Hoorcolleges Materieel Strafrecht
Week 1: Inleiding
Wat is materieel strafrecht?
Het deel dat gaat over aansprakelijkheid. Wanneer iemand gestraft kan worden, onder welke
omstandigheden en binnen welke grenzen. Aansprakelijkheid voor een strafbaar feit, die kan worden
gevestigd bij een natuurlijk persoon, maar ook rechtspersoon. Aansprakelijk voor overtreden
strafrechtelijke norm, voor wederrechtelijk handelen.
Vormgeven in eerste plaats via strafbaarstellingen (komt volgende week). Algemene leerstukken
hebben overlap, zoals strafuitsluitingsgronden en schuld.
Verhouding materieel en formeel (strafprocesrecht) strafrecht. Materieel is afhankelijk van
procesrecht. Daarmee verschil met burgerlijk recht. Geen rechter nodig om een overeenkomst te
sluiten. Voor strafrecht: wil je straf kunnen opleggen, dan kan dat niet zelf (niet de bedoeling), de
staat kan gevangenisstraf, geldboete of taakstraf opleggen, maar pas als er een proces is geweest
waarin de schuld is vastgesteld. Kunnen vaststellen aansprakelijkheid kan alleen via strafprocesrecht.
Bronnen van materieel strafrecht
Verdragen (bijv. legaliteitsbeginsel in EVRM)
Internationale regelgeving (bijv. Richtlijnen en Verordeningen EU)
Wet: commuun vs. Bijzonder strafrecht
o Commuun = Wetboek van Strafrecht
o Bijzonder = de rest (inclusief lagere wetgeving – bijv. Opiumwet, Wegenverkeerswet)
Rechtspraak: nationaal en internationaal
o Nationaal: met name Hoge Raad
o Internationaal: EHRM, Hof van Justitie EU
Veel rechtspraak voorgeschreven – wet heeft primaat, maar wet zegt niet zoveel, dus met name bij
rechtspraak is materiele strafrecht verder vormgegeven. Bijv. bij causaliteit, opzet en schuld (culpa),
ook deelneming.
Herkomst van materiële strafrecht (geschiedenis)
Strafrecht is jonger dan privaatrecht. Privaatrecht komt uit Romeinse recht. In steden vanaf 11 e eeuw
kwam strafrecht op, want wilden daar openbare orde handhaven.
Pogingen tot uniformering, want overal net verschillen. Door Franse Revolutie vooruitgang hierin.
Nieuwe staat: Bataafse Republiek, die gaat op zoek naar een ander recht. Geïnspireerd door Fransen,
die hebben wetboek van strafrecht, dus komt beweging die zegt dat NL dat ook moet hebben. Wordt
in grondwet (Staatsregeling) vastgesteld – art. 28 waarin staat dat wetboek over lijfstraffen komt.
Maar lukt niet. Er is veel discussie of het er moet komen, en hoe het er anders uit moest zien. Dan
komt Napoleon aan de macht, die zet regering af en maakt zijn broer koning van Holland. Dan weer
commissie, en dan lukt het wel in 1809. Maar duurt maar 2 jaar. Na onafhankelijkheid bleef Code
Pénal van kracht, met enkele aanpassingen zoals geen jury, en extra dingetjes zoals strafbaar stellen
zwaaien met je zwaard boven het hoofd. Nieuwe belofte voor nieuw wetboek. Eindeloos ontwerpen
in de prullenbak. Was probleem omdat de grondwet een nationaal strafrecht wetboek eiste, maar
ook omdat Code Pénal niet werd gewaardeerd.
1886 lukte het wel – Wetboek van Strafrecht dat we nog steeds kennen, al is het flink veranderd.
Rechter kreeg veel vrijheid en vertrouwen. Geen staatsalmacht: staat staat op de achtergrond, dringt
niet te veel in in leven van mensen, vrijheden moeten worden gerespecteerd.
Ontwikkelingen sinds totstandkoming:
, - We zijn gaan nadenken over wederrechtelijkheid. In welke omstandigheden wel en niet
strafbaar?
- Deelneming: o.a. medeplegen. Ook daderschap: wie zijn eigenlijk daders? Was bij
totstandkoming alleen natuurlijke personen. Nu zelfs meer richting AI – vraag of zelfrijdende
auto strafbaar kan zijn.
- Meer aandacht voor schuld: wanneer is persoon aansprakelijk voor strafbaar feit? Puur
omdat is gepleegd, of ook verwijt nodig? Arrest Melk en Water.
- Opkomst voorbereidingshandelingen, poging. Nu op zoek naar ondergrens hiervan.
Rechtvaardiging materiële strafrecht
Regels voor aansprakelijkheid kunnen voor burgers heel indringend zijn, zoals doodstraf. Maar ook
levenslang opsluiten, forse geldboete, voorwaarden opleggen waardoor ze niet meer in een
bepaalde woonwijk mogen komen. Dus niet vanzelfsprekend om zomaar een straf op te leggen. Straf
ja, maar niet tegen elke prijs. Strafrecht gaat om welke prijs je wil betalen.
Schilderij Constant: persoon in het midden in het wit is de verdachte (onschuldig totdat schuld is
bewezen). Man links in het donker is OvJ. 1 rechter heeft rug toegekeerd naar de zaal.
Twee manieren om naar het strafrecht te kijken:
Policing society: strafrecht is bedoeld om ongewenst gedrag strafbaar te stellen en te handhaven, om
orde en rust binnen samenleving te garanderen. Overheid heeft zwaard in handen om fouten burgers
af te straffen.
Policing the police: strafrecht is niet alleen policing society, maar is ook bedoeld om de overheid zelf
te beteugelen, de macht van de staat op een zo terughoudend mogelijke manier te laten instellen.
Dus niet alles strafbaar stellen, maar kijken naar andere manieren om een bepaald probleem aan te
pakken, zoals via burgerlijk- of bestuursrecht. En dat wanneer je een feit strafbaar stelt, je eisen stelt
aan de handhaving daarvan. Met wantrouwen kijken naar de staat.
Waarom strafrecht? Onrecht vergelden, of voorkomen dat iemand het nog een keer doen
(daderpreventie), of voorkomen dat de gemeenschap het slechte gedrag gaat volgen (generale
preventie). Verenigingstheorie: een combinatie.
Waarom stellen we strafbaar: als er schade is, of omdat men het vies/niet leuk vindt.
Vergelding en preventie spelen op het niveau van de straffen, maar ook het materiële strafrecht.
Verhaal Orestus. Moraal verhaal: op zoek gaan naar rechtvaardiging van straffen, waarvoor er wordt
gestraft.
Week 2: Legaliteit & daderschap
Begrippen zijn heel belangrijk.
Strafrecht mag niet zomaar worden ingezet, ins ingrijpend en ook nog een duur. Begrippen helpen
overheid bij bepalen om te vervolgen.
Strafwet
Is in eerste plaats wetboek Strafrecht zelf, maar ook wetten daarbuiten – bijzonder strafrecht. Kan
ook APV zijn van gemeente.
Wettelijke strafbepaling
Strafbepaling = delictsomschrijving + sanctienorm. Delictsomschrijving = omschrijving van gedrag en
die omschrijving is grof gezegd objectieve omstandigheden (beschrijving gedraging) en soms
subjectieve omstandigheden (opzet en schuld – bij misdrijven).
Enkele delictsomschrijving niet voldoende, moet ook gedrag zijn dat strafbaar is gesteld. Straf zelf
staat ook in strafbepaling – sanctienorm.
Wij kennen alleen een maximale straf als sanctienorm, geen minimale straf.
In SR strafbepaling 1 artikel. In bijzonder strafrecht vaak in 2 afzonderlijke bepalingen.
,Niet alle delicten in Sr hebben een aparte naam, maar sommige hebben een kwalificatie. Als er staat
‘als schuldig aan’, dan volgt daarna de kwalificatie. Kwalificatie staat los van delictsomschrijving, is
alleen de naam die aan het strafbare feit is gegeven.
Woorden die delictsomschrijving maken, noemen we bestanddelen. Zijn specifiek gekozen
begrippen, is zorgvuldig door wetgever over nagedacht – welke bestanddelen bouwstenen vormen
van delictsomschrijving. Begint meestal met ‘hij’ – geldt ook voor ‘zij’. ‘een ander van het leven
beroven’ – kan op heel veel verschillende manieren. Is wel ook beperkt, want het moet opzettelijk.
En je moet een ander van het leven beroven, dus dieren vallen hier bijvoorbeeld niet onder. De
ander moet ook dood zijn.
Er zijn verschillende typen delictsomschrijvingen.
Doleus delict = met opzet. Delicten waarin gevolg strafbaar is gesteld – materieel delict.
Culpoos delict = met schuld. Delict waarin niet gevolg, maar puur alleen het gedrag strafbaar is
gesteld (zoals valsheid van geschrifte) = formeel delict.
Delict waarbij iets wordt gedaan = commissiedelict. Strafbaar dat je niet iets deed, terwijl je wel iets
moest doen, je hebt nagelaten = omissie delict.
Doodslag is ook krenkingsdelict, want recht op leven wordt geschonden. Soms levert gevaar op voor
rechtsgoed, zoals trainen voor terrorisme – dan ben je strafbaar ook al is terroristisch handelen er
niet geweest.
1 delict kan op verschillende manieren worden getypeerd.
Strafbaar feit
Feitsbegrip wordt veel gebruikt. Feit = gebeurtenis die in de werkelijkheid is komen vast te staan. Feit
kan zijn een doen, kan ook zijn een laten.
Feit wordt een strafbaar feit, wanneer die gebeurtenis op grond van de wet strafbaar is gesteld/ met
straf wordt bedreigd. Wanneer geen bepaling in de wet die overeenstemt met dat feit = niet
strafbaar. voor heel veel feiten is strafrecht niet relevant.
Strafrecht kijkt alleen naar die feiten waarvan de wet heeft bepaald dat met straf wordt bedreigd –
strafrecht is fragmentarisch.
Art. 1 lid 1 Sr – strafrecht is alleen geïnteresseerd in feiten die onder wettelijke strafbepaling vallen.
Art. 350 Sr – als feit wel bewezen kan worden, maar valt niet onder wettelijke strafbepaling, dan kan
geen straf volgen, dan moet ontslag alle rechtsvervolging.
Uitgangspunt materiele strafrecht – alleen straf opgelegd wanneer feit valt onder wettelijke
strafbepaling. Daarvoor moet feit overeenkomen met wettelijke delictsomschrijving. Maar, er zijn
ook artikelen die aangeven wanneer iemand toch niet strafbaar is. Situaties waarin iemand valt
onder wettelijke delictsomschrijving, maar toch niet strafbaar is. Wettelijke delictsomschrijving is
begin voor het kunnen straffen, maar niet het eindpunt.
Iemand is bijv. niet strafbaar wanneer ten tijde van het delict leed aan psychische stoornis (art. 39
Sr).
Voorwaarden voor strafbaarheid
Wettelijke strafbepaling is niet hetzelfde als strafbaarheid. Moet niet alleen worden bewezen dat er
een feit (menselijke gedraging) is geweest. Voorwaarden:
Menselijke gedraging
die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving,
wederrechtelijk is
en aan des daders schuld te wijten.
Pas als alle voorwaarden vervuld, dan strafbaarheid.
Menselijke gedraging is ongeveer gelijk als het feit. Alleen een menselijke gedraging valt onder het
strafrecht. Al het overige gedrag valt buiten strafrecht.
, Gedraging/feit moet onder wettelijke delictsomschrijving vallen.
Soms gedrag gerechtvaardigd, bijv. bij zelfverdediging. Dan straffen onrechtvaardig.
Kunnen omstandigheden zijn dat iemands strafbaar feit begaat en niet te rechtvaardigen is, maar er
persoonlijke omstandigheden zijn zoals psychische stoornis, dat je geen verwijt kan maken, dus geen
straf.
Wet kent niet 4 voorwaarden, wet kent er 2. Laatste 2 voorwaarden noemen we de elementen.
Elementen zijn iets anders dan bestanddelen. Bestanddelen staan in een delictsomschrijving.
Elementen niet, maar moeten wel vervuld voordat tot strafbaarheid kan komen.
4 voorwaarden niet alleen in materiele strafrecht, maar ook in strafprocesrecht. Komen overeen met
de 3 vragen van 350 Sr.
Menselijke gedraging
Dieren zijn niet strafbaar (in huidige strafrecht). Wat een gedraging op zichzelf is, is geen definitie
van. Er zijn wel allemaal gedragingen genoemd in Sr.
Gedraging = gewilde spierbeweging. Betekende dat alleen die gedragingen van belang zijn die een
werking zijn van de wil. Gebeurtenissen die op andere manieren ontstaan vallen buiten strafrecht.
Uitgangspunt is wilsvrijheid – dat mensen zelf keuzes kunnen maken en vervolgens voor die keuzes
ter verantwoording kunnen worden geroepen.
Gedraging moet uiterlijk waarneembaar zijn (spierbeweging). Er moet iets gebeuren, iets veranderen
in rechtswerkelijkheid. Gedragingen kunnen op verschillende manieren worden omschreven: iets
doen, iets nalaten (eigenlijk niet doen, maar wordt in het strafrecht gezien als een doen), en het in
stand laten van een verboden toestand (iets dat niet mag, zoals drugs in huis hebben). Gedraging dus
juridisch beschouwen en niet puur feitelijk.
Alleen gedrag is strafbaar, wat je denkt is niet strafbaar. Alleen als dit zich openbaart kan het
strafbaar zijn. Strafrecht = daadstrafrecht. Met name bij voorbereidingshandelingen speelt: wanneer
nog te veel gedachte en wanneer een daad?
Dader is strafrechtelijk begrip, is niet zo dat elke daad die wordt begaan betekent dat degene die dat
doet een dader is. Art. 47 lid 1 Sr bepaalt wie als daders worden gestraft. Strafmaximum voor al die
figuren hetzelfde – of je nou feit pleegt of uitlokt. Maar verder grote verschillen tussen de 4
categorieën.
Pleger is dader die zelfstandig bestanddelen delictsomschrijving vervult. Degene die het feit begaat.
De pleger is uitgangspunt van het strafrecht.
Deze week arrest over functionele pleger – niet strafbaar op grond regeling in de wet, maar op basis
iets anders. Ontstond vooral in economische strafrecht. Niet alle bedrijven rechtspersoonlijkheid, je
hebt ook eenmanszaak met meerdere werknemers. Bijv. een werknemer pleegt een strafbaar feit,
wie is dan aansprakelijk? Degene die het brood gebakken heeft en daar onvoldoende ingrediënten in
heeft gedaan? Zou je zeggen, want die heeft gedaan en voldoet aan delictsomschrijving. Maar moet
je niet ook de baas aanspreken, die eindverantwoordelijk is? Is probleem als je puur uitgaat van
plegen. Functioneel daderschap lost dit probleem op – soms onder bepaalde voorwaarden moet je
iemand uit hoofde van functie aanspreken op datgene dat binnen zijn onderneming plaatsvindt. Dan
zeg je: heb weliswel zelf niet gepleegd, maar toch vinden we u aansprakelijk, alsof zelf gepleegd heeft
- fictie.
Is baas dan automatisch aansprakelijk omdat knecht iets fout heeft gedaan? Nee. Er is geen
risicoaansprakelijkheid.
IJzerdraad arrest – aangegeven wanneer functionaris aansprakelijk is voor gedragingen in het kader
van zijn onderneming. Hier waren bepaalde formulieren niet ingevuld, vraag was of ondernemer
strafrechtelijk aansprakelijk was. HR twee voorwaarden:
Beschikken – je moet beschikkingsmacht hebben over handelingen medewerker, of je er
controle over uit kunt oefenen