Pedagogiek samenvatting 2.3
Grip op de groep: H1,2,3,4,5,6,8
Hoofdstuk 1: De groep
Groepen spelen een belangrijke rol in het leven van kinderen
Je hoort bij verschillende groepen; vrienden, familie, sportclub, team, afdeling, kerk en klas
Je spreekt van een groep wanneer er sprake is van een gezamenlijk belang of gezamenlijke taak is die om
samenwerking vraagt (kan ook bij tweetal)
Vertoonde kenmerken van elke groep, hebben betrekking op:
Relaties
Rollen
Groepsnormen
Binnen een groep heb je relaties leden van groep onderhouden relatie met elkaar beoordelen
groepsleden positiever dan overige mensen; je hebt iets wat je bindt: groepsdoel
Ander kenmerk van een groep is ontstaan van rollen binnen een groep
– Leidende rol; nemen initiatief
– Zorgzame rol
– Iemand die komt met ideeën
– Volgzame houdingen
– Welke rollen hangt af van negatieve/positieve groep
Ontstaan van groepsnormen: zelf opgestelde regels waarmee de groep functioneert van invloed
op relaties, pedagogisch klimaat en de sfeer in de groep (moeten niet worden verward met normen
leerkracht/school)
Formele groep: groep die is ingesteld door organisatie of personen met bepaalde functie (leerkracht)
functioneren kort; als het klaar is, houdt formele groep op te bestaan
Er ontstaan vaak permanente formele groepen die een jaar of langer functioneren; klas, basisgroep,
stamgroep.
Informele groepen: groepen die spontaan zijn ontstaan uit allerlei sociale contacten; kan voortkomen
uit een formele groep
Het is van belang of een informele groep onder dwang is ontstaan of dat er sprake is van
vrijwilligheid
Redenen voor groep onder dwang:
– Angst om er niet bij te horen
– Dreiging van anderen
Subgroepen: Wanneer binnen grote groepen zich kleinere groepen gaan vormen (informeel/formeel)
bijv. vriendengroep in een klas (hebben eigen normen/rollen/relatie)
Men heeft behoefte waarin hij/zij wil voorzien Maslow 5 behoeften:
1. Fysiologische behoeften
2. Zekerheid/Veiligheid
3. Sociale acceptatie
4. Waardering
5. Zelfrealisatie
Fysiologische behoeften: eten, drinken, slapen, kleding en onderdak als hierin voldoende wordt voorzien, ga
je naar laag 2 behoefte aan veiligheid, zekerheid en geborgenheid voorzien? behoefte aan sociale
acceptatie: genegenheid, warmte, erbij horen, erkenning door familie en vrienden Voorzien? behoefte aan
waardering, achting en respect zelfrealisatie; ontwikkelen van eigen talenten
Groepen hebben belangrijke rol bij voorzien van behoeften groepen hebben functie in vervullen van behoeften
veiligheid, sociale acceptatie en waardering
1. Fysiologische behoeften: worden vaak voorzien binnen gezin
2. Zekerheid/veiligheid: groepen leeftijdsgenoten (geborgenheid, zekerheid en veiligheid) en gezin
(veiligheid/zekerheid)
omdat normen al gevormd zijn, zijn deze moeilijk te beïnvloeden (geven zekerheid) vaststaan van
rollen geven ook zekerheid
3. De sociale acceptatie: door groepen leeftijdsgenoten erbij horen, gewaardeerd worden kinderen
die hier nog niet aan toe zijn, oefenen geen invloed uit binnen de groep en vinden het al fijn dat ze
geaccepteerd worden
Een klas/groep zorgt voor veiligheid/zekerheid, waardoor kinderen zich sociaal geaccepteerd voelen normen
bieden zekerheid over hoe je jezelf dient te gedragen en hoe alles hoort te verlopen kinderen hebben behoefte
aan sociale contacten = vriendschappen
Jongens zijn actiegericht, meisjes willen een hartsvriendin
1
, gewenste mate van invloed binnen groep kan per kind verschillen voorzien deze persoonlijke contacten in
ieder geval in behoefte aan sociale acceptatie en waardering. Er is ook behoefte voor zelfrealisatie: je eigen
talenten ontwikkelen en verbeden; verantwoordelijkheden nemen, creatieve prestaties neerzetten
In formele groep; klas, kan hier grote rol bij hebben elkaar helpen met leerstof en samen tot creatieve
prestaties komen leren gaat beste als kind zich in bovenste laag van piramide bevindt.
Wie adaptief onderwijs wil vormgeven, moet rekening houden met de groep en de processen hierin
hierin wordt omgegaan met verschillen tussen kinderen en leerling staat centraal
Om te komen tot leren, eerst voorzien in drie basisbehoeften:
Relatie: het gevoel dat anderen je waarderen en met je willen omgaan (behoefte met de sterkste link
naar de groep)
Competentie: als leerling zich competent voelt, heeft hij geloof en plezier in eigen kunnen
Autonomie: autonome leerling kan iets zonder hulp van anderen
hieraan voldaan? = positief zelfbeeld
Het competent voelen heeft betrekking op de leerstof, maar ook op de groep
Wanneer een groep positieve waarden en normen heeft, kan de groep voorzien in individuele behoeften; als een
groep zelfstandig iets kan ondernemen, is dit een tussenstap naar individuele autonomie
De 3 basisbehoeften worden best gerealiseerd in positieve groep
Wanneer er tegemoet wordt gekomen in positieve groep aan 3 basisbehoeften basis voor opbrengstgericht
werken
Positieve groep is een voorwaarde voor prestaties op diverse vakgebieden
Hoofdstuk 2: De positieve groep
Typerend voor groep is ontstaan van groepsnormen ongeschreven regels waarin is vastgelegd hoe te
reageren in bepaalde situaties, welke positie je hebt en hoe je met elkaar omgaat
(goed waarneembaar waar directe controle van volwassene ontbreekt)
Je spreekt van positieve groep wanneer groepsnormen als positief worden ervaren door maatschappij
Kenmerken van een positieve groep:
Eensgezindheid en motivatie binnen groep samen 1 doel behalen, plezier in dingen samendoen,
geeft positief gevoel
Verantwoordelijkheid voor groep tegenpool van egoïsme, verantwoordelijk voor alles
Respect voor groepsleden respect voor elkaars mening en karakter, minderheid wordt gehoord
Bereid tot samenwerking leden van positieve groep zijn bereid tot samenwerking, samenwerking
moet worden geleerd (leerkracht belangrijke rol)
Naast ontstaan groepsnormen, ontstaan er rollen in een groep ieder kind 1/meer rollen
In positieve groep; kind kan rol vervullen
Rollen worden verdeeld via proces van groepsvorming
Rollen in positieve groep:
1. Leidinggevenden: nemen initiatief, organiseren en bewaken goede gang van zaken
– Gezagsdrager: niet meest opvallende persoon, wat hij zegt wordt gelijk opgepakt door de rest,
vormt opinie van groep en bewaakt feitelijk het groepsdoel geen vrij spel, kan dingen
bepalen zolang hij zich houdt aan gevestigde opvattingen in groep
– Sociaal werker: vooral interesse in mensen en relaties, bewaakt sfeer en welzijn in groep,
helpt bij ruzies, heeft gezag (niet hoogste), houdt sfeer goed, aanbieden van compromissen bij
problemen
– Organisator: alles regelen; wie haalt wie op etc., direct leidinggeven aan andere groepsleden,
houdt hiërarchie in groep in stand, gezag wordt aanvaard zolang hij bijdrage levert aan wat
groep via gezagsdrager wil, duidelijk te herkennen in lessituatie met
samenwerkingsopdrachten, verdeelt taken en bewaakt deze
2. Overige groepsleden:
– Verkenner: niet leidinggevend, maar nemen initiatieven op moment dat duidelijk is wat
bedoeling is (bal halen als ze gaan voetballen), directe concurrent van organisator (maken zij
fouten, wordt positie door hen overgenomen), nieuwsgierig en zoekt namens groep grenzen op
– Volger: doen binnen groep trouw wat van hen gevraagd wordt, macht organisator is afhankelijk
van loyaliteit volgers, in positieve groep worden zij wel gewaardeerd, doen niet iets in strijd
tegen normen groep ook al zegt organisator het
– Appellant: laagste in hiërarchie, essentiële rol voor positieve groep, appelleert aan gevoelens
van zorgzaamheid en mededogen, van verantwoordelijkheid van de groep, kan gevoelens van
mededogen oproepen groep als hij verdrietig is, doet beroep op groepsverantwoordelijkheid en
zorgt voor sterkere onderlinge relaties, situationeel en iedereen kan rol vervullen
2
, – Joker: zorgt voor grote mate van relativering in groep, groep laten lachen als er spanningen
zijn tussen organisatoren, doorbreekt regels van groep en groepshiërarchie, rol is essentieel,
voorkomt dat zaken ‘te’ serieus worden, kind die begin van jaar grap maakt deze rol vaak
Rol van leerkracht is in positieve groep minder dan in negatieve groep, omdat conflicten zichzelf oplossen.
Positieve groep heeft gunstige invloed op leer- en leefklimaat van groep voelt je op je gemak, positieve invloed
op individu adaptief onderwijs drie basisbehoeften: relatie, competentie, autonomie
– Relatie: kinderen willen met je omgaan en respecteren je, relaties zijn positief, groepsbelang staat bij
ruzies voorop
– Competentie: heeft goede voedingsbodem in positieve groep, doordat positieve groep zich richt op
groepsdoelen en deze realiseren geloof in eigen kunnen, groep biedt veiligheid; groep kan individu
meenemen in uitvoering van taken en zekerheid bieden in afronding hiervan, groep gaat om met
individuele talenten
– Autonomie: krijgt volop ruimte in positieve groep, groep deelt zelf taken in en komt zelf met
oplossingen, groepsautonomie stimuleert individuele autonomie, kunnen iets zonder hulp van anderen,
geen spanning om iets zelf uit te proberen
Bij positieve groep moet leerkracht oppassen niet leerlingen voor te trekken, zodat groep zich niet tegen hem
keert onrechtvaardigheid van kant van leerkracht; groep is vijandig front.
Voor professionele leerkracht is positieve groep fijn samen pedagogische en didactische doelen behalen,
omdat ze elkaar willen helpen.
Leerling houdt in positieve groep meer energie over voor leerproces dan in negatieve groep
Positieve groep stelt kinderen in staat om optimaal te leren, Positieve groep is randvoorwaarde effectief onderwijs
Als positieve groep na schooltijd afspreekt formele groep wordt informele groep
Hoofdstuk 3: Negatieve groep
Negatieve groep: wanneer er ruzies/spanningen zijn, als er gepest wordt en als kinderen tijdens les met andere
dingen bezig zijn dan met lesstof
Normen en waarden van groep zijn waarneembaar wanneer directe leiding van volwassene ontbreekt
Hierin heersen normen die in maatschappij als negatief worden gezien
Kenmerken van negatieve groep:
Continue strijd om doel/ontbreken harmonie
– Er is altijd wel iemand die gestelde doelen omver willen werpen en ander doel voorop willen
stellen onrust, weinig taakgericht
– Ontstaan van conflicten over doel onderling
– Geen saamhorigheid en harmonie
– Leider hierin probeert groep bij elkaar te houden door negatief doel op te leggen (gezamenlijke
vijand creëren als leraar, school, klasgenoot)
Niet medeverantwoordelijk tonen voor groep
– Als er dingen fout gaan ‘niemand is verantwoordelijk’
– Kinderen kunnen zich medeverantwoordelijk voelen, maar durven ze niet te tonen wegens
angst voor andere groepsleden
Geen respect tegenover mening en karakter van anderen:
– Door continue strijd, is er weinig ruimte voor medeleven en inleving
– Voelt zich niet gerespecteerd en gekend
– Leden komen niet verder dan tweede laag (behoefte aan veiligheid)
– Zijn wel groepsnormen en hiërarchie veiligheid
– Negatieve normen blokkeren de bovenste drie lagen Maslows behoeftepiramide
– Wordt ook niet voorzien in CAR van adaptief onderwijs
– Ontstaande frustratie wordt afgereageerd op iemand die weinig/geen verweer heeft
Bepaalde rollen ontbreken:
– Gezagsdrager ontbreekt; anders zou er geen strijd zijn om groepsdoel
– Gezagsdrager brengt evenwicht en is dus afwezig
– Sociaal werker kan rol niet vervullen door ontbreken van harmonie en respect voor elkaar
want deze vertegenwoordigt positieve normen
– Rol joker ontbreekt; relativering spanning d.m.v. humor past niet in patroon van negatieve
groep
– De vier rollen; appellant/verkenner/organisator/volger krijgen in zo’n groep hele andere invulling
Rol die kind vervuld heeft een vormend effect, omdat de klas als groep intens wordt beleefd kinderen in
negatieve groep, worden negatief beïnvloed
Rollen in negatieve groep:
Leidinggevenden:
– Dictator: geniet geen natuurlijk, ondersteund en erkend gezag, d.m.v. negatieve doelen de
groep bij elkaar te houden en toch saamhorigheid te creëren (zoals dictator), hierdoor zorg je
3