Samenvatting Nederlands 2.3
Hoofdstuk 5:
Lezen: transitief werkwoord; je leest altijd iets
Lezen: achterhalen van betekenis van geschreven taal zegt niets over het doel van lezen
Achterhalen van betekenis geschreven taal middel om doel te bereiken
Om doel te bereiken tekst kunnen begrijpen; in te zetten kennissoorten:
1. Kennis van de taal
2. Kennis van de wereld
Tegenwoordig zijn tekstsoorten toenemend digitaal volwaardig deel uit maken maatschappij (tekst kunnen
begrijpen/gebruiken)
Laag-geletterden: mensen die teksten die ze moeten kunnen lezen niet of nauwelijks begrijpen beperkt in
activiteiten waar lezen/schrijven vanzelfsprekend is
kennis van wereld is kleiner dan van geletterde mensen minder toegang tot geschreven informatie
Geletterd zijn: techniek van lezen en schrijven beheersen en teksten kunnen kiezen/begrijpen die passen bij
doelen die je hebt
– Functioneel analfabetisme/laaggeletterdheid: geen teksten kunnen kiezen/begrijpen die
passen bij doelen die je hebt
Velen vinden lezen niet leuk, omdat ze saaie teksten lezen op school en de motivatie niet bevorderd wordt.
Kunnen begrijpen van teksten is belangrijk omdat:
Kunnen leren
Kunnen deelnemen aan de maatschappij
Kunnen genieten van lezen
Lezers willen begrijpen wat ze lezen omdat ze nodig hebben om andere doelen te bereiken
Taalvaardigheden: middelen die je in staat stellen om jezelf te uiten (expressieve functie), om met anderen te
communiceren (communicatieve functie) en om greep te krijgen op wereld om je heen (conceptualiserende
functie) (lezen, schrijven, luisteren en spreken) taalbeschouwing, woordenschat en spelling
Receptieve vaardigheden: lezen en luisteren (leveren geen direct meetbaar product op)
Productieve vaardigheden: spreken en schrijven (leveren direct meetbaar product op)
Verschillen tussen lezen & schrijven en luisteren & spreken:
Bij lezen en schrijven is ‘gesprekspartner’ afwezig: bij bijv. luisteren kan je wél gelijk reageren
Het taalgebruik in geschreven teksten is formeler: zinnen zijn grammaticaal complexer, meer niet-
frequente woorden gebruikt en woorden worden gebruikt die net iets anders betekenen dan ‘dagelijkse’
situatie.
Aparte categorie zijn digitale berichten via Whatsapp schrijven etc. alsof ze met elkaar praten ontbreekt
voordeel met elkaar praten; zien van gezichtsuitdrukkingen gebruik emoties
Leesproces modellen:
Bottom-upmodel: gaat uit van idee dat lezen verloopt van lagere-orde-processen (letter- en
woordherkenning) naar hogere-orde-processen (begrip). Visuele informatie (letters & woorden) wordt
herkend door gebruik van onderscheidende kenmerken van letters (visuele discriminatie) Deze
informatie wordt gekoppeld aan klank (teken-klankkoppeling) Betekenis aan toekennen, teken-
klankkoppeling vaak gebruikt bij onbekende woorden Model verklaart niet waarom bestaande
woorden eerder herkend worden dan onzinwoorden en dat goed voorlezen pas mogelijk is, wanneer zin
goed begrepen is Hogere-orde-processen beïnvloeden lagere-orde-processen
Top-downmodel: gaat uit van idee dat lezen verloopt van hogere-orde-processen naar lagere-
ordeprocessen op basis van visuele informatie activeert lezer eerder opgedane kennis en vormt
tijdens lezen verwachtingen (hypotheses) over verdere verloop Model verklaart waarom lezer tekst
over bekend onderwerp sneller kan lezen dan tekst over onbekend onderwerp
Interactieve model: gaat ervan uit dat lagere-ordeprocessen en hogere-ordeprocessen elkaar
beïnvloeden. Goed verlopend woordherkenningsproces zorgt dat begrip makkelijker tot stand komt,
terwijl door hogere-ordeprocessen (kennis van taal en van wereld inzetten) die herkenning sneller tot
stand komt Model verklaart beter dan andere modellen de cognitieve belasting die men ervaart bij
moeilijke tekst, belasting vloeit bottom-up voort uit onbekende woorden en top-down uit onbekendheid
met onderwerp of ontoereikende kennis van wereld meest realistische weergave van leesproces
Goede lezers zetten kennis van taal en kennis van wereld (voorkennis) om tot begrip te komen, kenmerken van
goede lezer:
Hij heeft een leesdoel en zoekt daarbij tekst die wil benutten om doel te bereiken
– Leesdoel: reden dat je bepaalde tekst gaat lezen
1
, Hij maakt gebruik van aanwijzingen rondom de tekst, ook al voordat hij gaat lezen (illustraties,
tekstdrager, vormgeving en auteur) om te kijken of tekst geschikt is
Hij roept eerder verworven kennis op over onderwerp die van pas kan komen
Hij kiest voor bepaalde leesmanier, op bepaalde manier bijv. woorden opzoeken
Hij maakt al lezend steeds gebruik van zijn kennis van de taal, door snelle woordherkenning en
weten hoe zinnen zijn opgebouwd, kan hij verloop voorspellen, snelle woordherkenning vergemakkelijkt
opnemen van informatie
Hij gaat tijdens lezen na of hij tekst nog steeds begrijpt (monitoren)
Hij bepaalt na lezen of zijn leesdoel bereikt is; zo niet? Hoe komt dat?
Kennis van taal: om betekenis te kunnen geven aan wat hij leest, combineert lezer verschillende vormen van
kennis van taal:
Orthografische kennis & fonologische kennis: beginnende lezer heeft letterkennis nodig en moet
weten hoe letters verklanken, impliciete kennis over mogelijke klankcombinaties, bij leren lezen worden
hier visuele tekens aan verbonden, hierna volgorde van letters doorkrijgen (lettercombinaties)
kennis omzetten in woord lezen, in geheel herkennen; niet meer ontcijferen
Morfologische kennis: opbouw van woorden (vervoegingen, verbuigingen, samenstellingen,
afleidingen) en bevordert het vermogen om betekenis van onbekend woord af te leiden onbekende
woord herleiden tot bekende elementen; betekenis achterhalen
Semantische kennis: moeten niet te veel onbekende woorden in tekst staan, betekenis in juiste context
kunnen plaatsen, weten dat er woorden zijn die verwijzen naar iets uit onze werkelijkheid en dat er
woorden zijn met grammaticale betekenis, maar wel mede betekenis van zin bepalen (omdat)
Syntactische kennis: lezer maakt gebruik van grammaticale/syntactische kennis om betekenis toe te
kennen aan tekst (voegwoorden geven zin andere betekenis)
Tekstuele kennis en pragmatische kennis: lezer die weet welke tekstsoorten er zijn en welke functies
deze hebben en die dus beter in staat is om tekstkeuze te maken bij lesdoel
Kennis van wereld: soort kennis die nodig om tekst te kunnen begrijpen/interpreteren en daarmee
verontwaardiging te kunnen begrijpen. Bijvoorbeeld om boodschap en implicaties ervan volledig te begrijpen
(meer specifieke kennis nodig) (lezer gebruikt voorkennis)
– Hoe meer kennis je hebt van wereld, hoe meer kennis je kunt activeren en hoe eenvoudiger het
wordt om teksten te begrijpen.
– Op school wordt kennis van wereld uitgebreid door veel te lezen en situaties te creëren waarin ze
iets met dat gelezene kunnen doen praten over actualiteit
Men wil dat kinderen eigenaar worden van eigen geletterdheid lezen & schrijven moet vanzelfsprekend deel uit
maken van hun dagelijks leven grote motivatie krijgen
Manier waarop scholen leesonderwijs inrichten, hangt af van ideeën van leerkrachten over wat geletterdheid is,
wat lezen is, wat lln moeten en willen leren, hoe ze dat willen doen en waarmee.
Ideeën over lezen:
Technisch lezen: techniek van lezen (letter-klankkoppeling) onder de knie krijgen, vooral in groep 3;
eerst losse letters eenvoudige teksten steeds vlotter woorden herkennen, toetsen of dit foutloos
gaat; rijtjes lezen, korte teksten niveau gekoppeld AVI niveau (=niveau waarop kinderen technisch
kunnen lezen), technische moeilijkheidsgraad (bepaald door woorden/lengte zinnen)
Technisch lezen wordt vormgegeven in groep 4 d.m.v.:
– Methode, waarbij ze losse woorden/zinnen en korte teksten hardop lezen
– Tutorlezen, waarbij minder vaardige lezers onder begeleiding van vaardigere lezers
hardop een tekst verklanken
– Stillezen, van speciaal op niveau geschreven teksten
Vrij lezen: kilometers maken, dag beginnen met even stillezen, eigen keuze boek of verplicht, bewijs
boek gelezen; opdrachten
Begrijpend lezen: begrip van gelezen tekst staat centraal, vragen beantwoorden over tekst, methodes
over begrijpend lezen richt op strategieën, methode: ‘deze strategie is evidencebased’ (onderzoek zegt
dat deze strategie zorgt voor beter tekstbegrip) Teksten sluiten niet altijd aan op interesses, oefenen
leesstrategieën
Lezen bij zaakvakken: bij ak, gs geschreven voor methode, moeilijker dan teksten in leesmethoden,
onbekende woorden en moeilijke onderwerpen, geen sprake van transfer; wat is geleerd bij begrijpend
lezen wordt hier niet toegepast = lastig. Vaak eerst video als introductie en dan vragen
Doordat leesonderwijs te verdelen is in verschillende aspecten, krijgen ze vertekend beeld van wat lezen inhoudt.
Keuze voor teksten die je laat lezen is belangrijk Net als context waarin lezen plaatsvindt
Wanneer school hier meer aandacht aan wil besteden andere omgang met geletterdheid en teksten
‘lln moeten kunst van lezen/schrijven leren, teksten kunnen begrijpen en daarvoor handvatten krijgen en
gemotiveerd raken om te lezen voor de lol.’
2
,Lezen binnen thema: lezen, schrijven en praten worden in samenhang aangeboden met elkaar, aandacht voor
leren nieuwe woorden, vlot/foutloos lezen en spellen. Techniek lezen wordt aangeleerd/geoefend met woorden
die belangrijk zijn voor thema. Grote betrokkenheid en grote motivatie/prestaties
Voor Oudere kinderen: soortgelijke benadering i.p.v. thema’s lezen, schrijven en praten hierover wordt
gekoppeld aan doelen die je met teksten nastreeft. Bij zaakvakken krijgen ze handvatten om goed te begrijpen
inzetten strategieën, praten over inhoud. Begrijpend lezen wordt lezen
Zorgen voor kritische lezers? Omgaan met kritische teksten, inhoud van zulke teksten centraal stellen, verband
zoeken tussen inhoud teksten en leven van lln en vergelijking maken met andere teksten over dit onderwerp
Digitale geletterdheid: leren hoe digitale middelen functioneren en mediawijsheid
opdoen en leren omgaan met digitale informatie, waarbij kunnen vinden van
informatie en beoordelen ervan op betrouwbaarheid belangrijk zijn.
2010 Augustus: Wet referentieniveaus taal en rekenen: wat lln moeten
kennen/kunnen op momenten in schoolloopbaan op gebied taal (en lezen dus)
Referentiekader geeft aan welke teksten gelezen moeten worden, welke taken ze
moeten uitvoeren etc. Ontwikkelde serie: Leerstoflijnen lezen beschreven (langs
welke weg de eindniveaus te bereiken zijn)
Ontluikende geletterdheid: kinderen hebben notie van geschreven taal (andere
mate) als ze voor het eerst op school komen
Ontwikkeling van geletterdheid is een cultureel proces: iets waarvan de
totstandkoming afhankelijk is van culturele groep waartoe je behoort
Om geletterd te worden, moeten kinderen betrokken worden bij mensen,
materialen, gebeurtenissen en zo ervaringen opdoen en wat de functies van taal
zijn (grip krijgen op wereld, communiceren, jezelf uitdrukken)
Thuissituatie/opvangsituatie (sociale omgeving) waarin lees- en schrijfactiviteiten een belangrijke rol spelen, zijn
belangrijk Wanneer je door iemand op informele manier betrokken wordt in geletterdheidsactiviteiten, doe je
ervaring op die lezen, schrijven en motivatie bevordert.
Beginnende geletterdheid:
Groep 1: beginfase beginnende geletterdheid die doorloopt t/m groep 3, veel geletterde activiteiten als
lezen: & Hoeken; inzicht in functies vergroten en belang van lezen vergroten
– Besef dat illustraties en tekst samen 1 verhaal vertellen bij boeken, geschreven taal heeft
permanent karakter
– Boekentaal steeds meer begrijpen, doordat LK betrekt bij praten over verhaal
– Ondertussen bezig met het worden van een lezer ‘lievelingsboek voorlezen’
– Kennis uitbreiden van wereld m.b.v. boeken
– Formele aspect leren van lezen; leesrichting, tekens worden uitgesproken, welke klanken bij
letters horen
Groep 2: voorbereiding op formele lees- en schrijfonderwijs groep 3; klanken omzetten letters en
woorden in klankgroepen te verdelen Groep 3: elementaire leeshandeling (omzetten van
geschreven taal in klanken
Gevorderde geletterdheid:
Vanaf groep 4: leesvaardigheid wordt groter, door steeds verschillende teksten te lezen (langer, verder
van belevingswereld af), teksten gebruiken om doelen te bereiken leren over teksten; tekstsoorten,
tekststructuur, tekstverbanden om tot makkelijker begrip van tekst te komen, kritisch omgaan met
informatie en teksten op waarde inschatten
In iedere groep aandacht besteden aan leesomgeving, vanwege versterken motivatie
Materiële leesomgeving: verschillende boekenteksten, die makkelijk bereikbaar zijn voor lln
Immateriële leesomgeving: activiteiten die lezen stimuleren en die reactie uitlokken op het gelezene
Alle activiteiten op school op gebied van lezen zijn erop gericht om kennis van taal & wereld uit te breiden; leren
over lezen en over inhouden van tekst
LK zorgt voor rijke leeromgeving en motiverende leesactiviteiten, op hoogte van aanbod kinderboeken, meedoen
activiteiten over literatuur, in staat om te praten over gelezen teksten, vragen stellen die beroep doen op hogere-
orde-denken
Inhouden leesonderwijs onderbouw:
o Boekoriëntatie en verhaalbegrip
– Twee tussendoelen boekoriëntatie en verhaalbegrip hangen nauw samen
3
, – Hoe meer kind in aanraking komt met verschillende boeken, hoe meer kennis en vaardigheden ze
opdoen die met deze tussendoelen te maken hebben.
– De volgende tussendoelen gelden voor boekoriëntatie en verhaalbegrip:
Ontdekken a.d.h.v. prentenboeken dat illustratie en verhaal samenhangen en illustratie kaft
Door te praten over verhaal, boekentaal steeds meer begrijpen en opbouw verhaal doorzien
Interactief voorlezen leren ze voorgelezen verhaal beter te begrijpen (vragen stellen & ingaan
op reacties), leesrichting in de gaten krijgen
o Relatie tussen gesproken en geschreven taal en functies van geschreven taal
– Besef dat je door lezen/schrijven boodschappen kan doorgeven; iets wat opgeschreven is, kan
steeds weer woorden opgeroepen (taaltekening: bijgeschreven woorden of hele tekst bij tekening
die aangeven wat er getekend is)
o Taalbewustzijn en alfabetisch principe
– Verschil leren tussen vorm van woord en betekenis ervan ‘Welk woord is groter’ = objectivatie:
iets met een lange naam kan klein zijn (lieveheersbeestje), nagedacht over vorm van taal
– Leren dat je een woord kunt opschrijven en het uit verschillende klanken bestaat die
corresponderen met verschillende tekens klanken samenvoegen – weer het woord
– Via taalspelactiviteiten kan talige kennis steeds worden uitgebreid
o Functioneel schrijven en lezen
– Steeds meer zelf prentenboeken gaan lezen of taaltekening nalezen
– Steeds beter in staat om a.d.h.v. voorbeelden, eenvoudig instructieve teksten iets te bouwen of te
maken (telefoonboek, kookboek in huishoek)
o Technisch lezen en schrijven
– Wordt begonnen in groep 3, ook vaak in groep 3 al alle letters kunnen benoemen
– Onderscheid gemaakt in klankzuivere woorden en niet-klankzuivere woorden
– Belangrijk dat elementaire leeshandeling onder de knie komt; relatie leggen tussen letter & klank
– Aan begin moet woord klankzuiver zijn; op 1 manier worden uitgesproken, bij elementaire
leeshandeling leren ze het volgende:
Leesrichting (van links naar rechts)
Visuele discriminatie (letters van elkaar onderscheiden)
Teken-klankkoppeling (letters leren verklanken)
Auditieve synthese (verklankte letters in de juiste volgorde plakken tot een woord
– Tijdens elementaire leeshandeling, wordt ook elementaire schrijfhandeling (spellinghandeling)
geleerd
– Mkm-structuur lezen klankzuivere woorden daarna meer medeklinkers aan begin/eind goed?
niet-klankzuivere woorden
o Begrijpend lezen en schrijven
– Meningen verschillen of je eerst technisch moet kunnen lezen voor begrijpend lezen
– Meeste methoden begrijpend lezen beginnen groep 4, maar volgens subdoelen kan ook eerder
– ‘tonen belangstelling voor verhalende/informatieve teksten/boeken en gemotiveerd zelfstandig te
lezen’ en ‘ze gebruiken geschreven taal als communicatiemiddel’ in groep 3 begrijpend
lezen al veel geoefend
– Wanneer je in groep 3 blijft hangen in coderen, kan leesmotivatie achteruitgaan
Soorten aanpakken om leesvaardigheidsontwikkeling te stimuleren:
Leesomgeving
– Leesomgeving voor groep 1&2:
v Veel manieren om rijke leesomgeving te creëren, manieren voor materiële
leesomgeving: leeshoek (vast onderdeel, boeken en bank), themahoek (teksten over
thema), lettermuur/verteltafel
omgeving leeft pas als LK & lln samen aan de slag gaan hierin (immateriële
leesomgeving):
LK moet belangstelling voor geschreven taal wekken
LK kan voordoen welke strategieën hij gebruikt
LK maakt goede gewoonte van om gesprekken te voeren over boeken en
andere teksten
LK moedigt lln aan om boeken en andere teksten mee te nemen en daarover te
vertellen
o LK kan vanuit uitnodigende thema’s werken, onderzoeken welke teksten bij thema
geschreven en gelezen kunnen worden, laat zien hoe verhalen zijn opgebouwd
– Leesomgeving voor groep 3&4:
4