Stoornissen in de taalontwikkeling
HC 1 H0: Inleidend college
Wat moet je weten:
-Verschil tussen logografisch, alfabetisch en syllabische taal en waarom kiezen we voor zo’n
systeem? (H7)
-Wat zijn grafemen, fonemen en allofonen, wat is het onderscheid dus de terminologie?
-Waarom is lezen zo moeilijk? *
-Procesmodel en Dual Route Model goed leren! (vragen op tentamen)
-Definitie van dyslexie weten (SDN), verschillen tussen DSM en SDN en de anderen.
Voorbeeldvraag: Dual Route Model: iemand met dyslexie, welke route vinden zij lastig?
Alfabetisch principe: Keuze schrift
De keuze van een schrift wordt bepaald aan de hand van 2 belangrijke factoren:
1) grenzen van het menselijk geheugen
Je kunt veel onthouden maar er zijn grenzen; je kunt maar een X-aantal woorden
onthouden en voor elk woord een plaatje kun je nooit allemaal onthouden, terwijl
wanneer je een woordbeeld op moet slaan en je de letters kent is het geen probleem
2) hoe klankgroepen in een taal zijn opgebouwd
De ene taal is de andere niet, de structuur van lettergrepen kan verschillen
Logografisch schrift
Elk woord wordt weergegeven door een abstract symbool. Je kunt minder woorden
onthouden, want elk woord heeft een ander plaatje dat gekoppeld moet worden.
Het is heel basaal. Dit zijn al 12 tekens, en dan kun je nog maar zoiets kleins aangeven.
Syllabisch schrift
Elke lettergreep wordt weergegeven door een abstract symbool. Bij een klein foutje kun je al
heel iets anders schrijven perongeluk.
Aziatische talen hebben het syllabisch systeem en gebruiken hierbij de fonologische
structuur. De structuur van de lettergrepen is veel eenvoudiger dan in Westerse talen met
het alfabetische systeem: MKMK --> elke klankgroep of syllabe een eigen teken.
,Alfabetisch schrift
Het Latijnse schrift (13e eeuw voor Christus). Uitgaande van het fonologisch principe, dus we
koppelen een klank aan een letter.
Elk foneem wordt weergegeven door een abstract symbool, zodat het probleem van het
menselijk geheugen minder groot is.
Westerse talen hebben het alfabetisch systeem waarbij ook zij de fonologische structuur
gebruiken. De woorden zijn veel complexer: je kan een woord hebben met alleen een K, MK,
MMK tot MMMKMMM.
Nadelen van het alfabetisch systeem:
-Fonemen in een woord zijn moeilijk te onderscheiden wanneer iemand niet geletterd is
(hoe leg je uit dat een woord als ‘roos’ bestaat uit 3 delen aan iemand die niet geletterd is?)
-Fonemen zijn geen realiteit maar een abstracte linguïstische eenheid
Medeklinkers zijn niet afzonderlijk uit te spreken
Woorden zijn perceptueel één geheel (of lettergreep) en je gebruikt ze niet los
-Geheugenprobleem (efficiëntie) is opgelost maar nu is er een perceptueel probleem (in NL
geen probleem want elk kind leert lezen in groep 3)
Fonemen, allofonen en grafemen
Bij het alfabetisch schrift wordt er uitgegaan van de kleinste betekenis onderscheidende
componenten; de fonemen (34 stuks). Het is een artefact van het alfabetisch systeem.
Allofonen zijn uitspraakvarianten maar hebben geen betekenis onderscheidende functie
Elk foneem heeft allofone variaties (bijv. dialecten, regiolecten)
Een grafeem is het teken dat staat voor een klank (niet hetzelfde als een letter)
Neem bijvoorbeeld het foneem ‘r’ in het Nederlands, we kennen 3 verschillende soorten
allofonen: de huig r, de Gooische r en de tongpunt r.
/ij/ is een grafeem en bestaat uit 2 letters. Het NL heeft 34 fonemen en daarvoor 26 letters
Zonder schriftsysteem zou er zelden behoefte bestaan aan het bewust onderscheiden van
klanken.
Een foneem bestaat in de spreektaal eigenlijk niet, want we hebben het zelf bedacht. Je bent
er pas bewust van tijdens het lezen, niet tijdens het spreken.
Waarom is lezen zo moeilijk?
Lezen is geen letter-voor-letter proces (je ziet woorden, niet losse letters)
Spreken is geen klank-voor-klank proces (je spreekt niet alle klanken voor zich uit)
Er is geen één-op-één relatie tussen klank en letter. Bijvoorbeeld de klank is /ee/ of /e/ maar
het wordt aangegeven met dezelfde letter, je moet dus leren aanvoelen hoe de verschillende
/e/ moet worden uitgesproken.
Het is dus lastig om spraak om te zetten naar schrift. De spraak bestaat niet uit klanken maar
uit lettergrepen: “Ik werk eraan” -> “Ik-wer-ku-raan”
Er is een groot verschil tussen de Engelse en de Nederlandse orthografie. NL is transparant;
de relatie tussen klank en letter is veel meer één-op-één en dus makkelijker te leren;
ondanks het leren van de verschillende fonemen. Engels heeft een diepere orthografie:
“Dearest creature in creation, I will teach you in my verse, Just compare heart, beard and
heard, Dies and diet, lord and word, ...”
,Hoe leer je lezen?
Geen consensus over maar wel veel verschillende theorieën/procesmodellen over leesroutes
Procesmodel (Van der Leij, 1998 naar Struiksma: Opbouwmodel)
Route 1: Indirecte woordherkenning via volledige verklanking
Route 2: Indirecte woordherkenning via visuele synthese
Route 3: Directe woordherkenning op basis van woordspecifieke kennis
In dit model zie je hoe kinderen woorden leren lezen.
Route 1 (langste route): je ziet ‘tien’ staan en de leerling ziet 3 verschillende segmenten:
/t/ /ie/ /n/. Dan vindt er klank-tekenkoppeling plaats en de leerling hoort /t/ /ie/ /n/. En dan
is de leerling door ‘hakken en plakken’ in staat om tien te zeggen.
Route 2 (gevorderde stap): De leerling herkent /ien/ al omdat ze bijv. het woord /zien/ al
kent. Daar wordt de /t/ nog aan gekoppeld en dit wordt ook omgezet en leest het kind tien
Route 3 (directe route): woordspecifieke kennis. Het woord is al gekend en wordt opgehaald
uit het semantisch systeem.
Dual Route Model (Coltheart, 1978)
Sinds de opkomst van de cognitieve psychologie zijn er veel theorieën ontwikkeld over hoe
het leren lezen tot stand komt. De meest aanvaarde theorie is het Dual-Route model.
Volgens hem zijn er twee mentale routes die tot de herkenning van een woord leiden.
Indirecte route
Er is een indirecte route, waarbij de lezer de grafemen van een woord stuk voor stuk omzet
in fonemen (hak en plak werk, bij goed lezen in 1 x maar moet alsnog omgezet worden). De
foneemreeks geeft aanleiding tot fonologische activatie in het mentale lexicon (een soort
woordenboek), die op zijn beurt aanleiding geeft tot activatie van de betekenis van het
woord. Hierbij speelt het fonologische aspect dus een fundamentele rol.
Via je de indirecte route lees je woorden die je niet kent en onzinwoorden. Daardoor speelt
fonologisch aspect een grote rol.
, Directe routes:
1) Semantisch-lexicaal (begrijpend lezen, via semantisch lexicon om het woord van de
betekenis op te halen (dus wel betekenis oproepen))
2) Nonsemantisch-lexicaal (bekende woordbeelden, dus aan het woordbeeld genoeg maar
hierbij roep je niet de betekenis op)
De tweede, lexicale of directe route, bestaat uit het direct herkennen van een woord. Er
wordt direct een link gelegd tussen het geschreven woord en een betekenispresentatie in
het mentale lexicon (een woordbeeld). Dit gebeurt zonder tussenkomst van de fonologie.
Aangenomen wordt dat met het toenemen van de leeservaring het lezen verschuift van een
fonologische naar een lexicale wijze, van de indirecte naar de directe route.
Zowel de indirecte en directe route gebruik je bij het hardop lezen, maar bij de ene lees je
ook om het begrip te hebben.
Bij grafeem-foneem conversie altijd de indirecte route lezen; woorden die je niet kent en wel
verklankt of nonsens of pseudowoorden. Je kunt daarbij geen betekenis koppelen dus je
moet dan echt fonemen en grafemen koppelen.
“Dual Route Theory” = tweewegentheorie
Directe route:
-Verklanken van onregelmatige woorden (chef, journaal)
-Betekenis van gelijkluidende woorden (wei, wij)
Bij wei en wij heb je het semantisch lexicon echt nodig omdat je de juiste moet ophalen
Indirecte route:
-Verklanken van nonsens-/pseudowoorden of onbekende woorden (ruts, peutjulgroes).
Je kent ze niet dus je moet echt de grafemen fonemen koppelen omdat je er geen betekenis
aan kunt koppelen.
Beide routes:
-Regelmatig gespelde woorden (dak, tak, pak, bak)
-Hoog frequent (programma)
-Laag frequent (harmonie)
Geoefende lezers die veel woorden kennen lezen veelal via directe routes.
Begrijpend lezen gaat via het semantisch systeem omdat je alle betekenissen nodig hebt.
Wanneer je een tekst leest en er niets van opslaat ben je met andere dingen bezig.
Nonsens woorden zijn woorden die geen betekenis hebben maar wel zouden kunnen bestaan
volgens de regels van het Nederlands.