Samenvatting Romeins Recht
Week 1: Aard van de persoonlijke rechten
De Romeinse procedure begint met de gang naar de Praetor = Romeinse magistraat die direct in rang
na de consuls belast is met de administratie van het recht. Hij schreef op zijn album (schutting) alles
wat er beschermd werd, je kon dus alleen zeggen dat je recht op iets had, als datgene op het album
stond. In Rome in het midden van het Forum Romanum zat de Praetor. Om te procederen moest je
naar de Praetor en daar een formulier ophalen – Praetor is geen rechter, maar stuurt door na de
rechter nadat de klacht op juiste wijze is geformuleerd. Het formulier is een instructie aan de rechter
om de zaak/feiten in te vullen – het juridisch kader en rechtsmiddelen staan op formulier, de
‘leken’rechter vult de feiten in dit kader in.
Belangrijkste indeling in alle rechtsvorderingen is die in twee soorten: zakelijk en persoonlijk. Deze
Romeinse gedachte heeft een enorme impact gehad.
Zakelijke rechten: rechten die rusten op een zaak, bijv. eigendom op een reader. Kan je tegen
eenieder inroepen/ geldig maken. Het recht dat op die zaak rust volgt de zaak ook (zaaksgevolg /
droit de suite). Wordt ook wel absoluut recht genoemd.
Persoonlijke rechten: rechten die je hebt tegen een bepaalde persoon, door het sluiten van een
verbintenis. Consequentie: kan je alleen inroepen tegen de persoon met wie jij de verbintenis hebt
gesloten. Belangrijke regel: verbintenissen gelden alleen tussen partijen.
Opvolging onder algemene titel (OOAT): het hele vermogen gaat over naar een andere persoon,
zowel plichten als rechten (bij fusie, splitsing en erfopvolging). Treedt in schoenen van de erflater.
Opvolging onder bijzondere titel (OOBT): een bepaald deel van het vermogen gaat over, bijv. bij
overdracht. A sluit ovk met B tot levering – B krijgt goed door overdracht.
Vermogensrecht wordt opgedeeld in: verbintenissenrecht & goederenrecht.
Verbintenissenrecht
Een verbintenis verplicht een partij om iets te geven/ergens voor in te staan.
Verbintenissen werken alleen tussen partijen.
Het zijn rechten tegen een persoon (iura in personam). Er geldt gelijkheid van schuldeisers. Een
verbintenis ontstaat uit rechtmatige of onrechtmatige daad.
Object = wat de partijen met elkaar afspreken. Je hebt geven/maken/presteren en instaan (borg).
Subject = de persoon, wie sluiten de ovk. Je hebt actieve zijde (crediteur) en passieve zijde (debiteur).
Goederenrecht
Gaat om rechten op een zaak (iura in re). Er is een bijzondere relatie tussen een eigenaar en een
zaak: eigendom is het meest omvattende recht en de eigenaar mag met uitsluiting van de rest van de
wereld die zaak gebruiken. Plus eigendom overdragen en beperkt recht erop plaatsen =
overkoepelend beschikken. Er geldt zaaksgevolg: derdenwerking. Als eigenaar heb je een sterke
positie in een faillissement.
Aard van verbintenissen
Verbintenis is een iuris vinculum. Vinculum is een ketting/keten/boei, rechtsband tussen partijen.
Idee verbintenis: dat je uit de boeien gaat – dat de debiteur doet wat hij moet doen = presteren /
bevrijdende betaling. Betaling is alles waarmee je van je schuld afkomt, niet perse geld.
Actieve zijde= crediteur (schuldeiser), passieve zijde = debiteur (schuldenaar).
Truc: sessiemandaat. Als je een nieuwe debiteur/crediteur in een bestaande relatie wil hebben, ben
je in beginsel aangewezen op toestemming van de andere partij (bijv. famed en de tandarts en jij).
Natuurlijke verbintenis = rechtsvordering die wel bestaat, maar als je naar de rechter stapt gaat die
geen vonnis schrijven – geen middel om iemand te dwingen dat hij gaat doen wat hij moet doen.
Schulden uit spel en weddenschap zijn wel een verbintenis en schulden (ereschulden), maar er is
1
,geen daarmee corresponderend recht tot nakoming. Is een dringende verplichting van moraal en
fatsoen. In Romeins recht vooral tussen meesters en slaven. Je kan er niet toe gedwongen worden,
maar betalen moet je wel.
Betaling aan en door een derde
Een debiteur kan alleen aan zijn eigen crediteur betalen. Een opdracht van de crediteur kan er wel
voor zorgen dat er aan iemand anders wordt ‘betaald’. De opdracht kan vooraf en achteraf zijn.
Bekrachtiging: nadat er al is afgerekend bij iemand anders zeggen: is prima zo.
Betaal je aan de verkeerde partij, dan is dat jouw probleem – betalen kan alleen aan jouw eigen
crediteur of aan iemand in opdracht van crediteur.
Iedere verbintenis kan door iedereen worden nagekomen (behalve bij persoonlijke verbintenissen).
Als debiteur raak je alleen van je schuld af als je betaalt aan degene aan wie je moet betalen. Als je
van A geleend hebt (die van B geleend heeft) en je B betaalt, dan ben je niet van je schuld bij A af.
Alternatieve en facultatieve verbintenissen
Alternatief: een verbintenis die nog vaag is; het is nog niet duidelijk wat de uiteindelijke verbintenis is
(bijv. meerdere opties; verbintenis tot leveren van paard OF koe). Er moet wel een methode zijn om
de inhoud van de verbintenis te bepalen. Je kan een termijn stellen aan degene die bepaalt wat je
moet doen. Als 1 van de twee prestaties onmogelijk wordt door overmacht (koe overlijdt), dan is B
verplicht om de tweede optie (paard) te leveren.
Facultatief: er is 1 verplichting, maar de debiteur heeft ook de mogelijkheid om bevrijd te worden
door iets anders te doen. Vb. hond prof heeft in je toga gebeten in Rome, daar moet prof
schadevergoeding voor betalen. Dat is een verplichting. Maar hij kan het leed ook anders stoppen:
door je de hond te geven, daar kan je dan mee doen wat je wilt.
Hoofdelijkheid
Ontstaat uit contract, testament, onrechtmatige daad, etc. Aan iedere crediteur geheel verschuldigd,
door iedere debiteur geheel verschuldigd. Betaling door de één bevrijdt ook de ander. Wanneer 2
partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn kunnen ze allebei voor het geheel worden aangesproken – de
onderlinge verdeling geldt alleen tussen hun.
Deelbaarheid
Deelbare verbintenissen worden bij overlijden van rechtswege verdeeld. Bijv. bij twee kinderen
waarvan ouder 10.000 is verschuldigd en overlijdt > de kinderen zijn dan elk maar voor 5.000 aan te
spreken. Ondeelbare verbintenissen blijven intact en leiden tot hoofdelijkheid. Wanneer de ouder
een object verschuldigd is, kunnen de kinderen beide voor het gehele object worden aangesproken.
Week 2: Invloed van de wil van partijen
Er zijn meerdere bronnen voor verbintenissen, een verbintenis kan ook los van de wil van een partij
staan. Een verbintenis heeft een levensduur, voor die duur zijn partijen aan verbonden.
Bronnen van verbintenissen
Verbintenissen ontstaan uit rechtsfeiten.
Blote rechtsfeiten (geboorte, overlijden) en gedragingen van rechtssubjecten:
Rechtshandelingen – op rechtsgevolg gericht, contract/consensus/wilsovereenstemming
- Wederkerige overeenkomsten – twee verbintenissen staan tegenover elkaar;
- Onvolmaakt wederkerige overeenkomsten – voorbeeld is lastgeving (wanneer kosten
worden gemaakt bij opdracht moet terugbetaald, maar geen kosten = geen restitutie);
- Eenzijdige overeenkomsten – voorbeeld: stipulatie (week 5).
Feitelijke gedragingen – gevolg is niet beoogd, maar er ontstaat wel een verbintenis
2
, - Onrechtmatige daad & delict – verbintenissen uit delict zijn niet overerfbaar
- Rechtmatige daad – quasi-contract/ verrijkingsrecht (overmaken op verkeerde rekening);
vb. zaakwaarneming en onverschuldigde betaling
Wie is in staat om een juridisch relevante wil te vormen / wie is handelingsbekwaam?
Juridische persoonlijkheid
Slavernij; slaven hebben geen rechtspersoonlijkheid, alles wat ze verwerven is van de
meester.
Vaderlijke macht (patria potestas); iedereen komt bij hem langs en hij is de enige met een
juridische persoonlijkheid. Zolang deze nog leeft heb je geen eigen vermogen en is je status
eigenlijk hetzelfde als een slaaf. Als hij dood gaat, krijgt iedereen onder hem juridische
persoonlijkheid en vermogen, ook vrouwen.
Wilsbekwaamheid
Curatele wegens stoornis (cura)
Voogdij over vrouwen (tutela) – eerst onder gezag pater familias, daarna van hun man als
nieuwe pater familias. Verandert later: langer onder gezag vader, zodra die omvalt zijn ze
‘vrij’. Stonden dan nog wel onder voogdij, maar dat stelde niet zoveel voor want gedoe dus
mannen lieten dat een beetje los.
Meerderjarigheid
Onmondigheid (infans) - kinderen zijn handelingsonbekwaam – wel kinderen van eigen recht;
je kan een baby hebben die de pater familias is. Onmondigheid = niet kunnen praten, duurt
tot 7 jaar. Na 7 wordt je impubes.
Voogdij over onvolwassene (impubes) – dit blijf je tot 12 (meisjes, want eerder verstandig) en
14 voor mannen. Dan steeds meer bevoegdheden, kunnen rechtshandelingen verrichten die
door een over hen gestelde voogd kunnen worden vernietigd.
Curatele over adolescenten (adolescentes) – kan alleen worden vernietigd wanneer heel
groot nadeel.
Wilsovereenstemming als grondslag
In Romeins recht: consensus is het belangrijkste onderdeel van verbintenissen. Eerste vraag is af
twee partijen het met elkaar eens zijn en willen overeenkomen. Als dat niet zo is, dan komt er geen
verbintenis tot stand.
Wilsverklaring
Geoorloofde inhoud, geen simulatie – ongeoorloofd (moord laten plegen) = nietig
Serieuze bedoeling, geen grap
Wil en verklaring corresponderen
Géén vertrouwensbeginsel in Romeins recht
Pas wanneer de wil wordt geuit, wordt die juridisch relevant. Grondslag contractuele binding en
aansprakelijk is dat je allebei hebt verklaard wat je wil.
Wilsovereenstemming (consensus)
Art. 6:217 lid 1 BW: “Een ovk komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan.”
Probleem: je kan niet in iemands hoofd kijken, dus iemand kan achteraf altijd zeggen: dat wilde ik
helemaal niet.
Vraag is steeds: hoe wil je risico verdelen – bij koper of verkoper in geval van nadelige gevolgen?
Wat bij vergissing: marktkoopman wist niet dat kuiken in zat en jij ook niet bij koop ei. Consensus
over iets dat niet als zodanig bestaat – volgens Romeins recht is dat geen consensus, schepen in de
nacht die langs elkaar heen varen. Dus koopovereenkomst komt niet tot stand bij ontbreken object.
Geen consensus, maar dissensus. Ruimte voor regeling van dwaling is er niet.
Dwang en bedrog
3