Hoorcollege 2
PART 1
Persoonlijkheidskenmerken voorspellen veel HRM of OB gerelateerde resultaten, zoals prestaties,
OCB, CWB, carrièresucces en promoties.
Persoonlijkheid is een belangrijke selectietool. Organisaties testen de persoonlijkheid van
toekomstige werknemers. Zo worden de beste personen gevonden die matchen met wat gevraagd
wordt op het werk in een organisatie.
Persoonlijkheidskenmerken liggen ten grondslag aan attitudes, percepties en gedragingen.
Persoonlijkheid beïnvloedt de manier waarop we op het werk omgaan met eisen en wat dagelijks van
ons gevraagd wordt. Een hogere fit tussen de werknemer en functie of organisatie zorgt voor hogere
tevredenheid en prestaties.
Persoonlijkheid = Eigenschappen die onderscheidend en relatief stabiel zijn en verschillen tussen
personen.
Belangrijkste aspecten van persoonlijkheid:
- Persoonlijkheid is bepaald door genen en de interactie tussen de genen en de omgeving. Dit
is het interactie perspectief.
- Persoonlijkheid is relatief stabiel.
- Persoonlijkheid heeft betrekking op de natuurlijke neigingen om onbepaald gedrag te laten
zien.
- Persoonlijkheid komt goed naar voren in zwakke situaties. Bij een sterke situatie bepaalt de
situatie het gedrag. Terwijl in een zwakke situatie het gedrag door de persoonlijke
eigenschappen wordt bepaald.
Sterke situatie (Rood stoplicht) :
- Rollen zijn duidelijk gedefinieerd en verdeeld.
- Duidelijke regels en men weet wat er wordt verwacht.
- Gedrag leidt tot straf of beloning.
Zwakke situatie (Oranje stoplicht) :
- Rollen zijn niet gedefinieerd en verdeeld.
- Weinig regels.
- Onduidelijk welk gedrag tot straf of beloning leidt.
Hippocrates (400 voor Christus)
Hij vond dat de persoonlijkheid afhankelijk was de hoeveelheid lichaamssappen die iemand heeft.
- Personen die veel slijm hebben, zijn kalm.
- Personen die veel gele gal hebben, zijn snel geïrriteerd.
- Personen die veel bloed door hun lichaam hebben lopen, zijn optimistisch.
- Personen die veel zwarte gal hebben, zijn depressief.
Later is gebleken dat lichaamssappen totaal niet van invloed zijn op de persoonlijkheid. Daarnaast
bestaat de mensheid niet uit vier soorten personen.
Sheldon (1940)
Hij beweerde dat de lichaamsbouw iets zegt over de persoonlijkheid.
- Een endomorph is een persoon die iets gezetter en kleiner is. Deze mensen zijn meer relaxed,
sociaal, tolerant en vredig.
- De mesomorph zijn de gespierdere mensen. Deze mensen zijn actief, assertief, krachtig en
strijdlustig.
, - De ectomorph zijn de dunnere lange mensen. Deze mensen zijn rustig, kwetsbaar, ingetogen
en gevoelig.
Deze methode klopt ook niet, maar soms zien we het terug in het dagelijks leven.
Mensen zijn niet in te delen in een bepaald aantal categorieën. Persoonlijkheid bestaat uit vijf of zes
losse eigenschappen. Deze eigenschappen zijn onafhankelijk. Daarom is het onmogelijk om mensen
in te delen in een bepaald aantal categorieën.
Galton (1884)
Hij maakt de eerste stap in de juiste richting. Hij heeft de lexical hypothese opgesteld. Volgens deze
hypothese zullen alle relevante individuele verschillen uiteindelijk in onze taal terecht komen. Als we
willen weten wat persoonlijkheid inhoudt, moeten we naar het woordenboek kijken.
Allport en Odbert (1936)
Zij hebben het woordenboek doorgespit en hebben alle woorden eruit gehaald die te maken hadden
met persoonlijkheid. Dit zijn 18000 woorden. Uiteindelijk hebben ze dit teruggebracht tot 4500
persoonlijkheidstrekken. Na meer onderzoek is dit uiteindelijk teruggebracht tot de Big Five.
Big five
Openness = Openheid voor ervaringen
High = Open minded, intellectueel, nieuwsgierig, kunst en boeken.
Low = Nuchter en staan niet open voor nieuwe ideeën.
Conscientiousness = Consciëntieus
High = Georganiseerd, planning, zelfdiscipline, leveren goed werk af.
Low = Rommelig, minder betrouwbaar bij het afleveren van werk.
Extraversion = Extraversie
High = Sociaal, assertief, staan graag in het middelpunt en krijgen
energie van sociale contacten.
Low = Geen energie van sociale contacten, minder sociaal en terughoudend.
Agreeableness = Sociabiliteit
High = Samenwerken, mild, tolerant, coöperatief.
Low = Minder waarde voor het samenwerken en gaan er snel tegenin als ze er niet mee eens zijn,
minder tolerant.
Emotional stability / neuroticisme = Emotionele stabiliteit
High = Kalm, tevreden en reageren niet heftig op stress.
Low = Neurotisch, angstig, bang, heftige reactie op stress.
Openheid
Positief verband = Trainingsprestatie, ze leren snel. Het kunnen
omgaan met veranderingen en ontslag. Ze zoeken snel verder
naar een nieuwe baan.
Consciëntieus
Positief verband = Training en werkprestatie, leiderschap.
Extraversie
Positief verband = Werkprestatie en leiderschap. Dit is
belangrijk bij sociale functies zoals verkoop of leiderschap.