Hoorcolleges Europees Recht (online)
Week 1 – Europese integratie: Geschiedenis en stand integratie
Europese Unie beproefd door Brexit. Politieke, economische en juridische onzekerheid. Druk op
eenheid van GB, door bijv. Schotland die dan los wil. Ook binnenlandse spanning in Londen, tussen
blijvers en de vertrekkers. Hoe de ‘echtscheiding’ gaat uitpakken – art. 50 VEU. Zorgen ook over
Ierland, dat vredesproces in gevaar komt.
Onzekerheid verder aangejaagd door Trump. Dubbele klap aan buitenlandse politieke elite.
Verontrustend: Ferage was eerste Europese bezoeker aan Trump na verkiezing en hij was Britse
(clown/ xenofoob) – idee dat andere landen volgden in Brexit.
I – Intro: recht en politiek
Brexit – onduidelijk hoe het af gaat lopen. Positief recht: de wet is de wet, regels zijn regels. Maar:
elke wet is ontstaan – ontstaansgeschiedenis is belangrijk voor begrijpen wet. En: elke wet kan
worden gewijzigd (of verdwijnen). Twee soorten activiteiten die hiermee samenhangen:
Regels instemmen, wijzigen – domein politiek
Regels uitvoeren, handhaven, interpreteren – domein ambtenarij & rechterlijke macht
Regelmakers vs. Regeltoepassers.
Kiezers maken ook (indirect) deel uit van het recht maken, door te kiezen.
Wie maakt er Europees recht – d Europese politici.
Het recht heeft altijd te maken met de wereld buiten het recht – het in goede banen leiden.
Europees recht probeert de krachten van de verhoudingen tussen Europese staten een vorm te
geven. Vooral Frankrijk en Duitsland
II – De Gemeenschap (1950-1989)
Achtergrond: 1000 jaar grensverschillen, oorlog en wijziging grenzen. Na 1945: het moet anders.
Twee projecten:
1. Churchill in Zurich – befaamde toespraak 19 sept 1946. Heeft het over een familie van Europa /
‘Verenigde Staten van Europa’. Mondt uit in Raad van Europa 1949.
2. De Schumanverklaring van 9 mei 1950. Initiatief van Jean Monnet. Schuman heeft toespraak
gehouden om samen te werken met Frankrijk voor kolen en staal – eliminating domination. Hadden
iemand nodig in Duitsland – Konrad Adenauer > Frankrijk en Duitsland zijn buren en zullen altijd
buren blijven, dus we moeten wat met elkaar. Leidt tot Verdrag van Parijs (1951)– Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal. Revolutionaire vernieuwing. Gemeenschap betekent breuk met
bestaand internationaal recht vanwege:
1. Het Verdrag. Het recht als middel voor politiek doel
2. Instellingen, deels los van nationale regeringen (supranationaal): Commissie, Raad en Parlement.
Oorlog in Korea, paniek. Wilde snel Europees leger. Verdrag van Parijs (1952) – Europese
Defensiegemeenschap, maar is gestrand in Franse Assemblee (was idee van Frankrijk, Monnet).
Verdragen van Rome (1957) – Europese Economische Gemeenschap en Euratom.
Vanaf 1957: niet ‘hoge’ politiek (veiligheid, NAVO), maar ‘lage politiek’ (economie). Europa als
gemeenschappelijke markt. Twee aanjagers: Jan Willem Beyen en Paul-Henri Spaak.
Ontwikkeling van de markt (1958-1992). Defensie verhaal werd economisch. Fases:
1. Gemeenschappelijke markt & sectoraal beleid: Douane unie. Vier vrijheden: goederen, kapitaal,
diensten en arbeid. Handelspolitiek etc.
2. Interne markt. Europese Akte (1986) – elkaars producten aanvaarden.
Arrest: Cassis de Dijon.
Sfeer in de Gemeenschap: consensus (maar ook tegenspraak). Dwarsliggers:
, - Generaal De Gaulle (president in 1958-69): geloofde niet in wat er in Brussel gebeurde. Hij
geloofde in het Europa van de staten. Heeft supranationale doorgroei tweemaal geblokkeerd
met veto. Ook lege stoel crisis: riep Franse ambassadeur terug uit Brussel. Europa kan alleen
gebouwd op gezag, verantwoordelijkheid en actie/handelingsvermogen – dat kunnen die
instellingen niet, maar staten wel. Staten zijn legitiem.
- Thatcher – Iron Lady. Sprak over: I want my money back, schond taboe over dat het geld
gemeenschapsgeld zou zijn. Brugge rede: Eurosceptisch manifest (begint Brexit
bijna/eigenlijk).
Onder Amerikaanse paraplu werd aan gezamenlijke markt gewerkt, met steeds meer toetreders.
III – De Unie (1989/93 – heden)
1989 – De val van de Berlijnse muur. Mensen die onder communistisch regime woonden konden nu
de muur over en naar de democratie. Wel zorgen naast de blijdschap: groot Duitsland in het midden
van Europa leek zorgelijk. Russen verloren greep op heel Oost Europa – wat gaat daar mee
gebeuren? Economie instorten, burgeroorlogen? Zouden Amerikanen vertrekken en moeten we dan
voor eigen veiligheid zorgen? – Leidde tot oprichting van de Unie. Twee antwoorden op onzekerheid:
1. Oprichting Europese Unie, incl. 1 munt. Verdrag van Maastricht (1993)
2. Uitbreiding Unie met Centraal- en Oost-Europa
Hoofdrolspelers:
Helmut Kohl – Duitse bondskanselier. Greep het moment met befaamde toespraak. Wilde
eenheid, maar wist dat het moeilijk te aanvaarden was voor de rest van Europa.
Francois Mitterand – Franse tegenhanger Kohl. Lukte Mitterand om eerste weken na val van
de muur, om moment te benutten. 1989 deal tot stand met Duitsland, die toestemming krijgt
van de 11 partners voor eenheid – in ruil daarvoor gaf Kohl de Duitse mark op en steunde de
Euro.
Jacques Delors – zelfde als Mitterand: zag beweging aankomen en wilde er van profiteren.
Margaret Thatcher – wilde nee zeggen tegen Duitse eenwording, maar kon ze niet
tegenhouden. Zelfde als euro. Visie met commissie als toekomstige Europese regering,
parlement en raad van ministers. Verzette zij zich tegen.
Top van Maastricht, december 1991. Europese Unie opgericht (Unie verdrag) en Europese
Gemeenschap (Gemeenschapsverdrag) vernieuwd. Besluit tot oprichting Economische en Monetaire
Unie (incl. ingangsdatum 1999). Voor het eerst formeel afgesproken: Gemeenschappelijk Buitenlands
en Veiligheidsbeleid.
Verdrag van Maastricht:
1991 – politiek akkoord
1992 – verdrag ondertekend door ministers BuZa en financiën
1993 – inwerkingtreding (na 12 nationale ratificaties)
Na Maastricht, verfijning van instellingen en beleid: allemaal wijzigingen. Wijzigingsverdrag van
Amsterdam (1997), van Nice (2001). Verdrag tot instelling v/e Europese Grondwet (2004) – maar is
niet doorgevoerd. Wijzigingsverdrag van Lissabon (2007) – parlement wordt mede wetgever en
Europese Raad krijgt ene vaste voorzitter.
Qua instellingen blijven de regelmakers uit de Gemeenschap: Commissie, Raad, Parlement en Hof
van Justitie. Parlement krijgt een nadrukkelijkere rol: vertegenwoordiging burgers. Ook Europese
Raad (handelingsvermogen). En Centrale Bank.
Naar Europese Raad sturen wij onze premier. Sommige landen sturen president > staatshoofd.
6 stichters: Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Nederland en Luxemburg.
Toetreders:
1973: GB, Denemarken, Ierland
, 1981: Griekenland
1986: Portugal, Spanje
Stichters van de Unie in 1992: twaalf
1995: Oostenrijk, Finland, Zweden
Etc.
IV – Conclusies
Gemeenschap: Europa als markt
(zie slide)
Unie: Europa ook munt, grens, macht
Ook veiligheidheid
Ook gezamenlijk, snel handelen: crises met buitenland, met munt, aan grens
Europa raakt bijna alle vlakken nu.
Week 2: Instellingen, rechtsbronnen en wetgeving in de EU
Instellingen: wie mag namens de EU handelen?
Bevoegdheden: wat mag de EU doen?
Wetgeving en instrumenten: hoe handelt de EU?
Art. 13 VEU: EU instellingen: Europees Parlement, Europese Raad, Raad, Europese Commissie
(“Commissie“), Hof van Justitie van de Europese Unie, Europese Centrale Bank en Rekenkamer.
Alle artikelen na 13 gaan over deze instellingen.
Het Europees Parlement
Zit zowel in Straatsburg, als in Brussel. Is veel kritiek op, maar Frankrijk wil niet wijzigen.
Direct verkozen sinds 1979. Sinds Lissabon: 750 leden plus president. Minimaal 6, maximaal 96 per
land – NED: 26 zetels (na Brexit er drie bij).
‘vertegenwoordigers van de burgers van de Unie’
Naar partijen in fracties geordend (niet naar landen).
Kernbevoegdheden (art. 14(1) VEU):
Medewetgever
o Gewone wetgevingsprocedures
o Bijzondere wetgevingsprocedures
Zit op de schatkist: heeft budgetrecht – mee besluiten over hoe geld EU wordt uitgegeven
(art. 314 VWEU);
Politieke controle (o.a. debat, benoeming en ontslag van functionarissen).
De Europese Commissie
Art. 17 VEU. Zit in Berlaymont gebouw, heeft iconische waarde voor de EU – is een beetje het
symbool van Europa.
Spreken voor Europa, voor de EU zelf – vertegenwoordigen het belang van de EU.
President van de Commissie (Juncker). Hoge vertegenwoordiger voor buitenlands beleid, Mogherini
(18 VEU, vicepresident). Eerste vicepresident; Timmermans.
College van Commissarissen (28: Een Commissaris per Lidstaat). Cabinets (7/8 per Commissaris). 40
Directoraten-Generaal (25.500 in dienst). Er is niet voor elke Directoraat-Generaal een commissaris.
Benoeming (art. 17(7)) VEU – is kritiek op, dat niet verkozen is. Maar:
- President: ‘Verkozen’ door EP op basis van voorstel Europese Raad (Spitzenkandidaten)