Samenvatting Bestuursprocesrecht
Week 1: Inleiding tot het systeem van
rechtsbescherming
Historische ontwikkeling
Bijna elk land begint met een sterke vorst, niet met parlementaire democratie. Vorst heeft absolute macht,
staat dat niet vaak af of laat zich controleren. Burgers in opstand, omdat hun eigendomsrecht werd geraakt.
Eerste bestuursrechtspraak is altijd bij civiele rechter. Door koning gezegd dat HR geen rechtsmacht heeft
over regeringsbesluiten, maar in grondwet staat dat dit wel kan. HR wilde aparte rechtspraak voor regerings-
aangelegenheden op maat: laagdrempelig, snelheid en enige gevoeligheid voor de bestuurlijke dimensie.
Kwam binnen het bestuur: Raad van State (adviesorgaan van de Kroon met koning als voorzitter); werd
bevoegd voor Kroonberoep. Behandelde administratief beroep. Had al gezag, geen procesregels.
Zowel in parlement als wetenschappelijk debat is gekozen om rechtsbescherming binnen het bestuur te
regelen en niet via een onafhankelijke rechter. RvS als hoogste bestuursorgaan.
In praktijk administratief beroep: bij een hoger bestuursorgaan, maar geen onafhankelijke rechter. Eerste
onafhankelijke bestuursrechters waren Raad van Beroep en Centrale Raad van Beroep. Na Benthem arrest
Kroonberoep (administratief beroep) afgeschaft, want was geen onafhankelijke rechtspraak.
Kenmerken bestuursprocesrecht
Je kan alleen tegen een besluit in beroep. Besluit als voorwerp van geschil.
Door besluitvorming en bezwaarprocedure voorkomen dat het bij de rechter komt.
Rechtmatigheidstoetsing ex tunc: bij de rechter gaat het om schending juridische regels, hiervoor
kijken of toen een rechtmatig besluit is genomen. Controle van bestuur.
Oog voor ongelijke verhouding partijen. Besluit is eenzijdige machtsuitoefening: overheid bepaalt jouw
rechten. Hierom moet je er makkelijk tegenin kunnen gaan: laag griffierecht, geen advocaat nodig en
bestuursorgaan moet hele dossier overhandigen.
Elk geschil raakt belangen van derden en/of maatschappij. Hierom korte beroepstermijnen,
laagdrempelige procedure, materiële waarheidsvinding en een niet-lijdelijke rechter.
Rechtsvergelijking met burgerlijk- en strafprocesrecht
Grootste verschil: originele rechtsvaststelling gebeurt niet door de rechter, maar door de bestuursorganen.
Die hebben de expertise en het gaat ook om een enorm aantal besluiten. De rechter kijkt of dit zorgvuldig is
gedaan en goed is gemotiveerd. Bij civiel en straf gaan veel conflicten over het verleden. Bij bestuursrecht
gaat het veel over de toekomst; bijv. verblijfsvergunning. Is veel tijdsdruk, hierom beslistermijnen. Door
snelheid ook slordigheidsfoutjes, daarom ex tunc kijken: wat kon toen in redelijkheid worden besloten?
Begunstigend bestuursrecht (jij wil iets van overheid, dat moet jij bewijzen, partijen tegenover elkaar) lijkt op
civiel recht: veel verantwoordelijkheid bij partijen. Maar in bestuursrecht geen partijautonomie.
Belastend bestuursrecht (dwangsommen, bestuurlijke boetes) lijkt meer op strafrecht.
Ontwikkelingen die in alle drie civiel, straf en bestuursrecht zitten, komen door art. 6 EVRM. Wordt autonoom
uitgelegd door EHRM: elk besluit dat je krijgt, daarmee worden jouw burgerlijke rechten vastgesteld, heeft
invloed op jouw vrijheidsrechten, dus daarom ook van toepassing op bestuursrecht. Boete is ook een criminal
charge, dus valt onder art. 6 EVRM.
Bevoegdheid bestuursrechter en voorwerp geschil
Elk geschil begint met besluit in primo (bip). Dat gaat vaak om wat jij aangevraagd hebt. Dan rechtsmiddel:
bestuurlijke voorprocedure, is vaak bezwaar. Dan krijg je beslissing op bezwaar (bob). Dan ga je beroep
instellen bij rechtbank, hierbij gaat het over bob = bestreden besluit, voorwerp geschil. In hoger beroep gaat
het om de rechtbankuitspraak (bestreden besluit). Focus geschil verschuift gedurende de procedure.
Je kunt alleen tegen zelfstandig appellabele besluiten procederen. Uitsluiting van beroepsmogelijkheden (art.
8:3, 8:4 en 8:5 Awb). Belangrijk: je kan niet tegen AVVs en beleidsregels procederen. Uitzondering: je kan wel
tegen een bestemmingsplan procederen, ondanks dat het een AVV is (art. 8:6 Awb jo. art 2 bevoegdheids-
Pagina 1 van 18
,regeling bestuursrechtspraak). Procederen kan verder tegen beschikkingen (persoonlijk uitvoeringsbesluit) en
andere besluiten van algemene strekking zoals cbas die ook een concrete rechtsvaststelling zijn.
Werkgroep
Je kan in beroep als je voldoet aan de drie B’s: besluit, belanghebbende en bezwaar (voorprocedure).
Verschillende rechtsprekende instanties voor bestuursrechtspraak in hoogste instantie:
1. Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (algemeen hoogste bestuursrechter)
2. Centrale Raad van Beroep (sociale zekerheid, beschermt kleine burgers)
3. College van Beroep voor het bedrijfsleven (economische geschillen)
4. Gerechtshoven/Hoge Raad
De Awb wordt door al deze rechters gebruikt als leidraad. Gevaar dat het door verschillende rechters
verschillend wordt uitgelegd. Er zijn drie manieren om dit te voorkomen. Ten eerste de Commissie
rechtseenheid bestuursrecht, wat een informele commissie is die niks bindends kan zeggen. Is ook niet
transparant, maar maakt hierdoor wel sinds 2018 een jaarverslag. Ten tweede de grote kamer waar naartoe
kan worden verwezen (art. 8:10a Awb). Van elk college zit er iemand in, met zijn 5en doen ze een zitting en
een uitspraak. Dit is een formele oplossing, net als de conclusie: wordt gevraagd aan een wetenschapper bij
een ingewikkelde zaak, die schrijft dan over de verschillende jurisprudentielijnen (art. 8:12a Awb).
Een besluit (art. 1:3 Awb) is altijd schriftelijk, moet iets veranderen in de wereld van het recht (rechtsgevolg)
en moet van een bestuursorgaan komen. Soorten besluiten:
a) Beschikkingen: gericht op persoon op bepaalbare groep, één situatie.
b) Besluiten van algemene strekking: altijd over meer dan één geval.
i. Beleidsregels
ii. Algemeen verbindende voorschriften (AVV)
iii. Andere besluiten van algemene strekking (C-bas)
Een belanghebbende kan tegen een besluit opkomen (art. 1:2 Awb). Er zijn 5 criteria voor een
belanghebbende, de OPERA-criteria: objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel. Eigen betekent van
jouwzelf, persoonlijk betekent dat je ten opzichte van anderen je moet onderscheiden. Volgens HR moeten er
voor jou gevolgen van enige betekenis zijn.
Belanghebbende rechtspersonen gaan vaak via art. 1:2 lid 1 Awb, maar voor rechtspersonen die een
algemeen belang behartigen geldt lid 3. Zij moeten het belang ‘in het bijzonder’ behartigen. Hiervoor kijken
naar statutaire doelstellingen (waarom opgericht) en feitelijke werkzaamheden (niet alleen procederen).
Regels voor bestemmingsplannen zijn geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Regels over bouw-
gerelateerde vergunningen staan allemaal in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Een milieuzone is een verkeersbesluit en daar kan je tegen opkomen op grond van art. 18 jo. 20 WVW. Als een
bord wordt geplaatst en daarmee verandert iets, dan gebeurt dit volgens een verkeersbesluit (art. 15 WVW).
Verkeersbesluiten worden genomen door het college van B&W (art. 18 lid 1 onder d WVW). Een milieuzone is
dus geen AVV, maar de aanwijzing van een gebied waar de regel gaat gelden, dus een C-bas.
Beleidsregels zijn interne regels om bepaalde besluitvorming gelijk te trekken. Hier staat geen beroep tegen
open (art. 8:3 Awb), maar je kan ze wel aantasten via een exceptieve toetsing; als jouw aanvraag wordt
afgewezen op basis van beleidsregels, kan je in beroep zeggen dat de beleidsregels niet deugen. Rechter kan:
a) Beleidsregel mag niet toegepast als het gevolg onevenredig is met het te dienen doel (art. 4:84 Awb).
Dit is een inherente afwijkingsbevoegdheid/ afwijkingsplicht. Er moet altijd worden gekeken of in een
individueel geval het beleid tot onevenredigheid leidt. Als je dat niet doet, is het onevenredig.
b) Buiten toepassing laten: in dit geval geldt de beleidsregel niet
c) Onverbindend verklaren: de beleidsregels geldt niet in alle gevallen
Week 2: Bestuurlijke voorprocedures
Ontvankelijkheid
Termijn. In een besluit moet een rechtsmiddelenclausule zijn opgenomen, waarin staat hoe je tegen het
besluit kan opkomen (art. 3:45 Awb). Als hier fouten in staan, wordt dat aan het BO toegerekend. Als het
verkeerde orgaan wordt genoemd, geldt er een doorzendplicht (art. 6:15 Awb). Als er een verkeerde termijn
Pagina 2 van 18
, wordt genoemd mag je daar in principe op vertrouwen en geldt verschoonbare termijnoverschrijding als je
buiten de wettelijke termijn bent (art. 6:11 Awb). Verschoonbare termijnoverschrijding arrest: als er geen
rechtsmiddelenclausule is opgenomen maakt het uit of partijen bij worden gestaan door een professionele
gemachtigde. Ook verenigingen en stichtingen die vaak procederen worden verondersteld kennis te hebben
over de termijnen en kunnen geen beroep doen op verschoonbare termijnoverschrijding. Kan alleen in
uitzonderlijke gevallen: als echt onduidelijk is of het een besluit is of niet. Als je te laat bent, maar er was geen
rechtsmiddelenclausule, moet je binnen 2 weken beroep instellen met verschoonbare termijnoverschrijding.
Na ontvangst besluit z.s.m. bezwaar of beroep instellen. Termijn voor instellen van bezwaar en beroep is 6
weken (art. 6:7 Awb). Handig om aangetekend te versturen, want dan heb je bewijs en je bent er zelf
verantwoordelijk voor dat je op tijd bezwaar instelt. Vanwege verzendperikelen geldt de gemitigeerde
ontvangsttheorie (art. 6:9 lid 2 Awb): bezwaar per post is ook binnen de termijn als het binnen een week na
de termijn is ontvangen. Gold eerst alleen voor post-staatsbedrijf, nu voor alle postbedrijven.
Probleem: cliënt komt op allerlaatste dag binnen. Oplossing: pro forma bezwaar- of beroepschrift instellen,
waarmee je aan alle eisen voldoet (alle gegevens bezwaarmaker en besluit) behalve je inhoudelijke gronden.
Dan dien je een niet-ontvankelijk stuk in, maar art. 6:5 Awb bepaalt dat het BO je een termijn moet geven om
gebreken te herstellen. Hiermee heb je procestermijn gehaald en krijg je tijd om zaak voor te bereiden.
Er zijn lage eisen voor een bezwaarschrift, zo lang je maar duidelijk hebt gemaakt dat je het ermee oneens
bent. Briefje met “Hallo koning onbenul, waar zijn we nou eenmaal mee bezig?” is ook een bezwaar. Als je
ongenoegen duidelijk is gemaakt, dan geldt art. 6:6 Awb en moet je gelegenheid krijgen om aan te vullen.
Art. 8:36a Awb: regeling voor digitaal procederen bestuursrechter, geldt alleen voor verplicht digitaal
procederen, bijv. bij asiel. In andere gevallen kan digitaal procederen niet, tenzij dit door het BO of de
rechtspraak mogelijk is gemaakt (art. 8:40a jo. 2:15 Awb). Veel mensen sturen een e-mail, dat wordt vaak niet
geaccepteerd. Bezwaar langs digitale weg arrest: als digitale weg niet open staat (art. 2:15 Awb) en er wel
digitaal bezwaar wordt gemaakt, mag je het bezwaar niet zomaar niet-ontvankelijk verklaren, omdat art. 6:6
Awb analoog moet worden toegepast en het BO je in de gelegenheid moet stellen om het alsnog volgens de
geldige weg in te dienen. Maar alleen bij mailadressen waarvan je een reactie mag verwachten, het moet iets
met jouw zaak te maken hebben (en bijv. ook niet privé e-mail wethouder).
Als je te laat bent met bezwaar maken, je hebt niet eerder je ongenoegen geuit en er is geen sprake van een
verschoonbare termijnoverschrijding, dan kan je in principe opnieuw een verzoek doen/ besluit aanvragen bij
het BO. Die kan beslissen om het opnieuw te behandelen of om het vereenvoudigd af te doen (art. 4:6 Awb).
Art. 6:13 Awb: je kan pas beroep instellen als je de bestuurlijke voorprocedure hebt doorlopen. Als je dit niet
hebt gedaan, kan je in beginsel niet in beroep, tenzij je een tegengesteld belang hebt van iemand anders die
procedeert. Of als door iemands anders’ beslissing op bezwaar jij meer benadeeld wordt. Dan kan je op een
later moment in de procedure stappen. Andere optie: via andere belanghebbende die wel op tijd was.
Bij het uitblijven van een besluit door een BO kan je deze in gebreke stellen (art. 4:17 Awb). Het BO heeft dan
nog 2 weken om alsnog op je aanvraag/ bezwaar te beslissen en als dat niet gebeurt krijg je na die 2 weken
dwangsommen. Beslistermijn is in beginsel 8 weken, tenzij iets bijzonders geregeld (art. 4:13 Awb). Voor de
bezwaarprocedure geldt een beslistermijn van 6 weken (art. 7:10 Awb). Tegen het niet tijdig nemen van een
besluit kan je ook direct in beroep (art. 8:55a Awb). Als niet tijdig op een beschikking is beslist, is deze van
rechtswege gegeven (lex silencio positivo, art. 4:20b Awb). Dit is alleen van toepassing als dat uitdrukkelijk in
het wettelijk voorschrift staat. Beschikking moet verder ook tijdig gepubliceerd, als dat uitblijft kan het
eventueel afgedwongen door een ingebrekestelling (art. 4:20c en d Awb).
Belanghebbende. Moet een rechtstreeks belang hebben (art. 1:2 Awb), daarachter zitten de OPERA-criteria.
Persoonlijk belang = waar jij je op beroept is individueel van aard en je moet je voldoende onderscheiden aan
de massa gelet op o.a. zicht en afstand. De grootte van de groep is minder relevant; bijv. bij besluit met
enorme maatschappelijke impact (zoals vergunning kernreactor) is het geaccepteerd dat er een grote groep
belanghebbenden zijn. Gaat er vooral om dat jij individueel wordt geraakt, een gevolg van enige betekenis.
Rechtstreeks belang = direct getroffene, gelet op causaliteit. Bij iets rondom de woning die je huurt heb jij een
direct belang, maar het kan ook zijn dat de verhuurder geraakt wordt in een individueel recht.
Pagina 3 van 18