Samenvatting Staatsrecht
Week 1: Staatsrecht, rechtsstaat en democratie
Staatsrecht kan zich niet te makkelijk beperken tot hoe het is, maar moet ook kijken of de huidige situatie
wenselijk is, en zo niet: kijken of het verbeterd kan worden.
Yascha Mounk
Vraag: of onvrede burgers en/over populisme te maken heeft met staatsrecht.
Liberal democracy = democratische rechtsstaat.
In illiberale democratieën (Polen, Hongarije) neemt
aandacht voor rechtsstaat af. Er zijn wel
verkiezingen, maar mensen aan de macht nemen
maatregelen die rechtsstatelijk gehalte van het land
reduceren, bijv. door rechters te ontslaan (inbreuk
onafhankelijkheid rechterlijke macht).
Mounk voegt 3e categorie toe: ondemocratisch
liberalisme = voldoet rechtsstatelijk aan eisen, maar democratie komt onder druk te staan doordat deze eisen
te serieus worden genomen. Bevolking voelt dat ze onvoldoende invloed kan uitoefenen op het beleid, omdat
dit vast zit in rechtsstatelijke waarborgen (beperkingen door grondrechten).
Theorie Mounk: landen zoals NL, waar het democratische rechtsstaat lijkt, kunnen naar ondemocratisch
liberalisme gaan, en door onvrede, nieuwe meerderheid aan de macht en terugdringen rechtsstaat kan het
land dan naar een illiberale democratie gaan.
Antidemocratisch dilemma = er zijn nu zoveel technocratische instanties (beleidsmakers beslissen aan de
hand van adviezen) dat het systeem minder democratisch is, maar we kunnen ook niet zonder die instanties
omdat ze ook veel goeds doen.
Link met legaliteitsbeginsel: wetgever is steeds meer regelgevende taken aan het delegeren aan het bestuur
(Minister), maar die kan ook niet alles doen, dus steeds meer gedelegeerd; ambtenaren krijgen steeds meer
een eigen regelgevende taak, worden pseudo-wetgevers.
Sociale rechtsstaat
Er is een overgang van de liberale naar sociale rechtsstaat. Geen definitie van sociale rechtsstaat. Door
opkomst veranderingen in machtsverdeling: van origine ligt het primaat voor regelgeving bij de wetgever,
maar nu door toename taken wordt er meer gedelegeerd aan het bestuur groei bestuursrecht.
Tweede belangrijke ontwikkeling: kijk op wetgeving is van karakter veranderd in een meer instrumentele
visie. Vroeger was wetgeving waarborgfunctie voor individuele vrijheden. Nu is dit op de achtergrond geraakt
en wetgeving is meer gericht op zorgen dat bestuur goed kan functioneren in de rechtsstaat; is bijna een
beleidsinstrument geworden.
Omslagpunt in de jaren 80, door herijking overheidsingrijpen bestuur kreeg te veel taken gedelegeerd,
waardoor overheidstaken werden geprivatiseerd en zelfstandige bestuursorganen opkwamen. Instanties die
nog verder van de burgers stonden. Originele idee was het kiezen van vertegenwoordigers die wetten
opstellen, dat verschoof naar bestuur, en nu naar marktpartijen.
Hierdoor is ook het legaliteitsbeginsel onder druk komen te staan.
Werkgroep
Twee soorten regels (conceptueel):
Geldigheidsregels = regels die geldigheid bepalen. Als hier niet aan wordt voldaan, dan bestaat de
regel juridisch niet. Criteria uit het Prof. van den Bergh arrest voor geldigheid:
o Concept wet is aangenomen door de Staten-Generaal
o Bekrachtigd door de Koning
Rechtmatigheidsregels = regels die rechtmatigheid bepalen. Als hier niet aan wordt voldaan, dan is er
wel sprake van een wet, maar heb je een schending van het recht.
Pagina 1 van 18
,Wanneer is er sprake van een geldige staat (volgens wetenschappelijke doctrine):
1. Grondgebied
2. Volk
3. Effectief gezag (machtsmiddelen/ geweldsmonopolie)
Bij Montevideo spreken ze ook van rechtsbetrekkingen kunnen aangaan met andere staten.
Een eventuele schending van de Gw door de staat betekent niet dat de staat niet geldig is, maar dat de staat
onrechtmatig heeft gehandeld/ er een schending van het recht is. De staat is alsnog geldig.
Rechtsstaat bevat de volgende eisen:
1. Legaliteitsbeginsel: wettelijke grondslag voor overheidsoptreden. Overheidsbevoegdheden moeten
gebaseerd zijn op de (Grond)wet. Totstandkomingsmoment(en):
a. Formele legaliteitsbeginsel. Meerenberg arrest: de Kroon (koning + ministers = regering) mag
alleen AMvB’s maken als de (Grond)wet dit uitdrukkelijk toekent. Beginpunt
legaliteitsbeginsel, hiervoor zei Kroon: als er niet staat dat ik het niet mag, dan mag ik het. Nu
omgedraaid: mag niet, tenzij het er uitdrukkelijk staat. Wordt niet naar inhoud gekeken, maar
of de wet het toestaat.
b. Materiële legaliteitsbeginsel: Fluoridering arrest: als overheidsmaatregelen van zo’n
ingrijpende aard zijn, dan kan dat slechts op grond van een wet. Slechts toegestaan als de
wetgever daartoe de mogelijkheid biedt. In arrest: had staat bevoegdheid niet om die stoffen
aan het water toe te voegen. Wordt naar inhoud van wet gekeken.
2. Scheiding der machten: uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht.
- In NL wel functionele machtenscheiding, maar niet institutionele, want niet elke macht wordt
door een verschillend instituut bevolkt regering is wetgevend + uitvoerend. NL:
a. Wetgevende macht = regering + Staten-Generaal
b. Uitvoerende macht = regering
c. Rechterlijke macht = rechters
Vroeger regeerde koning met Koninklijke besluiten, zonder wetgever te betrekken. Staten-
Generaal had niet zoveel te vertellen, maar werd sterker door:
- Meerenberg arrest: uitvoerende macht/regering/Kroon kon nu niet meer om Staten-Generaal heen. Zij
hadden pas bevoegdheid als het van een wet mag, en die wordt mede bepaald door Staten-Generaal.
- 1848: herziening grondwet (Thorbecke), wetgevende macht meer bevoegdheden.
3. Grondrechten
- Vooral na WO2 vastgelegd, dat leidde tot o.a. VN.
- In NL eerste grondrecht in eerste grondwet 1814, daarna steeds meer. Sinds 1983 de uitgebreide
grondrechten die we nu hebben. Internationaal: NL lid van EVRM: 1954.
- Vanaf wanneer kunnen grondrechten worden ingeroepen tegen de overheid:
i. Toen NL lid werd van EVRM (1954): via Grondwet kunnen we niet formele wetgever
aanspreken, maar via EVRM wel.
ii. Individueel klachtrecht bij EHRM (1994) als alle nationale rechtsmiddelen zijn
uitgeput, dan kan je zeggen: heel Nederland heeft rechten geschonden – dan kan
EHRM de gehele staat (waaronder ook rechter) aanspreken.
4. Onafhankelijke rechter: rechter krijgt staatsfunctie rechtspreken toebedeeld (sinds 1814). Andere
definitie: overheidshandelen moet je altijd aan een rechter voor kunnen leggen.
a. Guldemond/ Noordwijkerhout arrest: objectum litis-leer. Hiervoor werd gezegd:
publiekrechtelijke verhouding tussen burger en overheid, dus kan de rechter niks mee doen.
Nu: kijken naar waar burger beroep op deed, als dat OD was, dan is het privaatrechtelijk en
kan de rechter wel een oordeel vellen.
b. Benthem arrest: Kroonberoep afgeschaft (daarmee kon je niet naar rechter).
In rechtsstaat is de constitutie het hoogste document. Staat is onder gezag van het recht.
Rule of law heeft geen machtenscheiding, en niet perse grondrechten (kan ingelezen in minimumeisen, maar
is niet heel sterk).
Rechtsstaat Rule of Law
Legaliteitsbeginsel: Voorschrift van rechtmatigheid:
Pagina 2 van 18
, grondslag in de wet overheidsbevoegdheden/handelen moeten
grondslag vinden in het recht en binnen
grenzen van het recht blijven
Machtenscheiding Recht heeft minimumeisen van
rechtvaardigheid: afwezigheid willekeur,
toepassing gelijkheidsbeginsel & toegang tot
onafhankelijke rechter
Onafhankelijke rechter
Grondrechten
Eisen democratische rechtsstaat: legaliteitsbeginsel, machtenscheiding en democratische legitimatie.
Leges arrest: uitleg wanneer sprake van diensten in de zin van art. 229 lid 1 sub b Gemw als het gaat om
werkzaamheden die rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten
behoeve van een individualiseerbaar belang. Bij paspoort: de grens over gaan, bij rijbewijs: rijden. Gaat voor
ID kaart niet op, dient alleen een algemeen belang: identificatieplicht. Paspoort heeft toegevoegde functie,
rijbewijs ook, maar ID-kaart niet. Dient alleen algemeen belang, daar mag je geen leges voor vragen op basis
van dit artikel legaliteitsbeginsel.
Rechtzekerheidsbeginsel (art. 43 lid 2 van het Statuut) = de burger moet kunnen afgaan op het geldend recht
en de toepassing die daar door het bestuur gewoonlijk aan wordt gegeven. Hier kan je het verbod op
terugwerkende kracht in lezen. Art. 88 Gw: wetten treden niet in werking voordat zij bekend zijn gemaakt
(maar kunnen na bekendmaking wel terugwerkende kracht hebben).
AMvB en ministeriële regeling zijn geen wetten, dus voldoen niet aan het legaliteitsbeginsel. Beide omzeilen
ook de wetgever; hierdoor wordt meest democratische staatsorgaan omzeild (parlement is democratisch
gekozen, maar regering niet). AMvB heeft wel meer waarborgen dan regeling: moet gepubliceerd in het
staatsblad, beraadslaging in ministerraad, Raad van State moet worden gehoord.
Week 2: Politiek staatsrecht
Achterliggende principe van politiek staatsrecht is democratie. Naast legaliteitsbeginsel moet wetgeving ook
afkomstig zijn van een democratisch gelegitimeerde wetgever. Ook link met scheiding der machten: politieke
staatsrecht gaat over regering en Staten-Generaal. Dit is machtenscheiding op horizontaal niveau.
Democratiebeginsel
Het democratiebeginsel is niet expliciet terug te vinden in de Grondwet. In art. 50 Gw is alleen de indirecte
representatieve democratie vastgelegd. Problematisering begrip ‘democratie’: worden verschillende
kwaliteitseisen aan gesteld door verschillende democratieën (dit volgt uit boek).
Artikel van Boogaard: sprake van gemengde democratie en dit is ook gecodificeerd.
1e laag democratiebegrip idee dat individuele vertegenwoordigers in het parlement een rationele
uitwisseling met collega’s hebben en dan in het algemeen belang tot bepaalde besluiten komen (= klassieke
parlementaire democratie). Is gecodificeerd in art. 50 Gw.
2e laag democratiebegrip debat moet niet gevoerd door individuele vertegenwoordigers, maar door
groepen op basis van politieke overtuigingen (= partijen democratie). Hiervoor is een mate van evenredige
vertegenwoordiging nodig, dus kiesstelsel moest aangepast. Gecodificeerd in art. 53 Gw.
3e laag democratiebegrip direct verband tussen de politieke wil van de burgers en de besluiten die in de
Staten-Generaal worden genomen (= plebiscitaire democratie, van het volk).
Boogaard ziet gemengde democratie als combinatie van deze 3 lagen.
Yascha Mounk: sluipende erosie van de democratie. Wordt veroorzaakt door de bureaucratie (ambtenaren),
door internationalisering, door de rechters die steeds prominentere plaats hebben ingenomen in het
staatsbestel en door de grondrechten.
Pagina 3 van 18