- Cultureel → De Westerse cultuur is ook te zien in niet-Westerse landen
Transporttechnologie → alle technologie die nodig is om het vervoer van grondstoffen,
goederen en mensen mogelijk te maken.
Informatie- of communicatie technologie → de technologie om de uitwisseling van
informatie mogelijk te maken.
We leven in het tijdperk van de vierde industriële revolutie. Sinds 1980 zijn drie ontwikkelingen
van belang:
1. Reis en vervoerstijden zijn spectaculair gedaald, alles verloopt sneller
2. Transport en communicatie zijn goedkoper geworden vooral door de toenemende capaciteit
van schepen en vliegtuigen en de komst van containers.
3. De infrastructuur rond transport en dataverkeer is enorm verbeterd.
Het proces globalisering verliep nooit zo snel, een van de motoren achter dit proces is de
multinationale onderneming (mno). Deze bedrijven omspannen met hun vestigingen de hele
aardbol en vormen dus een soort mondiaal netwerk. Mno's laten zich leiden door vier factoren:
● Arbeidsmarkt: China heeft lage lonen
● Ligging: Goede infrastructuur, of is het makkelijk te bereiken
● Opkomst van nieuwe afzetmarkten: Kan ik mijn product ook in de toekomst verkopen?
● Politieke stabiliteit: Ondernemen in onrustige landen is riskant voor buitenlandse
● bedrijven
De ontwikkeling waarbij tijd en ruimte als het ware in elkaar worden gedrukt, noem je tijd-
ruimtecompressie. De wereld wordt als het ware steeds kleiner. We spreken wel van een global
village, waarbij de sociale functie van de aloude dorpspomp (nieuwtjes uitwisselen, roddelen) is
overgenomen door de sociale media.
Na het instorten van het communisme in de voormalige Sovjet-Unie (1991) en het toetreden China tot
de WTO (wereldhandelsorganisatie), is de vrijemarkteconomie het leidende economische systeem
geworden. De liberalisering - het vrijer worden - van de wereldhandel is daardoor enorm toegenomen.
Gevolg is dat:
● de productie en uitwisseling van goederen en diensten een internationaler karakter krijgt;
● gebieden economisch steeds hechter verbonden raken. Een gunstige ligging is daarbij wel
een belangrijke voorwaarde
, Als bedrijven ergens verplaatsen, omdat bijvoorbeeld de ligging niet goed is raken veel mensen hun
banen kwijt (direct en indirect). En in landen waar er weinig ander werk te vinden is komt dat extra
hard aan. Zo zie je dat globalisering heel belangrijk is voor iedereen.
Mno's zijn natuurlijk altijd uit op winst, ze gaan dan ook in de landen zitten met het meeste
winstpercentage (vaak landen met een vrije-markteconomie.) Maar daardoor zie je dat de
productieketen van goederen (reis die een product aflegt van productie naar consument) wordt
opgedeeld in veel verschillende landen. Daardoor stijgt ook de wereldhandel sneller dan de productie.
Toch zie je dat landen en handelsblokken in tijden van een economische crisis onmiddellijk
protectionistische maatregelen treffen, bedoeld om de eigen economie af te schermen tegen de
buitenlandse concurrentie.
De Wereldhandelsorganisatie (WTO) stimuleert de vrijhandel > verkleinen importheffingen, geen
strenge grenscontroles meer: de grenzen vervagen. Sommige landen sluiten dan akkoord over de
handelsverdragen, zoals de EU of NAFTA (VS, Can. en Mex.)
De internationale arbeidsverdeling is nu ook veranderd. De productie van een item is verspreid
over de hele wereld. Een nadeel voor de ontwikkelingslanden die grondstoffen leveren is dat de prijs
van het eindproduct harder stijgt dan de prijs van de grondstoffen. De ruilvoet (verhouding
gemiddelde prijzen import-en export artikelen) verslechterd dus. Omdat ze minder percentage van de
productiekosten krijgen en alsnog evenveel voor dat eindproduct moeten betalen.
Triade→ zijn kerngebieden die de wereldeconomie beheersen, bijvoorbeeld: Japan.
Het mondiaal netwerk van kerngebieden wordt bedreigd, omdat de invloed van een aantal semi
periferie landen toeneemt.
Global shift → De verschuiving van economische zwaartepunten en activiteiten over de
wereld als gevolg van economische schaalvergroting.
Ruimtelijke gevolgen van globalisering:
● Nieuwe internationale arbeidsverdeling: een verdeling die grofweg laat zien welke taken elk
deel van het wereldsysteem voor zijn rekening neemt.
● Bedrijven verschuiven
● Van uitschuiven naar doorschuiven, de locatie van bedrijven wordt steeds sneller aangepast
aan de gewijzigde regionale of lokale situatie.
● MNO’s beperken zich steeds meer tot hun core business.
● Globalisering is tot in de uithoeken van de wereld merkbaar. Als de spanningen in het midden
oosten oplopen, stijgt niet alleen de benzineprijs aan de pomp in Utrecht maar ook in Chicago
en Lima
● Economische globalisering leidt vaak tot grotere sociale en regionale ongelijkheid.
Materiële cultuurkenmerken → globalisering (hotels, winkels etc. lijken op de culturele
omgeving)
Immateriële cultuurkenmerken → normen en waarden
Triadisch netwerk: Driehoekig economisch geraamte dat gevormd wordt door de drie belangrijke
economische machtsblokken in de wereld: Noord-Amerika, De Europese Unie en Pacifisch Azië
(Oost- en Zuidoost-Azië).
Culturele globalisering heeft 2 effecten:
- Homogenisering: Door verwestersing gaan culturen op elkaar lijken. In elk land op de wereld
kan je een hamburger krijgen. Engels is de lingua franca (voertaal) van globaliserende
landen.