Samenvatting Methoden en Technieken van de
Rechtswetenschap
Week 1: Wetenschap in perspectief - Russell
Logisch positivisme
Denker: Russell
o Voorstander van combinatie deductie en inductie.
o Grondlegger verificationisme.
Positivisme: het vaststellen van feiten op basis van empirie / alleen feiten die door empirie
zijn vastgesteld zijn feiten. Zintuigen, observatie.
- Tegenhanger is rationalisme: reden.
Rechtspositivisme: de enige autoriteit is de wet zoals hij is.
Logica = modes ponens > als P dan Q – is het P dan is het ook Q.
o Deductie: van algemeen naar specifiek.
o Inductie: van het bijzondere naar het algemene.
Metafysica: bijv. wat is essentie van rechtvaardigheid of materiële objecten, wat is goed, wat
is liefde – volgens logisch positivisme is dit geen wetenschap.
Logisch positivisme = nadruk op de empirie, het hanteren van een wetenschappelijke
methode, observatie en het afleiden van theorieën.
Empirische cyclus:
Observatie: allemaal witte zwanen > inductie: alle zwanen zijn wit > deductie: alle volgende zwanen
die ik zie gaan ook wit zijn > toetsing > evaluatie > observatie.
Wanneer bij toetsing blijkt dat het niet klopt: falsificatie.
Falsificationisme
Denker: Popper
Algemene regel is slechts een hypothese, wanneer er ook zwarte zwanen zijn, dan klopt de
hypothese niet. Dus mogen we volgens Popper niet spreken van algemene regels of feiten,
want morgen kan blijken dat het niet waar is. Tot op heden nog steeds de hypothese dat
zwanen zwart of wit zijn.
Volgens Popper is er niet zoiets als de waarheid. We kennen alleen een voorlopige waarheid.
Feiten zijn absolute waarheden, dus kunnen we niet van feiten spreken.
Paradigma
Denker: Kuhn
Paradigma = samenstelling van assumpties van methoden om wetenschap te bedrijven, van
manieren om onderzoek te doen. Wordt gekenmerkt door een aantal assumpties die we voor
waar aannemen.
o Voorbeeld: eerst gingen we ervan uit dat de aarde plat was en het middelpunt van het
hele stelsel (geocentrisme; Aristoteles). Toen meerdere denkers, waaronder Copernicus
en Galileo, die zeiden dat de aarde om zijn eigen as draaide en de zon het middelpunt
was (heliocentrisme). Wissel van idee ‘aarde is plat en middelpunt’ naar heliocentrisme is
een paradigmaverschuiving (en heet Copernicaanse wending).
o Accioma = assumptie
o Postulaat = assumptie die als waarheid wordt aangenomen, maar die niet kan worden
bewezen. Bijv. de assumptie: God bestaat.
Bertrand Russell (1872-1972)
The Scientific Outlook (1931)
1
, Wetenschap (wat volgens Russell de empirische cyclus is) begint volgens Russell bij Galileo, omdat hij
de eerste was die begon met het toetsen van hypotheses. De Grieken deden vooral aan deductie –
experimenten waren arbeid en dat was voor de armen, ze filosofeerden alleen en leidden af uit de
ratio. Deductie wordt vooral gebruikt in de geometrie, het recht en de theologie. De Grieken gingen
wel empirisch te werk met astronomie.
Generalisatie mag, maar voorzichtig en niet overhaast. Is wel nodig, want onderdeel van de methode
inductie, die onderdeel is van de empirische cyclus. Alleen generaliseren op basis van veel
verschillende feiten en met de mogelijkheid om het later te specificeren.
Wetenschap is onnatuurlijk voor de mens, want mensen worden geleid door wensopvattingen,
waardoor we niet helemaal objectief zijn, terwijl wetenschap wel objectief is. Ook: mensen hebben
de tijd niet om werkelijk alles te gaan observeren.
Arabieren: experimenteerden wel en hebben veel bronnen / resultaten bewaard, waardoor kennis
bewaard bleef – zijn belangrijk geweest voor overdracht wetenschappelijke kennis.
Montaigne: hield zich heel erg bezig met het zoeken naar feiten, vond die vooral heel interessant
wanneer deze het tegendeel bewezen (zelfde idee als Popper - falsificationisme). Verzette zich tegen
generalisering en was niet consistent in zijn opvattingen.
Newton: deed aan inductie – probeerde voor wat hij observeerde een algemene regel te vinden.
Darwin: evolutie > ging in tegen het beeld van religie dat God de mens heeft geschapen. Ging radicaal
in tegen het woord van God.
Religion and Science (1935)
Definitie van wetenschap: stukje cyclus van observatie, inductie en deductie. Sterke nadruk op het
element van voorspelling.
Verschil tussen wetenschap en religie: wetenschap is beproevend, altijd in ontwikkeling, steeds bezig
met de empirische cyclus. Religie niet, die staat vast. Religie proclameert waarheid te zijn,
wetenschap niet.
Religie en wetenschap hoeven niet in conflict te zijn: op het moment dat het gaat om een
persoonlijke beweging, ‘way of feeling’, dan kan daar wetenschap niet over gaan want dat is
objectief. Hier kan religie wel aanwezig zijn.
Week 2: Demarcatie van wetenschap – Hospers & Clifford
Vork van David Hume (1711-1776)
Matters of fact
Stel je vast door wetenschap: empirisme (observatie/waarneming). Gebaseerd op
waarneming, ervaring; oorzaak en gevolg relaties.
A posteriori (na de waarneming)
Vb. (natuurwetenschappen,) sociale wetenschappen – bestaat alleen omdat er mensen
bestaan, gebonden aan het feit dat wij hier zijn.
Uitspraak vb: het regent buiten. Je hebt waarneming nodig alvorens je die uitspraak kan doen,
dus je moet dan eerst naar buiten kijken/lopen om vast te stellen. Dus die uitspraak heeft pas
betekenis nadat je het hebt waargenomen. Je kan wel zeggen: het regent buiten, maar zonder
waarneming heeft dit geen betekenis.
Relations of ideas
Rationalisme
A priori (voorafgaand aan de waarneming)
Vb. wiskunde, filosofie
Uitspraak vb: 1+1=2. Heb je geen waarneming voor nodig om het vast te stellen. Net als: alle
vrijgezellen zijn ongetrouwd. Als je weet wat vrijgezel betekent en wat trouwen betekent, dan
maak je de relatie tussen die twee. Deze stellingen hebben al betekenis wanneer je ze zegt.
2