Sociologie Hoorcolleges periode 2.4
CH 1: Sociale verandering
Literatuur: Praktijkboek sociologie. Hfst. 8
CH 2: Onderwijs
Literatuur: Praktijkboek sociologie. Hfst. 7
CH 3: Seksualiteit
Literatuur: Artikel studentenwijzer
CH 4: Demografie en migratie
Literatuur: Praktijkboek sociologie. Hfst. 3, 4 en 5
CH 5: Media en technologie
Literatuur: Artikel studentenwijzer
1
,CH 1: Sociale verandering
Sociologie:
• “Sociologie is de leer van de menselijke samenleving. Zij bestudeert het gedrag van de
mensen in hun sociale omgeving” (Hendrix, 2008, p. 19).
• Welke sociale veranderingen het denken en gedrag van mensen beïnvloeden.
• Pedagogen en hun cliënten
Hypes, trends, sociale veranderingen
Begrip Voorbeeld
Hype/rage: kortdurende bevlieging met veel Voetbalplaatjes, Furby
media-aandacht.
Trend: frequent fenomeen over langere tijd. Festivals
Sociale verandering: brede, maatschappelijke Toenemende nadruk op genieten, verwennen
ontwikkeling over zeer lange duur (decennia, (intensivering)
eeuw)
Maatschappijbeeld
• Verklaringen voor trends, bijvoorbeeld individualisering, vereisen een perspectief op hoe de
samenleving in elkaar zit.
• Zo’n perspectief of visie noem je een maatschappijbeeld. Het is een tekening van (een
gedeelte van) de hedendaagse samenleving.
• Een maatschappijbeeld toont ook hoe onze samenleving verschilt van een andere,
bijvoorbeeld de Middeleeuwse agrarische samenleving.
Twee maatschappijbeelden
Ulrich Beck (1944 - 2015)
Model: ‘Risicomaatschappij’ (angst cultuur)
(Risikogesellschaft)
• Er heerst permanent, potentieel gevaar, overal en altijd in alle levensgebieden, inclusief
opvoeding.
• Gevoel van controle en veiligheid ontbreekt.
Zygmunt Bauman (1925-2017)
Model: ‘Vloeibare maatschappij’
(Liquid society)
• Omstandigheden veranderen zo snel dat mensen ze niet meer kunnen bijhouden, geen tijd
voor aanpassing.
• Gevoel van controle en veiligheid ontbreekt.
Ulrich Beck (1986): risicomaatschappij
• Productie van voedsel en andere producten
• Welvaart stijgt
• Keerzijde: als gevolg van technologische vooruitgang en industriële productie nemen ook de
risico’s toe
• Als gevolg van de toename van de industriële productie ontstaan er meer risico’s voor
mensen.
2
, Voorbeelden 1986
Risico’s anno 1986:
• Asbest
• Nucleaire oorlog
• Nucleair afval
• Voedselvergiftiging, BSE: gekke koeien ziekte
Voorbeelden 2019
Risico’s anno 21ste eeuw:
• Drones
• Big data/privacy/cypercrime
• Smog
• Vaccinatie
Risicomaatschappij
• Er waren altijd al persoonlijke risico’s, zoals ziekte, gevaar om beroofd te worden etc.
• Nieuw (het gaat hierbij om): wereldwijde risico’s die niemand in de hand lijkt te hebben!
• Nieuw (ten tweede): de mens zelf creëert – weliswaar onbedoeld – deze risico’s.
• Gevolgen van technologische ‘vooruitgang’ zijn onberekenbaar, niet te overzien.
Risico’s
• Levensbedreigende YouTube-filmpjes
• Wat kun/moet je doen als ouder?
• Wantrouwen
• Rol van wetenschap, technologie, media en politiek.
• Collectieve vangnetten in de vorm van tradities, religie en gemeenschapscultuur zijn
verzwakt.
• Voor veel mensen zijn er geen pasklare antwoorden.
• Onder de bevolking heerst onenigheid over de mogelijke gevaren van de risico’s.
• Waarom wel/niet vaccineren?
• Gevoelens van onzekerheid, stress, angst, onveiligheid en onbehagen worden
versterkt.
• Een ‘afschuifcultuur’: er wordt een zondebok aangewezen.
• Sociale stereotypering zondebok-maatschappij?
Bauman: Vloeibare maatschappij
• Einde van tradities (we leven niet meer in een traditionele cultuur, wat wordt veroorzaakt
door individualisering):
• Individualisering (ik, ego belangrijker dan familie, samenleving): het “Dikke Ik”
(opgeblazen ego).
• Minder ‘vaste’ structuur, zoals het kerngezin.
• Minder hiërarchie tussen mensen, tussen ouder en kind, tussen leraar en leerling.
• Er is niet langer één dominante religie of traditionele gemeenschapscultuur in de
maatschappij.
Vloeibare maatschappij
• Vloeibare samenleving is gevolg van individualisering en het ‘smelten’ van traditionele
‘vastigheden’ die het leven zekerheid verleenden, bijvoorbeeld het huwelijk.
• “Een samenleving waarin de condities sneller veranderen dan de tijd die nodig is om gedrag
te verankeren in gewoontes en routines” (Boutellier, 2008, p. 264).
• Wie vertelt je wat je moet doen? “Het is toch JOUW leven?!”
3