Arresten verbintenissenrecht 2
Week 1
HR 8 januari 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4306, NJ 1982/614, Natronloog
Een schoonmaakster vindt een onbekende vloeistof in gebouw dat zij schoonmaakt. Zij
plaatst emmer in een vuilniszak naast de weg. Als de vuilnisman de vuilniszak in de
vuilniswagen werpt gaat het mechaniek dat het afval vermaalt in werking. Daarmee knapt de
emmer en de vuilniszak en spuit de vloeistof in het oog van de vuilnisman en hij raakt blind.
HR: de schoonmaakster heeft maatschappelijk onzorgvuldig gehandeld, sprake van
gevaarzetting. Zij had de zak alleen aan straat mogen zetten wanneer ze weet of gegronde
redenen heeft dat de emmer met vloeistof niet gevaarlijk was of wanneer ze de zak onder
toezicht zou hebben gehouden. Ze had onderzoek moeten doen of er vanuit moeten gaan
dat de vloeistof gevaarlijk was.
Deze rechtsregel geldt voor alle chemische stoffen
HR 22 april 1994, NJ 1994/624, Taxusstruik
Gaat om een eigenaar van een weiland dat omheind is en paarden lopen. Aan het weiland
grenst tuin van de buurman. Deze buurman gooit taxus op een afvalhoop aan de rand van
de tuin dat aan het weiland grenst. De paarden eten dit door of over de omheining heen en
overlijden. De buurman wist niet dat taxus giftig is voor paarden
HR: buurman niet aansprakelijk voor overlijden paarden omdat hij giftigheid van taxus voor
paarden niet kende en ook niet hoefde te kennen. Er wordt van de buurman niet verwacht
dat hij eerst op onderzoek uitgaat om te kijken of taxus giftig is voor paarden. Het is geen feit
van algemene bekendheid en daarom is er geen sprake van gevaarzetting waarvoor
buurman aansprakelijk is. Daarbij is belangrijk tot welke kring de dader hoort. Als dader bv.
Dierenarts zou zijn geweest, dan zou HR wel hebben veroordeeld tot betalen
schadevergoeding omdat dierenarts hoort te weten dat taxus giftig is.
Deze rechtsregel geldt voor natuurlijke producten
HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966/136, Coca Cola-Duchateau
(Kelderluik)
In het kelderluik-arrest heeft HR criteria ontwikkeld waarvan kan worden bepaald of er
sprake is van gevaarzetting en daarmee maatschappelijk onzorgvuldig handelen. Bij
gevaarzetting wordt er een groter gevaar in het leven geroepen, dan waarop normaal mens
bedacht hoeft te zijn. Om te bepalen of die gevaarzetting onrechtmatig is gebruik je de
Kelderluikcriteria. Het Kelderluik-arrest is het basisarrest. Veel andere arresten vallen hierop
terug en lichten criteria nader toe. Waar ging het om?
Medewerker van café de Munt in Amsterdam had kelderluik open laten staan en geen
veiligheidsmaatregelen getroffen. Duchateau gaat naar de wc en ziet kelderluik over het
hoofd en valt de kelder in en heeft als het gevolg daarvan zwaar letsel.
De HR heeft 4 criteria geformuleerd:
1. De mate van waarschijnlijkheid dat de ander (=slachtoffer) onoplettend is
2. Hoe grootheid kans op schade: doordat studenten verband niet leggen met eerste
criteria worden fouten gemaakt (DUS ALTIJD KOPPELEN MET EERSTE CRITERIA).
, Door het woord daaruit, maakt HR duidelijk dat je moet redeneren uit het geval dat
iemand onoplettend is en het openstaande luik dus niet ziet
3. Ernst schade
4. Mate van bezwaarlijkheid voor het nemen van maatregelen
In zaak waarbij je slachtoffer bijstaat probeer je a.d.h.v. alle criteria zoveel mogelijk geldige
argumenten aan te voeren. Alle vier meenemen en hangen met elkaar samen.
Daarbij geldt:
- hoe gevaarlijker, hoe groter zorgplicht
- hoe ernstiger schade, hoe groter zorgplicht (letsel ernstiger dan beschadigde zaak)
- hoe groter kans op schade, hoe groter zorgplicht
- hoe minder bezwaarlijk de voorzorgsmaatregelen zijn, hoe groter zorgplicht
- hoe groter zorgplicht, hoe sneller iemand aansprakelijk is en schadevergoeding
verschuldigd is
Deze rechtsregel gebruik je als het gevaar bekend is
, Week 2
Hoge Raad 9 december 1994, NJ 1996/403, Zwiepende tak
Gaat over aansprakelijkheid voor letselschade uit onrechtmatige daad. De vraag is of de
gedragingen van Werink als onrechtmatige daad kunnen worden aangemerkt en de
aansprakelijkheid bij hem ligt.
Rechtsregel: De vraag of iemand voor een bepaald gevolg, ontstaan door een gedraging van
deze persoon, aansprakelijk is, hangt af van de mate van waarschijnlijkheid dat het ongeval
zich zou voordoen.
Vier vrienden maakten een wandeling door een bos. Werink geeft op een gegeven moment
een schop tegen een tak, die terugzwiept en in het oog van Hudepohl recht komt (hij loopt
achter Werink). Hudepohl verliest hier door een oog en wil de schade verhalen op Werink,
maar de verzekering van Werink erkent die schade niet.
Hudepohl vordert schadevergoeding wegens onrechtmatige daad bij de rechtbank. De
rechtbank wijst de vordering af, maar het Hof wijst de vordering toe.
HR: de gedragingen van Werink zijn slechts onrechtmatig indien de mate van
waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot was, dat Werink zich
van dat gedrag had moeten onthouden. Werink had zich dus van de gedragingen moeten
onthouden als dat hij wist dat tegen een tak trappen zware letselschade zou veroorzaken bij
Hudepohl. Er is echter niet genoeg bekend over de feitelijke toedracht van het ongeval. Er
kan niet worden vastgesteld of de zorgvuldigheidsnorm is overtreden, dus is Werink niet
aansprakelijk en hoeft hij de schade van Hudepohl niet te vergoeden. De HR bekrachtigt het
vonnis van de rechtbank en vernietigt het arrest van het hof.
HR 19 oktober 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1456, NJ 1992/621, VR 1991/21, Tennisbal
Het enkele feit dat een gedraging wegens een ongelukkige samenloop van omstandigheden
voor letsel bij een andere deelnemer zorgt, betekent niet dat deze gedraging automatisch als
onzorgvuldig kan worden bestempeld. Een spelsituatie lokt namelijk bepaalde gedragingen
uit, waarmee men rekening dient te houden. Gedragingen die buiten de spelsituatie als
onvoorzichtig en onrechtmatig (kunnen) worden bestempeld, hoeven dit binnen de
spelsituatie niet te zijn.
Twee mannen speelden een potje tennis op een tennisbaan. Tijdens de pauze slaat X nog
een paar ballen naar de andere kant, waar Y op dat moment stond. Deze ziet de ballen niet
aankomen en loopt letsel op aan zijn rechteroog, waardoor hij daarmee niet meer kan zien. Y
stelt dat X onzorgvuldig heeft gehandeld wegens het slaan van de ballen tijdens de pauze en
dat X derhalve een onrechtmatige daad jegens hem heeft gepleegd
Rechtsregel: Heeft X onzorgvuldig gehandeld wegens het slaan van tennisballen tijdens de
pauze en heeft hij daarmee een onrechtmatige daad gepleegd? Nee, het betreft hier een
ongelukkige samenloop van omstandigheden, er is geen sprake van grove onzorgvuldigheid
of opzet. X en Y bevinden zich in een spelsituatie. Een tennisspel lokt bepaalde gedragingen
uit, waar spelers rekening mee moeten houden. Waaronder het af en toe misslaan van
ballen. Dit kan niet als onzorgvuldig worden gekwalificeerd op de enkele grond dat hierdoor
wegens een ongelukkige samenloop van omstandigheden bij een andere deelnemer voor
letsel wordt gezorgd.